This repository has been archived by the owner on Feb 5, 2019. It is now read-only.
-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 0
/
nl.leemhuis.txt
6249 lines (6247 loc) · 888 KB
/
nl.leemhuis.txt
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
782
783
784
785
786
787
788
789
790
791
792
793
794
795
796
797
798
799
800
801
802
803
804
805
806
807
808
809
810
811
812
813
814
815
816
817
818
819
820
821
822
823
824
825
826
827
828
829
830
831
832
833
834
835
836
837
838
839
840
841
842
843
844
845
846
847
848
849
850
851
852
853
854
855
856
857
858
859
860
861
862
863
864
865
866
867
868
869
870
871
872
873
874
875
876
877
878
879
880
881
882
883
884
885
886
887
888
889
890
891
892
893
894
895
896
897
898
899
900
901
902
903
904
905
906
907
908
909
910
911
912
913
914
915
916
917
918
919
920
921
922
923
924
925
926
927
928
929
930
931
932
933
934
935
936
937
938
939
940
941
942
943
944
945
946
947
948
949
950
951
952
953
954
955
956
957
958
959
960
961
962
963
964
965
966
967
968
969
970
971
972
973
974
975
976
977
978
979
980
981
982
983
984
985
986
987
988
989
990
991
992
993
994
995
996
997
998
999
1000
1|1|In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige.
1|2|Lof zij God, de Heer van de wereldbewoners,
1|3|de erbarmer, de barmhartige,
1|4|de heerser op de oordeelsdag.
1|5|U dienen wij en U vragen wij om hulp.
1|6|Leid ons op de juiste weg,
1|7|de weg van hen aan wie U genade geschonken hebt, op wie geen toorn rust en die niet dwalen.
2|1|A[lif] Lfaam] M[iem].
2|2|Dat is het boek, waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de godvrezenden,
2|3|die geloven in het verborgene, de salaat verrichten en bijdragen geven van wat Wij hun voor hun levensonderhoud gegeven hebben
2|4|en die geloven in wat naar jou neergezonden is en in wat voor jouw tijd is neergezonden; van het hiernamaals zijn zij vast overtuigd.
2|5|Zij volgen de leidraad van hun Heer en zij zijn het die het welgaat.
2|6|Zij die ongelovig zijn, voor hen maakt het niet uit of je hen waarschuwt of niet; zij geloven niet.
2|7|God heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen is een sluier; voor hen is er een geweldige bestraffing.
2|8|Er zijn mensen die zeggen: "Wij geloven in God en de laatste dag", maar zij zijn geen gelovigen.
2|9|Zij denken God en hen die geloven te misleiden, maar zij misleiden slechts zichzelf zonder het te beseffen.
2|10|In hun harten is een ziekte en God heeft hun ziekte verergerd; voor de leugens die zij spraken krijgen zij een pijnlijke bestraffing.
2|11|Als men tot hen zegt: "Brengt geen verderf op de aarde", zeggen zij: "Wij scheppen slechts orde."
2|12|Toch zijn zij het die verderf brengen, maar zij beseffen het niet.
2|13|Als men tot hen zegt: "Gelooft zoals de mensen geloven", zeggen zij: "Zullen wij dan geloven zoals de dwazen geloven?" Toch zijn zij de dwazen, maar zij weten het niet.
2|14|Als zij hen die geloven ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven", maar als zij met hun satanische makkers alleen zijn zeggen zij: "Wij horen bij jullie. Wij waren enkel aan het spotten."
2|15|God drijft de spot met hen en laat hen in hun onbeschaamdheid doorgaan met dwalen.
2|16|Zij zijn het die de dwaalweg ten koste van de leidraad gekocht hebben, maar hun handel zal hun niets opleveren en zij volgen het goede pad niet.
2|17|Zij lijken bijvoorbeeld op iemand die een vuur aangestoken heeft. Als het dan alles rondom hem verlicht, neemt God hun licht weg en laat hen achter in de duisternis, zodat zij niets zien.
2|18|Doof, stom en blind zijn zij. Zij keren dan ook niet terug.
2|19|Of als een wolkbreuk uit de hemel waarin duisternis, donder en bliksem is. Uit doodsangst steken zij voor de donderslagen hun vingers in de oren, maar God heeft de ongelovigen omsingeld.
2|20|Bijna ontneemt de bliksem hun het gezichtsvermogen. Telkens als hij hun licht geeft lopen zij erin, maar als het weer donker is, staan zij stil. Als God het wilde ontnam Hij hun gehoor en gezichtsvermogen. God is almachtig.
2|21|O mensen, dient jullie Heer die jullie en hen die er voor jullie waren geschapen heeft -- misschien zullen jullie godvrezend worden --
2|22|die voor jullie de aarde tot een rustbed heeft gemaakt en de hemel tot een gebouw en die uit de hemel water heeft laten neerdalen en daarmee vruchten heeft voortgebracht voor jullie levensonderhoud. Schrijft aan God geen gelijken toe, terwijl jullie beter weten.
2|23|Als jullie in twijfel verkeren over wat Wij tot Onze dienaar hebben neergezonden, komt dan met een overeenkomstige soera en roept buiten God om jullie getuigen op, als jullie gelijk hebben.
2|24|Als jullie dat niet doen -- en jullie zullen het niet doen -- vreest dan het vuur waarvan mensen en stenen de brandstof zijn en dat voor de ongelovigen is klaargemaakt.
2|25|Verkondig het goede nieuws aan hen die geloven en de deugdelijke daden doen dat er voor hen tuinen zijn, waar de rivieren onderdoor stromen. Telkens als zij daaruit met vruchten gevoed worden zeggen zij: "Dit kregen wij vroeger ook al als levensonderhoud." Het wordt hun zo gegeven dat het er precies op lijkt. Voor hen zijn er daar reingemaakte echtgenotes en zij zullen daar altijd blijven.
2|26|God schaamt zich niet een voorbeeld te geven met behulp van een mug of wat daarbovenuit gaat. Zij die geloven weten, dat het de waarheid is die van hun Heer komt. Zij die ongelovig zijn zeggen echter: "Wat bedoelt God toch met een dergelijk voorbeeld?" Hij misleidt daarmee velen en Hij wijst daarmee velen de goede richting. Hij misleidt slechts de verdorvenen,
2|27|die de verbintenis met God, nadat zij is overeengekomen, verbreken, wat God geboden heeft samen te voegen scheiden en verderf op de aarde brengen. Dat zijn zij, de verliezers.
2|28|Hoe zouden jullie niet in God geloven? Jullie waren toch dood en Hij heeft jullie leven gegeven. Hij zal jullie laten sterven en vervolgens weer tot leven brengen, waarop jullie tot Hem terug zullen keren.
2|29|Hij is het die voor jullie al wat er op de aarde is geschapen heeft. Toen wendde Hij zich tot de hemel en fatsoeneerde hem tot zeven hemelen. Hij is alwetend.
2|30|Toen jouw Heer tot de engelen zei: "Ik ga op aarde een plaatsvervanger aanstellen", zeiden zij: "Gaat U daar iemand aanstellen die er verderf brengt en bloed vergiet, terwijl wij U lofprijzen en Uw heiligheid eren?" Hij zei: "Ik weet wat jullie niet weten."
2|31|En Hij onderwees Adam alle namen. Toen legde Hij hen aan de engelen voor en zei: "Deelt mij de namen van dezen maar mee, als jullie gelijk hebben."
2|32|Zij zeiden: "U zij geprezen! Wij weten slechts wat U ons hebt onderwezen. U bent de wetende, de wijze
2|33|Hij zei: "Adam, deel hun hun namen mee." Toen hij hun dan hun namen meedeelde zei Hij: "Had Ik jullie niet gezegd dat Ik het onzichtbare van de hemelen en de aarde ken en weet, wat jullie openlijk en in het verborgene doen."
2|34|Toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt eerbiedig neer voor Adam", bogen zij zich eerbiedig neer, behalve Iblies; hij weigerde en was hoogmoedig, want hij was een van de ongelovigen.
2|35|En Wij zeiden: "Adam, jij en je echtgenote mogen de tuin bewonen en jullie mogen ervan in overvloed eten waar jullie maar willen, maar jullie mogen deze boom niet benaderen, want dan behoren jullie tot de onrechtplegers."
2|36|Toen liet de satan hen daaruit afdwalen. Zo bracht hij hen uit de plaats waarin zij waren naar buiten en Wij zeiden: "Daalt af, elkaar tot vijand; en tijdelijk is er voor jullie op de aarde een verblijfplaats en vruchtgebruik."
2|37|Toen nam Adam van zijn Heer woorden in ontvangst en Hij wendde zich genadig tot hem; Hij is de genadegever, de barmhartige.
2|38|Wij zeiden: "Daalt allen eruit af. Als er dan van Mij een leidraad tot jullie komt, dan hebben zij die Mijn leidraad volgen niets te vrezen, noch zullen zij bedroefd zijn.
2|39|Maar zij die ongelovig zijn en Onze tekenen loochenen, zij zijn het die in het vuur thuishoren, zij zullen daarin altijd blijven."
2|40|O Israëlieten, denkt aan Mijn genade die Ik jullie geschonken heb en komt het verbond met Mij na, dan zal Ik het verbond met jullie nakomen; voor Mij moeten jullie dus beducht zijn.
2|41|En gelooft in wat Ik heb neergezonden ter bevestiging van wat jullie al hebben, weest niet de eersten die er niet in geloven en verkwanselt Mijn tekenen niet; Mij moeten jullie dus vrezen.
2|42|Omkleedt de waarheid niet met onzin en verbergt haar niet; jullie weten wel beter.
2|43|Verricht de salaat en geeft de zakaat en buigt met de buigenden. *
2|44|Kunnen jullie dan de mensen aansporen tot vroomheid en jezelf vergeten? Jullie lezen het boek toch voor? Hebben jullie dan geen verstand?
2|45|Neemt jullie toevlucht tot geduld en de salaat. Dat is veel, maar niet voor de deemoedigen,
2|46|die menen dat zij hun Heer ontmoeten en dat zij tot Hem terugkeren.
2|47|O Israëlieten, denkt aan Mijn genade die Ik jullie geschonken heb en daaraan dat Ik jullie boven de wereldbewoners heb verkozen.
2|48|En vreest een dag waarop niemand iets van een ander op zich kan nemen, waarop voor hem geen voorspraak aanvaard, noch losprijs aangenomen wordt en waarop zij geen hulp zullen krijgen.
2|49|Toen Wij jullie van Fir'auns mensen redden die jullie een vreselijk leed berokkenden doordat zij jullie zonen afslachtten en alleen jullie vrouwen in leven lieten. Daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer.
2|50|En toen Wij voor jullie de zee spleten en jullie zo redden, maar Fir'auns mensen lieten verdrinken, terwijl jullie toekeken.
2|51|En toen wij met Moesa veertig nachten afgesproken hadden. Jullie namen toen in onrechtmatigheid het kalf aan, nadat hij weg was gegaan.
2|52|Daarop vergaven Wij jullie nadat dat gebeurd was; misschien zullen jullie dank betuigen.
2|53|En toen Wij Moesa het boek en het reddend onderscheidingsmiddel gaven. Misschien zullen jullie je de goede richting laten wijzen.
2|54|En toen Moesa tot zijn volk zei: "Mijn volk, jullie hebben jezelf onrecht aangedaan doordat jullie het kalf hebben aangenomen. Wendt jullie berouwvol tot jullie maker en doodt dan jezelf. Dat is beter voor jullie bij jullie maker. Dan zal Hij zich genadig tot jullie wenden; Hij is de genadegever, de barmhartige."
2|55|En toen jullie zeiden: "Moesa wij zullen jou niet geloven totdat wij God in alle openheid zien", waarop de donderslag jullie greep, terwijl jullie toekeken.
2|56|Toen lieten Wij na jullie dood jullie weer opstaan; misschien zullen jullie dank betuigen.
2|57|Toen lieten Wij jullie door de wolken overschaduwen en zonden Wij het manna en de kwartels op jullie neer: "Eet van de goede dingen die Wij jullie voor jullie levensonderhoud gegeven hebben." Zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan.
2|58|En toen Wij zeiden: "Gaat deze stad binnen en jullie mogen ervan in overvloed eten waar jullie maar willen. Gaat eerbiedig neerbuigend de poort binnen en zegt: 'Vergiffenis!?, dan zullen Wij jullie je fouten vergeven en Wij zullen hun die goed doen nog meer doen toekomen."
2|59|Maar zij die onrecht pleegden verwisselden het gezegde met iets anders dan wat tot hen gezegd was. Toen lieten Wij op hen die onrecht pleegden een plaag uit de hemel neerkomen voor het schandelijke dat zij deden.
2|60|En toen Moesa voor zijn volk om water vroeg en Wij zeiden: "Sla met je stok op de rots", toen ontsproten daaruit twaalf bronnen, waarvan elke groep mensen wist waar ze moesten drinken. Eet en drinkt van de levensbehoeften die God schenkt en veroorzaakt geen ellende door op de aarde verderf te zaaien.
2|61|En toen jullie zeiden: "Moesa, wij kunnen het met één soort voedsel niet uithouden. Bid voor ons tot jouw Heer dat Hij ons het een en ander levert van wat de aarde voortbrengt: groente, komkommers, knoflook, linzen en uien." Hij zei: "Willen jullie iets minderwaardigs hebben in plaats van iets beters? Gaat naar Egypte. Daar is wat jullie vragen!" Zij werden met vernedering en onderwerping getroffen en haalden zich Gods toorn op de hals. Dat was omdat zij ongelovig waren aan Gods tekenen en de profeten zonder enig recht doodden. Dat was omdat zij opstandig en vijandig bleven.
2|62|Zij die geloven, zij die het jodendom aanhangen, de christenen en de Sabiërs die in God en de laatste dag geloven en die deugdelijk handelen, voor hen is hun loon bij hun Heer en zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
2|63|En toen Wij het verdrag met jullie aangingen en de Berg boven jullie verhieven: "Houdt aan wat Wij jullie gegeven hebben stevig vast en gedenkt wat erin staat; misschien zullen jullie godvrezend worden."
2|64|Toen keerden jullie je daarna af en zonder Gods goedgunstigheid jegens jullie en Zijn barmhartigheid zouden jullie tot de verliezers behoren.
2|65|Jullie hebben toch weet van hen die bij jullie op de sabbat in overtreding kwamen. Wij zeiden immers tegen hen: "Weest weggejaagde apen."
2|66|Zo maakten Wij het tot een afschrikwekkend voorbeeld voor hun eigen tijd en later en tot een aansporing voor de godvrezenden.
2|67|En toen Moesa tot zijn volk zei: "God beveelt jullie een koe te slachten" zeiden zij: "Drijf jij de spot met ons?" Hij zei: "God bescherme mij ervoor dat ik zo dom zou zijn."
2|68|Zij zeiden: "Bid voor ons tot jouw Heer dat Hij ons duidelijk maakt wat zij moet zijn." Hij zei: "Dit zegt Hij, dat zij niet een te oude koe moet zijn en ook niet een die nog niet gekalfd heeft: ertussenin. Doet dus wat jullie bevolen is."
2|69|Zij zeiden: "Bid voor ons tot jouw Heer dat Hij ons duidelijk maakt wat haar kleur moet zijn." Hij zei: "Dit zegt Hij, dat zij een gele koe moet zijn, van een heldere kleur, die de kijkers verheugt."
2|70|Zij zeiden: "Bid voor ons tot jouw Heer dat Hij ons duidelijk maakt wat zij moet zijn -- voor ons lijken de koeien namelijk op elkaar -- dan zal ons, als God het wil, de goede richting gewezen zijn."
2|71|Hij zei: "Dit zegt Hij: zij moet geen gedweeë koe zijn die de aarde omploegt en die de akker bevloeit; een gave zonder vlek." Zij zeiden: "Nu ben jij met de waarheid gekomen." Daarop slachtten zij haar, maar bijna hadden zij het niet gedaan.
2|72|En toen jullie een mens doodden en probeerden elkaar de schuld ervan te geven. God brengt echter tevoorschijn wat jullie verborgen hielden.
2|73|Wij zeiden toen: "Sla hem met een stuk ervan." Zo maakt God de doden weer levend en laat Hij jullie Zijn tekenen zien. Misschien zullen jullie verstandig worden.
2|74|Toen verhardden daarna jullie harten zich en zij waren als steen of nog harder. Er bestaan immers stenen waaruit rivieren ontspringen, er bestaan er die splijten zodat er water uit komt en er bestaan er die neervallen uit vrees voor God. God let goed op wat jullie doen.
2|75|Begeren jullie dan dat zij geloof aan jullie hechten? En dat terwijl er onder hen een groep is die Gods woord gehoord had. Toen verdraaiden zij het, nadat zij het begrepen hadden en terwijl zij beter wisten.
2|76|Wanneer zij hen die geloven ontmoeten, zeggen zij: "Wij geloven", maar wanneer zij onder elkaar zijn zeggen zij: "Zullen jullie hun vertellen wat God aan jullie openbaar gemaakt heeft, zodat zij het bij hun Heer als argument tegen jullie kunnen gebruiken? Hebben jullie dan geen verstand?"
2|77|Of weten zij niet dat God weet wat zij in het geheim en wat zij openlijk doen?
2|78|Onder hen zijn er ongeletterden die het boek op verzinsels na niet kennen en die alleen maar vermoedens hebben.
2|79|Wee hen die het boek eigenhandig schrijven en dan zeggen: "Dit komt van God" om het voor een lage prijs te versjacheren. Wee hen dus om wat hun handen hebben geschreven en wee hen om wat zij eraan hebben verdiend.
2|80|En zij zeggen: "Het vuur zal ons slechts een beperkt aantal dagen treffen." Zeg: "Hebben jullie met God een verbond gesloten -- dan zal God Zijn verbond niet verbreken -- of zeggen jullie over God iets wat jullie niet weten?"
2|81|Ja zeker! Wie slechtheid begaat en wie door zijn fout omgeven wordt, zij zijn het dus die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
2|82|Maar zij die geloven en de deugdelijke daden doen, zij zijn het die in de tuin thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
2|83|En toen Wij het verdrag met de Israëlieten aangingen: "Jullie zult alleen God dienen. Weest goed voor de ouders, de verwant, de wezen en de behoeftigen. Spreekt tot de mensen ten goede. Verricht de salaat en geeft de zakaat." Toen onttrokken jullie je er in jullie afkerigheid aan, op enkelen na.
2|84|En toen Wij het verdrag met jullie aangingen: "Jullie zult elkaars bloed niet vergieten en elkaar niet uit jullie woningen verdrijven." Toen bevestigden jullie het met jullie getuigenis.
2|85|Daarop waren jullie het die elkaar doodden en die een groep van jullie uit hun woningen verdreven terwijl jullie elkaar bijstonden in vergrijp en overtreding. Maar indien zij als gevangenen tot jullie komen, kopen jullie hen wel vrij. Toch is het verboden voor jullie om hen te verdrijven. Of geloven jullie in een gedeelte van het boek en in een ander gedeelte niet? Wie van jullie dat doet verdient niet anders dan schande in het tegenwoordige leven en op de opstandingsdag zullen zij tot de zwaarste bestraffing veroordeeld worden. God let goed op wat jullie doen.
2|86|Zij zijn het die het tegenwoordige leven ten koste van het latere gekocht hebben. Dus zal voor hen de bestraffing niet verlicht worden, noch zullen zij hulp krijgen.
2|87|Wij hebben aan Moesa het boek gegeven en Wij hebben na hem de gezanten laten navolgen en Wij hebben 'Isa, de zoon van Marjam de duidelijke bewijzen gegeven en hem gesterkt met de heilige geest. Maar telkens als er een gezant tot jullie komt met iets wat jullie niet zint, zijn jullie dan niet hoogmoedig? Dan betichten jullie sommigen van leugens en anderen doden jullie.
2|88|En zij zeggen: "Onze harten zijn onbesneden." Welnee, God heeft hen om hun ongeloof vervloekt. Hoe weinig is het dus wat zij geloven.
2|89|En toen tot hen een boek van God kwam dat bevestigde wat zij hadden -- voordien hadden zij om bijstand gevraagd tegen hen die ongelovig zijn -- toen dan dat wat zij al wisten tot hen kwam, geloofden zij er niet aan. Gods vloek kome dus over de ongelovigen.
2|90|Waarvoor zij zich verkocht hebben dat is pas slecht; dat zij niet geloven aan wat God neergezonden heeft, uit nijd dat God iets van Zijn genade neerzendt op wie van Zijn dienaren Hij wil. Het levert hun dus toorn op toorn op. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing.
2|91|En als er tot hen gezegd wordt: "Gelooft in wat God heeft neergezonden" zeggen zij: "Wij geloven in wat tot ons is neergezonden." En zij geloven niet in wat erna gekomen is, terwijl dat juist de waarheid is, ter bevestiging van wat zij hebben. Zeg: "Waarom hebben jullie dan vroeger Gods profeten gedood, als jullie gelovig zijn?" *
2|92|Moesa was toch tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen. Toen namen jullie in onrechtmatigheid het kalf aan, nadat hij weg was gegaan.
2|93|En toen Wij het verdrag met jullie aangingen en de Berg boven jullie verhieven: "Houdt aan wat Wij jullie gegeven hebben stevig vast en hoort", zeiden zij: "Wij hebben gehoord en zijn opstandig geworden." En in hun harten waren zij door hun ongeloof doordrenkt van het kalf. Zeg: "Het is echt slecht wat jullie geloof jullie beveelt, als jullie gelovig zijn."
2|94|Zeg: "Als de latere woning bij God alleen voor jullie en niet voor de andere mensen is, wenst dan de dood, als jullie gelijk hebt."
2|95|Maar dat zullen zij nooit wensen wegens wat hun handen eerder gedaan hebben. God kent de onrechtplegers.
2|96|En jij zult merken dat van de mensen zij het leven het meest begeren, meer nog dan de aanhangers van het veelgodendom. Eén van hen zou wel duizend jaar willen leven, maar door lang te leven wordt hij van de bestraffing niet gevrijwaard. God doorziet wel wat zij doen.
2|97|Zeg: "Als iemand een vijand van Djibriel is -- hij heeft het toch met Gods toestemming in jouw hart neergezonden als bevestiging van wat er voordien al was en als leidraad en goed nieuws voor de gelovigen --,
2|98|als iemand een vijand van God, Zijn engelen, Zijn gezanten, Djibriel en Mikaal is? God is ook een vijand van de ongelovigen."
2|99|Wij hebben toch duidelijke tekenen naar jou neergezonden. Alleen de verdorvenen geloven er niet in.
2|100|Heeft dan niet telkens als zij een verbintenis aangingen een groep van hen het veronachtzaamd. Jazelfs, de meesten van hen geloven niet.
2|101|En toen tot hen een gezant van God kwam die bevestigde wat zij hadden, veronachtzaamde een groep van hen aan wie het boek gegeven was het boek Gods achterbaks alsof zij van niets wisten.
2|102|En zij volgden wat de satanische makkers over de heerschappij van Soelaimaan voorlazen en Soelaimaan was niet ongelovig, maar de satanische makkers wel, doordat zij de mensen onderwijs gaven in toverij en in wat neergezonden was op de twee engelen in Babel, Haroet en Maroet. Zij onderwijzen niemand zonder te zeggen: "Wij zijn slechts een verzoeking. Word niet ongelovig." Zo leerden zij van die twee hoe verschil te maken tussen een man en zijn echtgenote. Toch berokkenen zij daarmee niemand schade zonder Gods toestemming. Zij leren wat hen schaadt en niet nut, terwijl ze wel weten dat wie zoiets koopt geen aandeel aan het hiernamaals heeft. Echt slecht is het waarvoor zij zich verkocht hebben. Als zij het maar wisten.
2|103|Als zij gelovig en godvrezend zouden zijn dan was een beloning van de kant van God beter. Als zij het maar wisten.
2|104|Jullie die geloven! Zegt niet: "Eerbiedig ons", maar zegt: "Let op ons en hoort." En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing.
2|105|Die mensen van het boek die ongelovig zijn, en de veelgodendienaars willen liever niet dat op jullie iets goeds van jullie Heer wordt neergezonden. Maar God bevoorrecht door Zijn barmhartigheid wie Hij wil. God is vol van geweldige goedgunstigheid.
2|106|Welk teken Wij ook afschaffen of doen vergeten, Wij komen met iets beters of overeenkomstigs. Weet jij niet dat God almachtig is?
2|107|Weet jij niet dat God de heerschappij over de hemelen en de aarde heeft? Buiten God hebben jullie geen enkele beschermer noch bondgenoot.
2|108|Of willen jullie je gezant ondervragen zoals men vroeger Moesa ondervroeg? Wie geloof voor ongeloof inruilt die dwaalt af van de correcte weg.
2|109|Veel van de mensen van het boek zouden, nadat jullie tot geloof gekomen zijn, jullie graag weer ongelovig willen maken, omdat ze afgunstig geworden zijn, nadat voor hen de waarheid duidelijk was geworden. Rekent het maar niet aan en scheldt het kwijt totdat God met Zijn beschikking komt. God is almachtig.
2|110|Verricht de salaat en geeft de zakaat. En wat jullie vooraf voor jullie zelf aan goeds gedaan hebben, dat zullen jullie bij God vinden. Wat jullie doen doorziet God wel.
2|111|En zij zeiden: "Alleen de joden en de christenen zullen de tuin binnengaan." Dat zijn hun wensen! Zeg: "Levert jullie bewijs maar, als jullie gelijk hebben."
2|112|Welnee! Wie zich geheel aan God overgeeft en goed doet, die ontvangt zijn beloning bij zijn Heer. Zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
2|113|De joden zeggen: "De christenen baseren zich op niets" en de christenen zeggen: "De joden baseren zich op niets." En toch lezen zij het boek voor. Zo zeggen ook zij die niet weten hetzelfde als zij. God zal dus op de opstandingsdag tussen hen oordelen over dat waarover zij het oneens waren.
2|114|En wie zijn er zondiger dan zij die verhinderen dat in de bedehuizen Gods naam wordt vermeld en die proberen ze te verwoesten. Hun betaamde het slechts er bang binnen te gaan. Voor hen is er in het tegenwoordige leven schande en in het hiernamaals een geweldige bestraffing.
2|115|Van God is het oosten en het westen. Waarheen jullie je dus ook wenden daar is Gods aangezicht. God is werkelijk alomvattend en wetend.
2|116|En zij zeggen: "God heeft zich een kind genomen." Geprezen zij Hij! Integendeel, van Hem is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Allen zijn Hem onderdanig,
2|117|de schepper van de hemelen en de aarde. Wanneer Hij iets beslist dan zegt Hij er slechts tegen: "Wees!" en het is.
2|118|Zij die niet weten zeggen: "Had God niet tot ons kunnen spreken of had niet een teken tot ons kunnen komen?" Zo spraken ook zij die er voor hun tijd waren dergelijke woorden. Hun harten lijken op elkaar. Wij hebben de tekenen duidelijk gemaakt voor mensen die overtuigd zijn.
2|119|Wij hebben jou met de waarheid gezonden als verkondiger van goed nieuws en als waarschuwer. Jij hoeft geen verantwoording af te leggen over hen die in de hel thuishoren.
2|120|Maar de joden noch de christenen zullen met jou ingenomen zijn zolang je niet hun geloof volgt. Zeg: "De leidraad van God, dat is de leidraad." Als jij hun neigingen volgt na de kennis die er tot jou gekomen is, dan heb je tegen God geen beschermer en geen bondgenoot.
2|121|Zij aan wie Wij het boek hebben gegeven lezen het op de juiste manier voor; dat zijn zij die erin geloven. Wie er niet in geloven, dat zijn zij die de verliezers zijn.
2|122|O Israëlieten, denkt aan Mijn genade die Ik jullie geschonken heb en daaraan dat Ik jullie boven de wereldbewoners heb verkozen.
2|123|En vreest een dag waarop niemand iets van een ander op zich kan nemen, waarop voor hem geen losprijs aanvaard wordt, voorspraak voor hem geen nut heeft en waarop zij geen hulp zullen krijgen.
2|124|En toen Ibrahiem door zijn Heer op de proef gesteld werd met opdrachten die hij uitvoerde, zei Hij: "Ik maak jou tot voorganger voor de mensen." Deze zei: "Sommigen uit mijn nageslacht ook?" Hij zei: "Mijn verbond zal zich niet uitstrekken tot de onrechtplegers."
2|125|En toen Wij het huis maakten tot een plaats van samenkomst voor de mensen en een vrijplaats -- en beschouwt de standplaats van Ibrahiem als een gebedsplaats -- en Wij Ibrahiem en Isma'iel opdroegen: "Reinigt Mijn huis voor hen die de omgang verrichten, die erin vertoeven en buigen en die zich eerbiedig neerbuigen."
2|126|En toen Ibrahiem zei: "Mijn Heer, maak dit tot een veilige plaats en voorzie met vruchten in de levensbehoeften van zijn bewoners die geloven in God en de laatste dag", zei Hij: "Wie ongelovig is, hem zal Ik nog kort laten genieten, maar dan zal Ik hem naar de bestraffing van het vuur drijven." Dat is pas een slechte bestemming!
2|127|En toen Ibrahiem de fundamenten van het huis optrok samen met Isma'iel: "Onze Heer, aanvaard het van ons. U bent de horende, de wetende.
2|128|Onze Heer, en maak dat wij ons beiden aan U overgeven en maak van ons nageslacht een gemeenschap die zich aan U overgeeft en toon ons onze riten en wendt U genadig tot ons. U bent de genadegever, de barmhartige.
2|129|Onze Heer, en zend tot hen een gezant uit hun midden die hun Uw tekenen voordraagt, hun het boek en de wijsheid onderwijst en hen loutert. U bent de machtige, de wijze."
2|130|En wie anders wendt zich af van het geloof van Ibrahiem dan wie zichzelf laat verdwazen? Zeker, Wij hebben hem in het tegenwoordige leven uitverkoren en in het hiernamaals behoort hij tot de rechtschapenen.
2|131|Toen zijn Heer tot hem zei: "Geef je over." zei hij: "Ik geef mij over aan de Heer van de wereldbewoners."
2|132|En dat droeg Ibrahiem aan zijn kinderen op; zo ook Ja'koeb: "O mijn kinderen, God heeft voor jullie de godsdienst gekozen. Jullie mogen dus alleen maar sterven als mensen die zich [aan God] hebben overgegeven."
2|133|Of waren jullie getuigen toen Ja'koeb de dood nabij was? Toen hij tot zijn zoons zei: "Wat zullen jullie dienen na mijn heengaan?" zeiden zij: "Wij zullen jouw god en de god van jouw vaderen Ibrahiem, Isma'iel en Ishaak dienen als één god en aan Hem hebben wij ons overgegeven."
2|134|Dat is een gemeenschap die voorbijgegaan is. Haar komt toe wat zij verdiend heeft en jullie komt toe wat jullie verdiend hebben. Jullie hoeven geen verantwoording af te leggen over wat zij gedaan hebben.
2|135|Zij zeiden: "Weest joden of christenen, dan laten jullie je op het goede pad brengen." Zeg: "Welnee, het geloof van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing; hij behoorde niet bij de veelgodendienaars."
2|136|Zeg: "Wij geloven in God, in wat naar ons is neergezonden en in wat naar Ibrahiem, Isma'iel, Ishaak, Ja'koeb en de stammen is neergezonden en in wat aan Moesa en 'Isa is gegeven en in wat aan de profeten door hun Heer gegeven is. Wij maken geen verschil tussen één van hen en wij hebben ons aan Hem overgegeven."
2|137|Als zij dan in hetzelfde geloven als waarin jullie geloven dan hebben zij zich op het goede pad laten brengen. Maar als zij zich afkeren dan zijn zij het oneens. God zal voor jullie dan genoeg zijn tegen hen. Hij is de horende, de wetende.
2|138|De geloofsvorm van God! En wie heeft een betere geloofsvorm dan God? Wij dienen Hem.
2|139|Zeg: "Twisten jullie met ons over God, terwijl Hij onze Heer is en jullie Heer. Wij hebben onze daden en jullie hebben jullie daden. Wij zijn Hem toegewijd.
2|140|Of zeggen jullie dat Ibrahiem, Isma'iel, Ishaak, Ja'koeb en de stammen joden waren of christenen?" Zeg: "Weten jullie het beter of God?" En wie is zondiger dan hij die een getuigenis van God, dat hij heeft, verbergt? God let goed op wat jullie doen.
2|141|Dat is een gemeenschap die voorbijgegaan is. Haar komt toe wat zij verdiend heeft en jullie komt toe wat jullie verdiend hebben. Jullie hoeven geen verantwoording af te leggen over wat zij gedaan hebben.
2|142|De dwazen onder de mensen zullen zeggen: "Wat heeft hen afgewend van hun gebedsrichting waaraan zij gewoon waren?" Zeg: "Van God is het oosten en het westen; Hij wijst aan wie Hij wil de goede richting naar een juiste weg."
2|143|Zo hebben Wij jullie gemaakt tot een evenwichtige gemeenschap opdat jullie getuigen zullen zijn over de mensen en opdat de gezant getuige zal zijn over jullie. Wij hebben de gebedsrichting waaraan jullie gewoon waren slechts ingesteld opdat Wij zouden weten wie van hen die zich op hun hielen omdraaien de gezant volgen. Het was inderdaad moeilijk, behalve voor hen aan wie God de goede richting wijst. God is niet zo dat Hij jullie geloof verloren laat gaan. God is voor de mensen vol mededogen en een erbarmer.
2|144|Wij zien wel dat jouw gezicht de hemel rond zoekt. Dus zullen Wij je tot een gebedsrichting wenden die je bevalt. Wend dus je aangezicht in de richting van de heilige moskee. Waar jullie ook zijn, wendt jullie aangezicht in die richting. Zij aan wie het boek gegeven is weten dat het de waarheid is van hun Heer. God let goed op wat zij doen.
2|145|Wat voor teken jij ook brengt aan hen aan wie het boek gegeven is, zij volgen jouw gebedsrichting toch niet en jij volgt hun gebedsrichting niet, noch volgen zij elkaars gebedsrichting. Als jij nu hun neigingen volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan behoor je zeker tot de onrechtplegers.
2|146|Zij aan wie Wij het boek gegeven hebben kennen het zoals zij hun zonen kennen. Een groep van hen verbergt echter de waarheid willens en wetens.
2|147|De waarheid komt van jouw Heer; wees dus niet een van hen die het in twijfel trekken.
2|148|Ieder heeft een richting waarheen hij zich wendt. Wedijvert dan met elkaar in goede daden. Waar jullie ook zijn, God zal jullie tezamen brengen. God is almachtig.
2|149|Waar je ook vandaan komt, wend je aangezicht in de richting van de heilige moskee. Het is de waarheid die van jouw Heer komt. God let goed op wat jullie doen.
2|150|Waar jullie ook zijn, wendt jullie aangezicht in de richting van de heilige moskee, opdat de mensen geen argument tegen jullie hebben, behalve diegenen onder hen die onrecht plegen. Vreest hen niet, maar vreest Mij; ook opdat Ik Mijn gunst aan jullie vervolmaak. Misschien zullen jullie je de goede richting laten wijzen.
2|151|Wij hebben immers ook tot jullie een gezant uit jullie midden gezonden die jullie Onze tekenen voorleest, die jullie loutert en die jullie het boek en de wijsheid onderwijst en die jullie onderwijst wat jullie niet wisten.
2|152|Gedenkt Mij, dan gedenk Ik jullie, en betuigt Mij dank en weest niet ongelovig aan Mij.
2|153|Jullie die geloven! Neemt jullie toevlucht tot geduld en de salaat. God is met hen die geduldig volharden.
2|154|En zegt niet van hen die op Gods weg gedood worden dat zij dood zijn; zij zijn juist levend, maar jullie beseffen het niet.
2|155|Wij zullen jullie op de proef stellen met iets van vrees, honger en tekort aan bezittingen, levens en vruchten, maar verkondig het goede nieuws aan hen die geduldig volharden,
2|156|die, als onheil hen treft, zeggen: "Wij behoren aan God toe en tot Hem zullen wij terugkeren."
2|157|Zij zijn het met wie hun Heer mededogen heeft en erbarmen; zij zijn het die het goede pad volgen.
2|158|Zeker, as-Safa en al-Marwa behoren tot Gods gewijde symbolen. Als iemand dus een bedevaart maakt naar het huis, of er een bezoek aan brengt, dan is het voor hem geen overtreding als hij om beide de omgang verricht. En als iemand uit zichzelf iets goeds doet, dan is God dankbaar en wetend.
2|159|Zij die de duidelijke bewijzen en de leidraad die Wij hebben neergezonden verbergen, nadat Wij ze aan de mensen in het boek hebben duidelijk gemaakt, dat zijn zij die door God en door de vervloekers worden vervloekt.
2|160|Behalve zij die berouwvol zijn, zich beteren en het duidelijk maken. Dan zijn zij het tot wie Ik mij genadig wend. Ik ben de genadegever, de barmhartige.
2|161|Zij die ongelovig zijn en als ongelovigen sterven, op hen rust Gods vloek en die van de engelen en de mensen tezamen.
2|162|Zij zullen daarin altijd blijven; zij krijgen geen strafverlichting en ook geen uitstel.
2|163|Jullie god is één god. Er is geen god dan Hij, de erbarmer, de barmhartige.
2|164|In de schepping van de hemelen en de aarde, in het verschil van nacht en dag, in de schepen die op zee varen met wat nuttig is voor de mensen, in het water dat God uit de hemel laat neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was, in dat Hij allerlei dieren erop heeft verspreid, in het besturen van de winden en in de wolken die voortgedreven worden tussen hemel en aarde zijn tekenen voor mensen die verstandig zijn.
2|165|Er zijn mensen die aannemen dat er naast God nog gelijken zijn die zij even liefhebben als God, maar zij die geloven hebben God meer lief. Als zij die onrecht plegen maar zouden zien, wanneer zij de bestraffing bemerken, dat de kracht geheel aan God toebehoort en dat God streng is in de bestraffing.
2|166|Wanneer zij die nagevolgd werden hen die hen volgden afwijzen en zij de bestraffing zien en hun banden zijn doorgesneden.
2|167|En zij die volgden zeggen: "Als er een terugkeer voor ons was dan zouden wij hen afwijzen zoals zij ons afgewezen hebben." Zo laat God hun hun daden zien als [reden tot] wroeging voor hen. En zij kunnen niet meer uit het vuur komen.
2|168|Mensen, eet van wat er toegestaan en goed is op de aarde en volgt niet de voetstappen van de satan; hij is een verklaarde vijand van jullie.
2|169|Hij legt jullie slechts kwaad en gruwelijkheid op en dat jullie over God dingen moeten zeggen waar jullie geen weet van hebben.
2|170|En als tot hen gezegd wordt: "Volgt wat God heeft neergezonden na" zeggen zij: "Welnee, wij volgen dat na waarvan wij merken dat onze vaderen er zich aan hielden." Ook dan soms als hun vaderen helemaal niet verstandig waren en zich niet de goede richting hadden laten wijzen?
2|171|Zij die ongelovig zijn lijken bijvoorbeeld op iemand die schreeuwt tot iets wat alleen maar de roep en de kreet hoort. Doof, stom en blind zijn zij. Zij worden dan ook niet verstandig.
2|172|Jullie die geloven! Eet van de goede dingen die Wij jullie voor jullie levensonderhoud gegeven hebben en betuigt dank aan God, als Hij het is die jullie dienen.
2|173|Hij heeft voor jullie slechts verboden wat vanzelf is doodgegaan, bloed, varkensvlees en vlees van iets waarover iets anders dan God is aangeroepen. Maar wie ertoe gedwongen wordt, niet uit begeerte of om te overtreden, voor hem is het geen vergrijp. God is vergevend en barmhartig.
2|174|Zij die verbergen wat God van het boek heeft neergezonden en het verkwanselen, zij zullen in hun buiken slechts vuur te verteren krijgen en God zal op de opstandingsdag niet tot hen spreken, noch zal Hij hen louteren. Voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
2|175|Zij zijn het die de dwaalweg ten koste van de leidraad gekocht hebben en de bestraffing ten koste van de vergeving. Hoe kunnen zij het in het vuur uithouden?
2|176|Dat [gebeurt], omdat God het boek met de waarheid heeft neergezonden. Zij die over het boek van mening verschillen zijn het vergaand oneens.
2|177|Vroomheid is niet dat jullie je gezichten naar het oosten en het westen wendt, maar vroom is wie gelooft in God, in de laatste dag, in de engelen, in het boek en in de profeten en wie zijn bezit, hoe lief hij dat ook heeft, geeft aan de verwanten, de wezen, de behoeftigen, aan hem die onderweg is, aan de bedelaars en voor [de vrijkoop van] de slaven, en wie de salaat verricht en de zakaat geeft en wie hun verbintenis nakomen, als zij een verbintenis zijn aangegaan en wie volhardend zijn in tegenspoed en rampspoed en ten tijde van strijd. Zij zijn het die oprecht zijn en dat zijn de godvrezenden.
2|178|Jullie die geloven! Aan jullie is voorgeschreven te vergelden bij doodslag: een vrije voor een vrije, een slaaf voor een slaaf en een vrouw voor een vrouw. Als iemand iets wordt kwijtgescholden door zijn broeder dan moet de invordering in redelijkheid en de afdoening aan hem op juiste wijze gebeuren. Dat is een verlichting van jullie Heer en barmhartigheid. Wie daarna overtredingen begaat, voor hem is er een pijnlijke bestraffing.
2|179|Voor jullie is er in de vergelding leven, o verstandigen; misschien worden jullie godvrezend.
2|180|Aan jullie is voorgeschreven, wanneer een van jullie de dood nabij is, als hij bezit heeft na te laten, om in redelijkheid een [testamentaire] beschikking te maken voor de ouders en de verwanten, als een verplichting voor de godvrezenden.
2|181|Als iemand het dan verandert nadat hij het gehoord heeft, dan wordt de schuld voor het vergrijp hun die het veranderen aangerekend; God is wetend en horend.
2|182|Als iemand van een erflater een onrechtmatigheid of een vergrijp vreest en het tussen hen beiden in orde brengt, dan wordt hem geen vergrijp aangerekend; God is vergevend en barmhartig.
2|183|Jullie die geloven! Aan jullie is voorgeschreven te vasten, zoals het was voorgeschreven aan hen die er voor jullie waren -- misschien zullen jullie godvrezend zijn --
2|184|voor een bepaald aantal dagen. Maar als iemand van jullie ziek is of op reis, dan een aantal andere dagen. En zij die er wel toe in staat zijn [maar het niet doen] hebben als vervangende plicht een behoeftige te spijzigen, maar als iemand uit zichzelf iets goeds doet, is dat beter voor hem en dat jullie vasten is ook beter voor jullie, als jullie dat maar weten.
2|185|De maand Ramadaan is het waarin de Koran werd neergezonden als een leidraad voor de mensen en als duidelijke bewijzen van de leidraad en het reddend onderscheidingsmiddel. Wie van jullie aanwezig is in de maand die moet erin vasten en als iemand ziek is of op reis, dan een aantal andere dagen. God wenst het jullie gemakkelijk te maken en niet moeilijk. Maakt het aantal dus vol en verheerlijkt God. Misschien zullen jullie dank betuigen.
2|186|Wanneer Mijn dienaren jou naar Mij vragen: Ik ben nabij. Ik verhoor het gebed van iemand die bidt, wanneer hij Mij aanroept. Zij moeten Mij dus gehoor geven en in Mij geloven. Misschien zullen zij de goede weg opgaan.
2|187|Het is jullie toegestaan in de nacht van de vasten omgang met jullie vrouwen te hebben; zij zijn bekleding voor jullie en jullie bekleding voor haar. God weet dat jullie jezelf bedriegen, dus heeft Hij zich genadig tot jullie gewend en jullie vergeven. Hebt nu dus gemeenschap met haar en streeft naar wat God jullie heeft voorgeschreven. Eet en drinkt totdat voor jullie in de morgenschemering de witte draad van de zwarte draad te onderscheiden is. Vast dan volledig tot aan de nacht. En hebt geen gemeenschap met haar, terwijl jullie in de moskeeën verblijven. Dat zijn Gods beperkingen. Komt die niet te na. Zo maakt God Zijn tekenen aan de mensen duidelijk. Misschien zullen jullie godvrezend worden.
2|188|Verteert niet onderling door bedrog elkaars bezittingen en gebruikt ze niet om ermee de rechters te beïnvloeden, om een deel van de bezittingen van de mensen willens en wetens in zonde te verteren.
2|189|Zij vragen jou naar de nieuwe manen. Zeg: "Zij zijn tijdsaanduidingen voor de mensen en de bedevaart." Vroomheid is niet dat jullie de huizen aan de achterkant ingaat, maar vroom is wie godvrezend is. Gaat dus door de deuren de huizen in en vreest God; misschien dat het jullie welgaat.
2|190|En bestrijdt op Gods weg hen die jullie bestrijden, maar begaat geen overtredingen; God bemint de overtreders niet.
2|191|Doodt hen waar jullie hen aantreffen en verdrijft hen waarvandaan zij jullie verdreven hebben. Verzoeking is erger dan te doden. Strijdt niet tegen hen bij de heilige moskee, zolang zij daarin niet tegen jullie strijden. Als zij tegen jullie strijden, strijdt dan tegen hen; zo is de vergelding voor de ongelovigen.
2|192|Maar als zij ophouden, dan is God vergevend en barmhartig.
2|193|Strijdt tegen hen tot er geen verzoeking meer is en de godsdienst alleen God toebehoort. Als zij ophouden, dan geen vergelding meer, behalve tegen de onrechtplegers.
2|194|De heilige maand in plaats van de heilige maand: vergelding is van toepassing op de heilige dingen. Als iemand dus tegen jullie in overtreding is, mogen jullie tegen hem zo optreden als hij tegen jullie optrad. En vreest God en weet dat God met de godvrezenden is.
2|195|Geeft bijdragen op Gods weg en stort jullie niet eigenhandig in de ondergang, en doet goed. God bemint hen die goed doen.
2|196|En volbrengt voor God de bedevaart en het bezoek. Als jullie verhinderd zijn, brengt dan zoveel offergave als gemakkelijk is en scheert jullie hoofden pas als de offergave zijn bestemming [om geslacht te worden] heeft bereikt, maar als iemand van jullie ziek is of een letsel aan zijn hoofd heeft, dan is er een compensatie die bestaat uit vasten of een aalmoes of een offerdier. Als jullie vrij van vrees zijn, dan moet wie van het bezoek tot aan de bedevaart profiteert zoveel offergave brengen als gemakkelijk is. Als iemand niets te geven vindt, dan een vasten van drie dagen tijdens de bedevaart en zeven wanneer jullie teruggekeerd zijn; dat zijn er in totaal tien. Dat is voor diegene van wie de familie niet bij de heilige moskee woonachtig is. Vreest God en weet dat God streng is in de afstraffing.
2|197|De bedevaart is in de bekende maanden. Wie zich daarin de verplichting van de bedevaart oplegt, moet zich tijdens de bedevaart van geslachtsverkeer, schandelijkheid en twist onthouden. Wat voor goeds jullie doen dat weet God. En neemt proviand mee, maar de beste proviand is godvrezendheid. Vreest Mij, o verstandigen.
2|198|Het is voor jullie geen overtreding als jullie naar een gunst van jullie Heer streven. Wanneer jullie je van 'Arafaat wegspoeden gedenkt God dan bij het heilige baken en gedenkt Hem, hoe Hij jullie op het goede pad heeft gebracht, ook al behoorden jullie voordien tot hen die dwalen.
2|199|Spoedt jullie dan weg waar de mensen zich vandaan spoeden en vraagt God om vergeving. God is vergevend en barmhartig.
2|200|Als jullie je riten beëindigd hebben, gedenkt dan God zoals jullie je voorvaderen gedenken of nog intenser. Er zijn mensen die zeggen: "Onze Heer, geef ons in het tegenwoordige leven"; in het hiernamaals hebben zij geen aandeel.
2|201|Er zijn er die zeggen: "Onze Heer, geef ons in het tegenwoordige leven wat goed is en ook in het hiernamaals wat goed is en bescherm ons voor de bestraffing van het vuur."
2|202|Zij zijn het die een aandeel zullen ontvangen van wat zij hebben verdiend. God is snel met de afrekening.
2|203|Gedenkt God op een bepaald aantal dagen. Als iemand het haastig in twee dagen doet, dan is dat voor hem geen vergrijp en als iemand het langzamer doet, dan is dat voor hem ook geen vergrijp, als hij maar godvrezend is. En vreest God en weet dat jullie tot Hem verzameld zullen worden.
2|204|Onder de mensen is er hij wiens uitspraken over het tegenwoordige leven jou bevallen. Hij roept God als getuige aan voor wat er in zijn hart is. Toch is hij erg fel in zijn tegenstand.
2|205|En wanneer hij weggaat trekt hij eropuit om op de aarde verderf te zaaien en het gewas en het jongvee te vernielen. Maar God bemint het verderf niet.
2|206|En wanneer men tot hem zegt: "Vrees God", dan krijgt de trots over de zonde hem te pakken. De hel is dus goed genoeg voor hem. Dat is pas echt een slechte rustplaats!
2|207|Onder de mensen is er ook hij die zichzelf verkoopt in zijn streven naar Gods tevredenheid. En God is vol mededogen voor de dienaren.
2|208|Jullie die geloven! Treedt allen tezamen toe tot de overgave [aan God] en volgt de voetstappen van de satan niet, want hij is een verklaarde vijand van jullie.
2|209|Als jullie echter een misstap maken, nadat de duidelijke bewijzen tot jullie zijn gekomen, weet dan dat God machtig is en wijs.
2|210|Kunnen zij dan iets anders verwachten dan dat God in de schaduwen van de wolken tot hen komt en ook de engelen? De zaak is dan beslist. En aan God worden alle zaken voorgelegd.
2|211|Vraagt de Israëlieten hoeveel duidelijke tekenen Wij hun gegeven hebben. Maar als iemand Gods genade verandert, nadat die tot hem is gekomen, dan is God streng in de afstraffing.
2|212|Het tegenwoordige leven is voor hen die ongelovig zijn aantrekkelijk gemaakt en zij maken hen die geloven belachelijk. Maar zij die godvrezend zijn staan op de opstandingsdag boven hen. God geeft levensonderhoud aan wie Hij wil, zonder afrekening.
2|213|De mensen waren [oorspronkelijk] één gemeenschap. Vervolgens zond God de profeten als verkondigers van de blijde boodschap en als waarschuwers. [Telkens] zond Hij met hen het boek met de waarheid neer om tussen de mensen te oordelen over de dingen waarover zij het oneens waren. Maar degenen aan wie het gegeven was werden het er slechts uit onderlinge nijd over oneens, nadat de duidelijke bewijzen tot hen gekomen waren. Daarop heeft God in Zijn goedheid hen die geloven geleid tot de waarheid, waarover zij het oneens waren. God leidt wie Hij wil op een juiste weg.
2|214|Of rekenden jullie erop de tuin binnen te gaan, terwijl jullie nog niet iets dergelijks is overkomen als hun die voor jullie tijd zijn heengegaan? Tegenspoed en rampspoed trof hen en zij werden zozeer geschokt dat de gezant en zij die samen met hem geloofden zeiden: "Wanneer komt Gods hulp?" Zeker, Gods hulp is nabij.
2|215|Zij vragen jou wat zij als bijdragen zullen geven. Zeg: "Laat het goede dat jullie als bijdragen geven zijn voor de ouders, de verwanten, de wezen, de behoeftigen en voor hem die onderweg is. Het goede dat jullie doen daarover is God wetend.
2|216|Aan jullie is voorgeschreven te strijden, hoezeer het jullie ook tegenstaat. Maar misschien staat jullie iets tegen wat toch goed voor jullie is en misschien hebben jullie iets lief wat toch slecht is voor jullie. God weet en jullie weten niet.
2|217|Zij vragen jou over de heilige maand, over het strijden erin. Zeg: "Erin te strijden is een ernstige zaak, maar het versperren van Gods weg, het niet in Hem en de heilige moskee geloven en het verdrijven van de mensen die erbij horen gelden bij God als ernstiger. Verzoeking is ernstiger dan te doden. Zij zullen pas ophouden tegen jullie te strijden wanneer zij jullie van jullie godsdienst hebben afgebracht; als zij dat zouden kunnen. Wie van jullie zich van hun godsdienst afkeren en dan als ongelovigen sterven, dat zijn zij wier daden in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals vruchteloos zijn. Zij zijn het die in het vuur thuis horen; zij zullen daarin altijd blijven.
2|218|Zij die geloven en zij die uitgeweken zijn en zich op Gods weg inspannen, zij zijn het die op Gods barmhartigheid hopen. God is vergevend en barmhartig. *
2|219|Zij vragen jou naar de wijn en het kansspel. Zeg: "In beide is grote zonde en veel nuttigheid voor de mensen, maar hun zonde is groter dan hun nut." Zij vragen jou ook wat zij als bijdragen zullen geven. Zeg: "Wat over is." Zo maakt God aan jullie de tekenen duidelijk. Misschien zullen jullie nadenken
2|220|over het tegenwoordige leven en het hiernamaals. Zij vragen jou over de wezen. Zeg: "Voor hen orde op zaken stellen is het beste." En als jullie met hen omgaan?, zij zijn toch jullie broeders! God onderscheidt de verderfbrenger van hem die herstel brengt. Als God wilde had Hij jullie in moeilijkheden gebracht. God is machtig en wijs.
2|221|Trouwt niet met veelgodendienaressen, zolang zij niet gelovig zijn geworden; een gelovige slavin is echt beter dan een veelgodendienares, ook al bevalt zij jullie. En laat [jullie vrouwen] niet trouwen met veelgodendienaars, zolang zij niet gelovig zijn geworden; een gelovige slaaf is echt beter dan een veelgodendienaar, ook al bevalt hij jullie. Zij zijn het die oproepen tot het vuur, maar God roept op tot de tuin en de vergeving met Zijn toestemming. Hij maakt Zijn tekenen duidelijk aan de mensen, misschien zullen jullie het overwegen.
2|222|En zij vragen jou naar de menstruatie. Zeg: "Dat is een ongemak. Onthoudt jullie dus van de vrouwen tijdens de menstruatie en benadert haar niet totdat zij weer rein zijn. Wanneer zij zich gereinigd hebben, komt dan tot haar zoals God jullie bevolen heeft. God bemint de berouwvollen en Hij bemint hen die zich reinigen.
2|223|Jullie vrouwen zijn een akker voor jullie. Komt dan tot jullie akker hoe jullie willen. En laat er iets aan voorafgaan voor jullie zelf. Vreest God en weet dat jullie Hem zult ontmoeten. En verkondig het goede nieuws aan de gelovigen.
2|224|Maakt God niet tot een beletsel bij jullie eden om vroomheid te betrachten, godvrezend te zijn en vrede te stichten tussen de mensen. God is horend en wetend.
2|225|God rekent jullie onnadenkende uitspraken bij jullie eden niet aan, maar Hij rekent jullie aan wat jullie harten bedoelen. God is vergevend en zachtmoedig.
2|226|Voor hen die zweren zich van hun vrouwen te onthouden is er een wachttijd van vier maanden, maar als zij erop terugkomen, dan is God vergevend en barmhartig.
2|227|En als zij vastbesloten zijn de scheiding te geven, dan is God horend en wetend.
2|228|De gescheiden vrouwen moeten voor zichzelf een wachttijd van drie menstruatieperioden aanhouden. Het is haar niet toegestaan te verbergen wat God in hun schoot geschapen heeft, als zij geloven in God en de laatste dag. Haar echtgenoten zijn gerechtigd haar in deze tijd terug te nemen als zij het graag weer goed willen maken. Zij hebben recht op hetzelfde als waartoe zij in redelijkheid verplicht zijn, maar de mannen hebben een positie boven haar. God is machtig en wijs.
2|229|De scheiding geven mag twee keer, daarna moeten zij in redelijkheid teruggenomen of op een goede manier weggezonden worden. Het is jullie niet toegestaan iets te nemen van wat jullie haar gegeven hebben, behalve als beiden bang zijn Gods bepalingen niet te kunnen nakomen. Dan geldt dat waarmee zij zich loskoopt niet als overtreding voor hen beiden. Dat zijn Gods bepalingen; overtreedt ze niet. Wie Gods bepalingen overtreden, dat zijn de onrechtplegers.
2|230|Als hij haar dan de scheiding geeft dan is zij voor hem daarna niet meer toegestaan, zolang zij niet met een andere echtgenoot trouwt. Als deze haar de scheiding geeft dan is het voor hen beiden geen overtreding tot elkaar terug te keren als zij denken Gods bepalingen te kunnen nakomen. Dat zijn Gods bepalingen die Hij verduidelijkt voor mensen die het weten.
2|231|Als jullie vrouwen de scheiding geven en zij bereiken hun termijn, neemt haar dan in redelijkheid terug of zendt haar in redelijkheid weg, maar neemt haar niet terug uit treiterij, om te overtreden. Wie dat doet die doet zichzelf onrecht. Drijft niet de spot met Gods tekenen en denkt aan Gods genade aan jullie en aan wat Hij van het boek en de wijsheid op jullie neergezonden heeft om jullie ermee te vermanen. En vreest God en weet dat God met alles bekend is.
2|232|Als jullie vrouwen de scheiding geven en zij bereiken hun termijn, verhindert haar dan niet te trouwen met haar echtgenoten wanneer zij in redelijkheid overeenstemming bereikt hebben. Daartoe wordt wie van jullie gelooft in God en de laatste dag aangespoord. Dat is zuiverder voor jullie en reiner. En God weet en jullie weten niet.
2|233|Moeders zullen hun kinderen twee volle jaren zogen. Dat geldt voor wie tot het einde toe wil zogen. Het is de plicht van de vader in redelijkheid in haar onderhoud en kleding te voorzien. Niemand wordt meer opgelegd dan hij kan dragen. Een moeder zal geen schade lijden om haar kind, noch een vader om zijn kind. De erfgenaam heeft dezelfde plicht. Als beiden echter met wederzijds goedvinden en in gezamenlijk overleg met het zogen willen stoppen, dan is dat voor geen van beiden een overtreding. En als jullie je kinderen door anderen willen laten zogen dan is dat voor jullie ook geen overtreding wanneer jullie overhandigen wat jullie in redelijkheid te geven hebben. En vreest God en weet dat God doorziet wat jullie doen.
2|234|Als er uit jullie midden zijn die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, dan moeten zij zich aan een wachttijd van vier maanden en tien [dagen] houden. Wanneer zij dan haar termijn bereiken dan is wat zij in redelijkheid doen voor jullie geen overtreding. God is over wat jullie doen welingelicht.
2|235|Het is ook geen overtreding voor jullie als jullie toespelingen op een huwelijksaanzoek maken of [de gedachte eraan] in jullie binnenste koesteren. God weet dat jullie aan haar denken. Maar spreekt niets in het geheim met haar af, behalve als jullie behoorlijke dingen zeggen. Besluit niet het huwelijk te sluiten zolang niet de voorgeschreven termijn is bereikt. Weet dat God weet wat in jullie binnenste is. Weest voor Hem dus op jullie hoede en weet dat God vergevend en zachtmoedig is.
2|236|Het is geen overtreding voor jullie als jullie vrouwen de scheiding geven zolang jullie haar niet aangeraakt of een verplichte bruidsgift voor haar vastgesteld hebben, maar treft wel in redelijkheid een voorziening -- de welgestelde naar zijn vermogen en de armlastige naar zijn vermogen -- voor haar levensbehoeften. Het is een verplichting voor hen die goed doen.
2|237|En als jullie haar de scheiding geven voordat jullie haar hebben aangeraakt, maar voor haar al wel een verplichte bruidsgift hebt vastgesteld, dan wordt het de helft van wat jullie hebben vastgesteld, behalve als zij het kwijtscheldt of hij het kwijtscheldt onder wiens gezag de huwelijkssluiting valt. Het kwijtschelden is dichter bij godvrezendheid. En vergeet niet iets voor elkaar over te hebben. God doorziet wel wat jullie doen.
2|238|Houdt jullie aan de salaats en vooral aan de middelste salaat en staat onderdanig voor God.
2|239|Als jullie dan bang voor iets zijn doet het dan lopend of rijdend. Als jullie in veiligheid zijn, gedenkt dan God, zoals Hij jullie heeft onderwezen wat jullie niet wisten.
2|240|Als er uit jullie midden zijn die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, dan moeten zij ten behoeve van hun echtgenotes een [testamentaire] beschikking treffen voor haar levensonderhoud gedurende een jaar, zonder dat zij uitgezet worden. Als zijzelf uittrekken dan geldt het redelijke dat zij met betrekking tot zichzelf doen niet als overtreding voor jullie. God is machtig en wijs.
2|241|Gescheiden vrouwen hebben in redelijkheid recht op levensonderhoud. Het is een verplichting voor de godvrezenden.
2|242|Zo maakt God aan jullie Zijn tekenen duidelijk. Misschien zullen jullie verstandig worden.
2|243|Heb jij niet gezien naar hen die bij duizenden in doodsangst uit hun woningen trokken? Toen sprak God tot hen: "Sterft" en vervolgens maakte Hij hen weer levend. God is vol van goedgunstigheid jegens de mensen, maar de meeste mensen betuigen geen dank.
2|244|Strijdt op Gods weg en weet dat God horend en wetend is.
2|245|Wie is het die aan God een goede lening geeft? Hij zal het voor hem dan veelvoudig verdubbelen. God schenkt weinig en ook ruimschoots en tot Hem worden jullie teruggebracht.
2|246|Heb jij niet gezien naar de voornaamsten van de Israëlieten na Moesa toen zij tot een profeet van hen zeiden: "Zend ons een koning, dan zullen wij op Gods weg strijden." Hij zei: "Zou het kunnen gebeuren, als het jullie voorgeschreven is te strijden, dat jullie dan niet strijden?" Zij zeiden: "Waarom zouden wij niet op Gods weg strijden, terwijl wij toch ver van onze woningen en zonen verdreven zijn?" Maar toen het hun voorgeschreven werd te strijden onttrokken zij zich eraan, op enkelen na. God kent de onrechtplegers.
2|247|Toen zei hun profeet tot hen: "God heeft Taloet als koning tot jullie gezonden." Maar zij zeiden: "Hoe zou hij het koningschap over ons kunnen uitoefenen, terwijl wij meer recht op het koningschap hebben dan hij en hem ook geen overvloed van bezit gegeven is?" Hij zei: "God heeft hem boven jullie uitverkoren en Hij heeft hem zijn kennis en zijn lichaam in ruime mate vergroot. En God geeft Zijn koningschap aan wie Hij wil. God is alomvattend en wetend."
2|248|Hun profeet zei tot hen: "Het teken van zijn koningschap is dat de ark tot jullie komt waarin een goddelijke rust van jullie Heer is en een overblijfsel van wat de mensen van Moesa en de mensen van Haroen hebben nagelaten, en die de engelen dragen. Daarin is een teken voor jullie, als jullie gelovig zijn."
2|249|Toen dan Taloet met zijn troepen uittrok, zei hij: "God zal jullie op de proef stellen met een rivier. Wie eruit drinkt, hoort niet bij mij en wie het niet proeft, die hoort bij mij, behalve als iemand een handvol opschept." Toen dronken zij eruit op enkelen na. Toen hij daarop met hen die samen met hem gelovig waren de rivier overstak zeiden zij: "Vandaag hebben wij tegen Djaloet en zijn troepen geen kracht." Zij die meenden dat zij God zouden ontmoeten zeiden: "Vaak heeft een kleine troepenmacht met Gods toestemming een grote troepenmacht overwonnen! God is met hen die geduldig volharden."
2|250|En toen zij optrokken tegen Djaloet en zijn troepen zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons volharding, maak onze voeten stevig en help ons tegen de ongelovige mensen."
2|251|Toen versloegen zij hen met Gods toestemming en Dawoed doodde Djaloet en God gaf hem het koningschap en de wijsheid en Hij onderwees hem [veel] van wat Hij wilde. Als God niet sommige mensen door anderen had laten verdrijven dan zou de aarde volledig verdorven zijn, maar God is vol van goedgunstigheid jegens de wereldbewoners.
2|252|Dat zijn Gods tekenen. Wij lezen ze aan jou in waarheid voor. En jij bent zeker een van de gezondenen.
2|253|Dat zijn de gezanten. Wij hebben sommigen boven anderen verkozen. Tot enkelen van hen heeft God gesproken en sommigen heeft Hij hogere rangen gegeven. Wij hebben 'Isa, de zoon van Marjam, de duidelijke bewijzen gegeven en hem gesterkt met de heilige geest. Als God het gewild had, hadden zij die na hen kwamen elkaar niet bestreden, nadat de duidelijke bewijzen tot hen gekomen waren. Maar zij waren het oneens. Sommigen van hen geloofden dus, maar anderen waren ongelovig. Als God het gewild had, hadden zij elkaar niet bestreden, maar God doet wat Hij wenst.
2|254|Jullie die geloven! Geeft ook bijdragen van wat Wij jullie voor jullie levensonderhoud gegeven hebben voordat er een dag komt waarop er geen handel, geen vriendschap en geen voorspraak is. De ongelovigen zijn de onrechtplegers.
2|255|God, er is geen god dan Hij, de levende, de standvastige. Sluimer noch slaap overmant Hem. Hem behoort wat in de hemelen en wat op de aarde is. Wie is het die zonder Zijn toestemming bij Hem zou kunnen bemiddelen? Hij weet wat vóór hen is en wat achter hen is en zij bevatten niets van Zijn kennis, behalve dan wat Hij wil. Zijn troon strekt zich uit over de hemelen en de aarde en het valt Hem niet zwaar beide in stand te houden. Hij is de verhevene, de geweldige.
2|256|In de godsdienst is geen dwang. Redelijk inzicht is duidelijk onderscheiden van verdorvenheid. Wie dan geen geloof hecht aan de Taghoet maar gelooft in God, die houdt de stevigste handgreep vast, die niet afbreekt. En God is horend en wetend.
2|257|God is de beschermer van hen die geloven: Hij brengt hen uit de duisternis naar het licht. Maar zij die ongelovig zijn, hun bondgenoten zijn de Taghoet: zij brengen hen uit het licht naar de duisternis. Zij zijn het die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
2|258|Heb jij niet gezien naar hem die met Ibrahiem redetwistte over zijn Heer, of God hem het koningschap gegeven had? Toen Ibrahiem zei: "Mijn Heer is het die leven geeft en die laat sterven." Hij zei: "Ik geef leven en laat sterven." Ibrahiem zei: "God laat de zon uit het oosten komen, laat jij haar uit het westen komen." Toen was hij die ongelovig was verbijsterd. God wijst de mensen die onrecht plegen de goede richting niet.
2|259|Of zoals hij, die aan een stad voorbijkwam die verlaten was en in ruïnes. Hij zei: "Hoe kan God haar na haar dood weer tot leven brengen." Toen liet God hem honderd jaar dood zijn en liet hem vervolgens weer opstaan. Hij zei: "Hoe lang heeft het voor jou geduurd?" Hij zei: "Het heeft een dag of een deel van een dag geduurd." Hij zei: "Welnee, het heeft voor jou honderd jaar geduurd en kijk eens naar je eten en je drinken; zij zijn niet bedorven en kijk eens naar je ezel. Zo maken Wij jou tot een teken voor de mensen. En kijk eens naar de beenderen, hoe Wij ze samenvoegen en dan bekleden met vlees." Toen het hem duidelijk werd zei hij: "Ik weet dat God almachtig is."
2|260|En toen Ibrahiem zei: "Mijn Heer, toon mij hoe U de doden weer levend maakt." Hij zei: "Geloof jij dan niet?" Hij zei: "Jawel, maar het is opdat mijn hart gerustgesteld wordt." Hij zei: "Neem dan vier stuks gevogelte en snijd ze naar jou toe in stukken. Leg er dan op elke rots een stuk van. Roep ze dan en ze zullen op je toe komen rennen. En weet dat God machtig is en wijs."
2|261|Zij die hun bezittingen als bijdrage op Gods weg geven, lijken bijvoorbeeld op een zaadkorrel die zeven aren laat groeien met honderd korrels in elke aar. God geeft het dubbele aan wie Hij wil en God is alomvattend en wetend.
2|262|Zij die hun bezittingen als bijdrage op Gods weg geven en dan het geven van hun bijdrage niet laten volgen door gepoch en ergernis, voor hen is hun loon bij hun Heer. Zij hebben niets te vrezen en zij zullen niet bedroefd zijn. *
2|263|Vriendelijke woorden en vergeving zijn beter dan een aalmoes gevolgd door ergernis. God is behoefteloos en zachtmoedig.
2|264|Jullie die geloven! Maakt jullie aalmoezen niet waardeloos door gepoch en ergernis zoals hij die zijn bezit weggeeft om door de mensen gezien te worden maar zonder te geloven in God en de laatste dag. Hij lijkt bijvoorbeeld op een rots met aarde erop. Dan treft hem een stortregen en die laat hem kaal achter. Zij hebben geen macht over iets wat zij verworven hebben. En God wijst de ongelovige mensen de goede richting niet.
2|265|Zij die hun bezittingen als bijdrage geven in hun streven naar Gods tevredenheid en om hun zielen te sterken, lijken bijvoorbeeld op een tuin op een heuvel. Dan treft hem een stortregen en hij brengt het dubbele aan voedsel op. En als hem geen stortregen treft dan wel dauw. En God doorziet wel wat jullie doen.
2|266|Zou één van jullie graag een tuin van palmen en wijnstokken willen hebben waar de rivieren onderdoor stromen en waarin hij allerlei vruchten heeft? Maar de ouderdom treft hem, terwijl hij nog weerloze nakomelingen heeft en de tuin wordt getroffen door een wervelstorm met vuur erin zodat hij wordt verbrand. Zo maakt God aan jullie de tekenen duidelijk. Misschien zullen jullie nadenken.
2|267|Jullie die geloven! Geeft ook bijdragen van de goede dingen die jullie verworven hebben en ook van wat Wij voor jullie uit de aarde hebben voortgebracht. Weest er niet op uit om wat er slecht van is als bijdrage te geven; jullie zouden het zelf alleen maar nemen als jullie de ogen ervoor zouden sluiten. En weet dat God behoefteloos is en lofwaardig.
2|268|De satan zegt jullie armoede toe en beveelt jullie gruwelijkheid, maar God zegt jullie van Zijn kant vergeving toe en genade. God is alomvattend en wetend.
2|269|Hij geeft de wijsheid aan wie Hij wil. En aan wie de wijsheid gegeven is, aan hem is veel goeds gegeven. Maar alleen de verstandigen laten zich vermanen.
2|270|Welke bijdrage jullie geven en welke gelofte jullie doen, God weet het. De onrechtplegers hebben geen meehelpers.
2|271|Als jullie openlijk aalmoezen geven, dan is dat mooi, maar als jullie dat in het verborgene doen en ze aan de armen geven dan is dat beter voor jullie en het verzoent iets van jullie slechte daden. God is over wat jullie doen welingelicht. *
2|272|Het is niet jouw taak om hen op het goede pad te brengen, maar God wijst de goede richting aan wie Hij wil. En het goede dat jullie als bijdrage geven is in jullie eigen voordeel, ook al geven jullie de bijdragen in jullie verlangen naar Gods aangezicht. En het goede dat jullie als bijdrage geven, zal jullie worden vergoed en jullie zal geen onrecht worden aangedaan.
2|273|Het is ten bate van de armen die op Gods weg tekort gekomen zijn, zodat zij niet in staat zijn rond te trekken op de aarde. Wegens hun bescheidenheid denkt de domme dat zij rijk zijn, maar jij kent hen aan hun kenmerk; zij vragen de mensen niet opdringerig. En het goede dat jullie als bijdrage geven, daarvan weet God.
2|274|Zij die hun bezittingen weggeven, 's nachts en overdag, in het geheim en in het openbaar, zij hebben hun loon bij hun Heer en zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
2|275|Zij die de woeker verteren zullen alleen maar opstaan zoals hij opstaat die door de aanraking van de satan in elkaar geslagen wordt. Dat komt omdat zij zeiden: "Handel is gelijk aan woeker." Maar God heeft de handel toegestaan en de woeker verboden. En hij tot wie een aansporing van zijn Heer komt en er dan mee ophoudt, mag houden wat hij al heeft verworven. Zijn zaak wordt naar God verwezen. Maar wie het weer doen, zij zijn het die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
2|276|God doet de woeker teniet, maar vermeerdert de opbrengst van de aalmoezen. En God bemint geen enkele zondige ongelovige.
2|277|Zij die geloven en de deugdelijke daden doen, de salaat verrichten en de zakaat geven, zij hebben hun loon bij hun Heer en zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
2|278|Jullie die geloven! Vreest God en ziet af van de woeker die nog overblijft, als jullie gelovig zijn.
2|279|Als jullie het niet doen, voorziet dan oorlog van God en Zijn gezant, maar als jullie berouw hebben, dan mogen jullie je kapitaal behouden. Doet niemand onrecht aan en onderga geen onrecht.
2|280|En als er iemand [vanwege zijn schuldeisers] in moeilijkheden is, [geeft] dan uitstel tot er betere omstandigheden zijn. Maar dat jullie het [hem] als aalmoes schenken is beter voor jullie als jullie dat maar wisten.
2|281|En weest op jullie hoede voor een dag waarop jullie tot God teruggebracht zullen worden. Dan zal aan iedereen vergoed worden wat hij verdiend heeft. En hun zal geen onrecht worden gedaan.
2|282|Jullie die geloven! Wanneer jullie met elkaar schuldverbintenissen aangaan tot een vastgestelde termijn, schrijft die dan op. Een schrijver moet het in jullie bijzijn correct opschrijven. Een schrijver mag niet weigeren te schrijven zoals God hem geleerd heeft; hij moet dus schrijven en hij die de verplichting aangaat moet dicteren. Hij moet God zijn Heer vrezen en niets eraan te kort doen. Als hij die de verplichting aangaat zwak van geest of lichaam is of niet in staat is zelf te dicteren, dan moet zijn zaakwaarnemer correct dicteren. En roept twee getuigen op uit het midden van jullie mannen. En als er geen twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen uit hen die jullie als getuigen aanvaarden, zodat als één van haar beiden zich vergist, de andere haar eraan kan herinneren. De getuigen moeten niet weigeren als zij worden opgeroepen. Verafschuwt niet het op te schrijven, of het klein is of groot, met zijn termijn. Dat is rechtmatiger bij God, juister voor het getuigenis en het bevordert dat jullie niet twijfelen. Alleen als het om aanwezige koopwaar gaat, die jullie onder elkaar uitwisselen, dan is het geen overtreding voor jullie als jullie het niet opschrijven. En neemt getuigen wanneer jullie met elkaar een koop afsluiten, maar laat schrijver noch getuige schade lijden. Als jullie dat doen dan is dat voor jullie een schande. Vreest God; God onderwijst jullie en God is alwetend.
2|283|En als jullie op reis zijn en geen schrijver vinden, dan moet een onderpand genomen worden. Maar als jullie elkaar vertrouwen, dan moet hij in wie vertrouwen gesteld wordt het vertrouwen in hem beantwoorden en God zijn Heer vrezen. Jullie moeten het getuigenis niet achterhouden. Wie het achterhoudt diens hart is zondig. God weet wel wat jullie doen.
2|284|Van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Of jullie openlijk laten blijken wat in jullie binnenste is of het verbergen, God rekent met jullie daarover af en dan vergeeft Hij wie Hij wil en straft wie Hij wil. God is almachtig.
2|285|De gezant gelooft in wat van zijn Heer vandaan naar hem is neergezonden en de gelovigen ook; allen geloven in God, in Zijn engelen, in Zijn boeken en in Zijn gezanten. Wij maken geen enkel onderscheid tussen Zijn gezanten. Zij zeggen: "Wij horen en gehoorzamen. Schenk ons Uw vergeving, onze Heer. Bij U is de bestemming."
2|286|God legt niemand meer op dan hij kan dragen. Hem komt toe wat hij verdiend heeft en van hem wordt gevorderd wat hij heeft begaan. Onze Heer, reken het ons niet aan als wij vergeten of fouten maken. Onze Heer, leg ons niet een zware last op zoals U die aan hen hebt opgelegd die er voor onze tijd waren. Onze Heer, leg ons niet iets op waarvoor wij geen kracht hebben en schenk ons vergiffenis, vergeef ons en heb erbarmen met ons. U bent onze beschermheer, help ons dan tegen de ongelovige mensen.
3|1|A[lif] L[aam] M[iem].
3|2|God, er is geen god dan Hij, de levende, de standvastige.
3|3|Hij heeft het boek met de waarheid tot jou neergezonden ter bevestiging van wat er voordien al was en Hij heeft ook de Taura en de Indjiel neergezonden,
3|4|vroeger al, als leidraad voor de mensen en Hij heeft het reddend onderscheidingsmiddel neergezonden. Zij die ongelovig zijn aan Gods tekenen, voor hen is er een zware bestraffing. God is machtig en wraakgierig.
3|5|Voor God is niets verborgen, niet op de aarde, noch in de hemel.
3|6|Hij is het die jullie in de moederschoot gevormd heeft, zoals Hij wil. Er is geen god dan Hij, de machtige, de wijze.
3|7|Hij is het die tot jou het boek heeft neergezonden; een deel ervan bestaat uit eenduidige tekenen -- zij zijn de grondslag van het boek -- en een ander deel uit meerduidige. Zij nu die in hun hart een neiging naar het verkeerde hebben volgen bij hun streven naar verzoeking en bij hun streven naar [eigenzinnige] verklaring dat deel ervan dat meerduidig is. Maar de verklaring ervan kent niemand behalve God. En zij die een diepgewortelde kennis hebben zeggen: "Wij geloven erin. Het komt alles van onze Heer." Maar alleen de verstandigen laten zich vermanen.
3|8|Onze Heer, laat onze harten niet naar het verkeerde neigen, nadat U ons de goede richting hebt gewezen en schenk ons van Uw kant barmhartigheid. U bent de vrijgevige.
3|9|Onze Heer, U zult de mensen bijeenbrengen voor een dag waaraan geen twijfel is. God zal de afspraak niet afzeggen.
3|10|Zij die ongelovig zijn, hun bezittingen en hun kinderen zullen hun bij God volstrekt niet baten. Zij zijn brandstof voor het vuur.
3|11|Zoals dat het geval was met de mensen van Fir'aun en hen die voor hun tijd leefden. Zij loochenden Onze tekenen en dus greep God hen voor hun zonden. God is streng in de afstraffing.
3|12|Zeg tegen hen die ongelovig zijn: "Jullie zullen overwonnen en in de hel verzameld worden. Dat is pas een slechte rustplaats!"
3|13|Er was een teken voor jullie in twee troepenmachten die elkaar ontmoetten. Een troepenmacht die streed op Gods weg en een andere die ongelovig was. Zij zagen met eigen ogen dat zij tweemaal zo talrijk waren als zijzelf. Maar God steunt met Zijn hulp wie Hij wil. Daarin is een les voor hen die inzicht hebben.
3|14|Voor de mensen is de liefde tot de begeerlijkheden aantrekkelijk gemaakt, zoals vrouwen, zonen, opgehoopte fortuinen van goud en zilver, gemerkte paarden, vee en bouwland. Dat is het genot van het tegenwoordige leven; maar God, bij Hem is de goede terugkomst. *
3|15|Zeg: "Zal ik jullie iets beters dan dat meedelen? Voor hen die godvrezend zijn, zijn er bij hun Heer tuinen waar de rivieren onderdoor stromen, waarin zij altijd zullen blijven, en ook reingemaakte echtgenotes en Gods welgevallen." God doorziet de dienaren
3|16|die zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Vergeef ons onze zonden en behoed ons voor de bestraffing van het vuur",
3|17|die geduldig volharden, die waarheidslievend zijn, die onderdanig zijn, die bijdragen geven en die in de morgenschemering om vergeving vragen.
3|18|God getuigt dat er geen god is dan Hij -- zo ook de engelen en zij die kennis bezitten. Hij is handhaver van de gerechtigheid. Er is geen god dan Hij, de machtige, de wijze.
3|19|De godsdienst bij God is de Islaam [de overgave aan God]. Zij aan wie het boek gegeven is zijn het uit onderlinge nijd pas oneens geworden, nadat de kennis tot hen was gekomen. En als iemand niet aan Gods tekenen gelooft, dan is God snel met de afrekening.
3|20|En als zij met jou redetwisten zeg dan: "Ik geef mij geheel over aan God, en wie mij volgen ook" en zeg tot hen aan wie het boek is gegeven en tot de ongeletterden: "Hebben jullie je overgegeven?" Als zij zich overgeven dan volgen zij het goede pad, maar als zij zich afkeren dan heb jij slechts de plicht van de verkondiging. God doorziet de dienaren.
3|21|Zij die ongelovig zijn aan Gods tekenen, zonder enig recht de profeten doden en hen doden die tot rechtvaardigheid oproepen, zeg hun een pijnlijke bestraffing aan.
3|22|Zij zijn het wier daden in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals vruchteloos zijn en zij zullen geen helpers hebben.
3|23|Heb jij niet gezien naar hen aan wie een aandeel aan het boek gegeven is? Dat zij werden opgeroepen tot Gods boek, opdat het tussen hen zou oordelen? Toen onttrok een groep van hen zich, afkerig als zij ervan waren.
3|24|Dat is omdat zij zeggen: "Het vuur zal ons slechts een beperkt aantal dagen treffen." In hun godsdienst werden zij misleid door wat zij altijd weer verzonnen.
3|25|En hoe zal het zijn wanneer Wij hen bijeenbrengen voor een dag waaraan geen twijfel is en wanneer aan elke ziel vergoed zal worden wat zij verdiend heeft. En aan hen zal geen onrecht gedaan worden.
3|26|Zeg: "O God, heerser over het koningschap, U geeft het koningschap aan wie U wilt en U ontneemt het koningschap aan wie U wilt. U maakt machtig wie U wilt en U vernedert wie U wilt. Het goede is in Uw hand. U bent almachtig.
3|27|U laat de nacht overgaan in de dag en de dag laat U overgaan in de nacht. U brengt het levende uit het dode voort en uit het levende brengt U het dode voort. U geeft levensonderhoud aan wie U wilt, zonder afrekening."
3|28|De gelovigen moeten de ongelovigen niet in plaats van de gelovigen als medestander nemen. Wie dat doen behoren in niets tot God, behalve als jullie uit vrees voor hen op jullie hoede zijn. God waarschuwt jullie voor Hemzelf; bij God is de bestemming.
3|29|Zeg: "Of jullie verbergen wat in jullie binnenste is of het openlijk laten blijken, God weet het en Hij weet wat in de hemelen en op de aarde is. God is almachtig."
3|30|Op de dag waarop elke ziel het goede dat zij gedaan heeft voorgelegd zal vinden en ook het slechte dat zij gedaan heeft, zou zij wel willen dat er tussen haar en Hem een verre afstand was. God waarschuwt jullie voor Hemzelf. Maar God is vol mededogen voor de dienaren.
3|31|Zeg: "Als jullie God liefhebben, volgt mij dan en God zal jullie liefhebben en jullie je zonden vergeven." God is vergevend en barmhartig.
3|32|Zeg: "Gehoorzaamt God en de gezant, maar als jullie je afkeren? God heeft de ongelovigen niet lief."
3|33|God heeft Adam, Noeh, de mensen van Ibrahiem en de mensen van 'Imraan uitverkoren boven de wereldbewoners,
3|34|als afstammelingen van elkaar. God is horend en wetend.
3|35|Toen de vrouw van 'Imraan zei: "Mijn Heer, ik wijd bij gelofte aan U wat in mijn buik is; neem het van mij aan. U bent de horende, de wetende."
3|36|Toen zij haar gebaard had, zei zij: "Mijn Heer, ik heb een meisje gebaard." -- God wist het best wat zij gebaard had; het mannelijke is niet als het vrouwelijke -- "Ik heb haar Marjam genoemd en ik bid U haar en haar nageslacht te beschermen tegen de vervloekte satan."
3|37|Toen aanvaardde haar Heer haar vriendelijk en zorgde ervoor dat zij goed opgroeide en Hij vertrouwde de zorg voor haar aan Zakarijja toe. Telkens als Zakarijja bij haar in het heiligdom binnenkwam vond hij proviand bij haar. Hij zei: "Marjam, waar heb jij dit vandaan?" Zij zei: "Het komt van God. God geeft levensonderhoud aan wie Hij wil, zonder afrekening."
3|38|Daar riep Zakarijja zijn Heer aan; hij zei: "Mijn Heer, schenk mij van Uw kant een goed nageslacht. U bent de verhoorder van het gebed."
3|39|Toen riepen de engelen tot hem terwijl hij in het heiligdom standvastig de salaat bad: "God kondigt jou Jahja aan, bevestiger van een woord van God, leidsman, asceet en profeet; een van de rechtschapenen."
3|40|Hij zei: "Mijn Heer, hoe kan ik nog een jongen krijgen, terwijl ik al oud ben geworden en mijn vrouw onvruchtbaar is?" Hij zei: "Zo is het. God doet wat Hij wil."
3|41|Hij zei: "Mijn Heer, geef mij een teken." Hij zei: "Jouw teken is dat je drie dagen niet tot de mensen zult spreken, behalve door middel van gebaren. En gedenk jouw Heer veel en lofprijs in de avond en 's ochtends vroeg."
3|42|En toen de engelen zeiden: "O Marjam, God heeft jou uitverkoren en jou rein gemaakt en Hij heeft jou uitverkoren boven de vrouwen van de wereldbewoners.
3|43|O Marjam, wees jouw Heer onderdanig en buig je eerbiedig voor Hem neer en buig met de buigenden."
3|44|Dat zijn enige mededelingen over het verborgene die Wij aan jou openbaren. Jij was immers niet bij hen toen zij hun rietpennen wierpen om [door loting] uit te maken wie van hen de zorg voor Marjam op zich zou nemen en jij was ook niet bij hen toen zij twistten.
3|45|Toen de engelen zeiden: "O Marjam, God kondigt jou een woord van Hem aan, wiens naam zal zijn de masieh, 'Isa, de zoon van Marjam. Hij zal in het tegenwoordige leven en het hiernamaals in hoog aanzien staan en behoren tot hen die in de nabijheid [van God] zijn.
3|46|In de wieg en als volwassene zal hij tot de mensen spreken en hij zal een van de rechtschapenen zijn."
3|47|Zij zei: "Mijn Heer, hoe zou ik een kind krijgen, terwijl geen mens mij aangeraakt heeft" Hij zei: "Zo is het. God schept wat Hij wil. Wanneer Hij iets beslist, dan zegt Hij er slechts tegen: 'Wees!? en het is."
3|48|En Hij zal hem het boek, de wijsheid, de Taura en de Indjiel onderwijzen.
3|49|En [God zal hem] als een gezant tot de Israëlieten [zenden, om te zeggen]: "Ik ben tot jullie gekomen met een teken van jullie Heer: Dat ik voor jullie uit klei iets als de vorm van een vogel zal scheppen, er dan in zal blazen en dat het dan met Gods toestemming een vogel zal zijn. Dat ik blindgeborenen en melaatsen zal genezen en doden levend maak, met Gods toestemming. En dat ik jullie meedeel wat jullie eten en wat jullie in jullie huizen opslaan. Daarin is een teken voor jullie als jullie gelovig zijn.
3|50|En als bevestiger van wat er van de Taura voor mijn tijd al was en om aan jullie iets van wat jullie verboden was toe te staan. Ik ben tot jullie gekomen met een teken van jullie Heer. Vreest dus God en gehoorzaamt mij.
3|51|God is mijn Heer en jullie Heer; dient Hem dus. Dit is een juiste weg." *
3|52|Toen 'Isa ongeloof bij hen gewaarwerd zei hij: "Wie zijn mijn helpers [op de weg] tot God." De discipelen zeiden: "Wij zijn Gods helpers. Wij geloven in God. Getuig dat wij ons [aan God] hebben onderworpen.
3|53|Onze Heer, wij geloven in wat U hebt neergezonden en wij volgen de gezant. Schrijf ons dus op bij hen die getuigen."
3|54|Zij maakten plannen en God maakte plannen, maar God is de beste plannenmaker.
3|55|Toen God zei: "O 'Isa, Ik laat jou sterven en Ik zal jou tot Mij opheffen en jou reinigen van hen die ongelovig zijn en Ik zal tot de opstandingsdag hen die jou volgen stellen boven hen die ongelovig zijn. Dan zal jullie terugkeer tot Mij zijn en zal Ik tussen jullie oordelen over dat waarover jullie het oneens waren.
3|56|Wat hen dus betreft die ongelovig zijn, hen zal Ik in het tegenwoordige leven en het hiernamaals met een strenge bestraffing straffen. Zij zullen geen helpers hebben.
3|57|Maar wat hen betreft die geloven en de deugdelijke daden doen, hun zal Hij hun volle loon geven. God bemint de onrechtplegers niet."
3|58|Dat is wat Wij jou van de tekenen en de wijze vermaning voorlezen.
3|59|Bij God lijkt 'Isa bijvoorbeeld op Adam die Hij uit aarde geschapen heeft. Toen sprak Hij tot hem: "Wees!" en hij was.
3|60|De waarheid komt van jouw Heer; behoor dus niet tot hen die twijfelen.
3|61|Als dan iemand met jou over hem redetwist na wat er aan kennis tot jou gekomen is, zeg dan: "Komt, laten we onze zonen en jullie zonen, onze vrouwen en jullie vrouwen en onszelf en julliezelf bijeenroepen. Laten we dan plechtig tot God bidden en Gods vloek afroepen over hen die liegen."
3|62|Dit is het juiste verhaal en er is geen god dan God. God is echt de machtige, de wijze.
3|63|Als zij zich dan afkeren, dan is God welingelicht over de verderfbrengers.
3|64|Zeg: "Mensen van het boek! Komt tot een uitspraak die voor jullie en voor ons gezamenlijk juist is. Dat wij alleen God dienen, dat wij niets aan Hem als metgezel toevoegen en dat wij elkaar niet tot heren naast God nemen." Als zij zich echter afkeren, zeg dan: "Getuigt dat wij [aan God] onderworpenen zijn."
3|65|Mensen van het boek! Waarom twisten jullie over Ibrahiem. De Taura en de Indjiel waren toch pas na hem neergezonden! Hebben jullie dan geen verstand?
3|66|Zo zijn jullie nu. Jullie hebben daarover getwist waar jullie kennis van hebben, maar waarom twisten jullie over iets waar jullie geen kennis van hebben?
3|67|Ibrahiem was niet jood, noch christen, maar hij was een aanhanger van het zuivere geloof, die zich [aan God] overgaf en hij behoorde niet tot de veelgodendienaars.
3|68|De mensen die Ibrahiem het meest waardig zijn zijn zeker zij die hem en deze profeet navolgen en die geloven. En God is de beschermer van de gelovigen.
3|69|Een groep van de mensen van het boek zou jullie graag tot dwaling willen brengen, maar zij brengen slechts zichzelf tot dwaling zonder het te beseffen.
3|70|Mensen van het boek! Waarom geloven jullie niet in de tekenen van God terwijl jullie toch getuigen zijn?
3|71|Mensen van het boek! Waarom omkleden jullie de waarheid met onzin en verbergen jullie de waarheid willens en wetens?
3|72|Een groep van de mensen van het boek zegt: "Gelooft aan de aanvang van de dag in wat op hen die geloven is neergezonden, maar weest aan het einde ervan ongelovig; misschien zullen zij terugkeren.
3|73|En gelooft slechts hen die jullie godsdienst volgen." -- Zeg: "De leidraad is Gods leidraad" -- "[en gelooft niet] dat er aan iemand hetzelfde gegeven is als aan jullie of dat zij tegen jullie bij jullie Heer twisten." Zeg: "De goedgunstigheid is in Gods hand. Hij geeft haar aan wie Hij wil. God is alomvattend en wetend.
3|74|Hij bevoorrecht door Zijn barmhartigheid wie Hij wil. God is vol van geweldige goedgunstigheid."
3|75|En onder de mensen van het boek is er hij die, als je hem een fortuin toevertrouwt, het aan jou teruggeeft en onder hen is er hij die, als je hem een dinar toevertrouwt, hem alleen maar aan jou zal teruggeven als jij erop blijft staan. Dat komt omdat zij zeggen: "Men kan van ons geen rekenschap over de ongeletterden vragen." En zij zeggen over God willens en wetens een leugen.
3|76|Ja zeker, als iemand zijn verbintenis nakomt en godvrezend is, dan bemint God de godvrezenden.
3|77|Zij die Gods verbond en hun eden verkwanselen, dat zijn zij die geen aandeel aan het hiernamaals hebben. God zal niet tot hen spreken, noch naar hen omzien op de opstandingsdag. Hij zal hen niet louteren, maar voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
3|78|En onder hen is er een groep die hun tongen verdraaien bij [het voorlezen van] het boek, zodat jullie zullen denken dat het uit het boek is, terwijl het niet uit het boek is. En zij zeggen: "Het komt van God" terwijl het niet van God komt. Zij zeggen over God willens en wetens een leugen.
3|79|Het past geen mens dat God hem het boek, de oordeelskracht en het profeetschap geeft en dat hij dan tot de mensen zal zeggen: "Weest dienaren van mij in plaats van van God." Maar wel: "Weest godgeleerden, doordat jullie het boek onderwijzen en doordat jullie het bestuderen."
3|80|En ook niet dat hij jullie beveelt de engelen en de profeten tot heren te nemen. Zou hij jullie bevelen ongelovig te zijn, nadat jullie je [aan God] hebben overgegeven?
3|81|En toen God een overeenkomst aanging met de profeten: "Wat voor boek en wijsheid Ik jullie ook geef, als er daarna een gezant komt die bevestigt wat jullie hebben, gelooft dan in hem en helpt hem." Hij zei: "Stemmen jullie ermee in en nemen jullie Mijn verbintenis daartoe aan?" Zij zeiden: "Wij stemmen ermee in." Hij zei: "Getuigt dan en Ik behoor met jullie tot hen die getuigen."
3|82|Wie zich daarna afkeren, dat zijn de verdorvenen.
3|83|Wensen zij een andere dan Gods godsdienst, terwijl wie er in de hemelen en op de aarde zijn zich goedschiks en kwaadschiks aan Hem hebben overgegeven en tot Hem zullen worden teruggebracht?
3|84|Zeg: "Wij geloven in God en in wat op ons is neergezonden en in wat op Ibrahiem, Isma'iel, Ishaak, Ja'koeb en de stammen is neergezonden en in wat aan Moesa, 'Isa en de profeten is gegeven van de kant van hun Heer. Wij maken geen enkel verschil tussen hen en aan Hem hebben wij ons overgegeven."
3|85|Wie iets anders dan de Islaam [de overgave aan God] als godsdienst wenst, van hem zal het dan niet worden aanvaard. Hij behoort in het hiernamaals tot de verliezers.
3|86|Hoe zou God de goede richting [nog] wijzen aan mensen die ongelovig zijn geworden na geloofd te hebben, die getuigd hadden dat de gezant waarachtig is en tot wie de duidelijke bewijzen gekomen waren. God wijst de juiste richting niet aan de mensen die onrecht plegen.
3|87|Zij zijn het wier vergelding is dat op hen de vloek van God, de engelen en de mensen tezamen rust.
3|88|Zij zullen daarin altijd blijven; zij krijgen geen strafverlichting en ook geen uitstel.
3|89|Behalve zij die daarna berouw tonen en het weer goedmaken. God is vergevend en barmhartig.
3|90|Zij die ongelovig zijn geworden na geloofd te hebben en dan hun ongeloof nog vermeerderen, hun berouw zal niet aanvaard worden. Zij zijn het die dwalen.
3|91|Zij die ongelovig zijn en sterven terwijl zij ongelovig zijn, van geen van hen zou de aarde vol goud aanvaard worden ook al zou hij zich ermee willen loskopen. Zij zijn het voor wie er een pijnlijke bestraffing is en zij zullen geen helpers hebben.
3|92|Jullie zullen de vroomheid niet bereiken totdat jullie van wat jullie liefhebben bijdragen geven. En wat jullie ook aan bijdragen geven, God weet ervan. *
3|93|Alle voedsel was aan de Israëlieten toegestaan, behalve wat Israël zichzelf als verbod oplegde, voordat de Taura werd neergezonden. Zeg: "Brengt de Taura dan en leest haar voor als jullie waarheid spreken."
3|94|Wie dan daarna over God bedrog verzinnen, dat zijn de onrechtplegers.
3|95|Zeg: "God spreekt de waarheid; volgt dus het geloof van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing; hij behoorde niet tot de veelgodendienaars."
3|96|Het eerste huis dat voor de mensen werd neergezet is dat in Bakka [dwz. Mekka]; gezegend is het en een leidraad voor de wereldbewoners.
3|97|Erin zijn duidelijke tekenen; het is de standplaats van Ibrahiem. Wie er binnentreedt is veilig. Het is voor de mensen een plicht jegens God om op bedevaart naar het huis te gaan; voor wie in staat is daarheen op weg te gaan. En wie ongelovig is? God heeft de wereldbewoners niet nodig.
3|98|Zeg: "Mensen van het boek! Waarom geloven jullie niet in de tekenen van God terwijl God toch getuige is van wat jullie doen."
3|99|Zeg: "Mensen van het boek! Waarom versperren jullie Gods weg voor wie geloven, in jullie verlangen dat hij een kronkelweg is, terwijl jullie toch getuigen zijn. God let goed op wat jullie doen."
3|100|Jullie die geloven! Als jullie gehoorzamen aan een groep van hen aan wie het boek gegeven is, dan zullen zij nadat jullie tot geloof gekomen zijn jullie weer ongelovig maken.
3|101|Maar hoe zouden jullie ongelovig kunnen zijn, terwijl Gods tekenen aan jullie worden voorgelezen en Zijn gezant in jullie midden is. Wie zich aan God vasthoudt die wordt naar een juiste weg geleid.
3|102|Jullie die geloven! Vreest God zoals het Hem toekomt; jullie mogen dus alleen maar sterven als [mensen] die zich [aan God] hebben overgegeven.
3|103|En houdt samen vast aan Gods band en splitst jullie niet op in groepen. Denkt aan Gods genade aan jullie toen jullie vijanden waren en Hij jullie harten tot elkaar bracht en jullie door Zijn genade broeders werden; toen jullie op de rand van de groeve van het vuur waren en Hij jullie ervan redde. Zo maakt God voor jullie Zijn tekenen duidelijk. Misschien zullen jullie je de goede richting laten wijzen.
3|104|Laat er uit jullie een gemeenschap voortkomen [van mensen] die oproepen tot het goede, het behoorlijke gebieden en het verwerpelijke verbieden. Zij zijn het die het welgaat.
3|105|Weest niet zoals zij die zich in groepen opsplitsten en van mening verschilden nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen. Zij zijn het voor wie er een geweldige bestraffing is,
3|106|op de dag dat sommige gezichten wit en andere gezichten zwart zullen worden. Wat hen dus betreft van wie de gezichten zwart worden: "Zijn jullie ongelovig geworden na geloofd te hebben? Proeft dan de bestraffing ervoor dat jullie ongelovig waren."
3|107|En wat hen betreft van wie de gezichten wit zijn geworden, in Gods barmhartigheid zullen zij zijn; zij zullen daarin altijd blijven.
3|108|Dat zijn Gods tekenen; Wij lezen ze jou in waarheid voor. God wenst geen onrecht voor de wereldbewoners.
3|109|Van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is en aan God worden alle zaken voorgelegd.
3|110|Jullie zijn de beste gemeenschap die er voor de mensen is voortgebracht; jullie gebieden het behoorlijke, verbieden het verwerpelijke en geloven in God. Als de mensen van het boek zouden geloven dan was dat beter voor hen. Onder hen zijn er gelovigen, maar de meesten van hen zijn de verdorvenen.
3|111|Zij zullen jullie geen schade berokkenen, alleen maar ongemak en als zij tegen jullie strijden zullen zij omkeren om te vluchten. Dan zullen zij geen hulp krijgen.
3|112|Zij worden getroffen met vernedering waar men hen ook aantreft, behalve als zij een band met God of een band met de mensen hebben en zij halen zich Gods toorn op de hals en zij worden getroffen met onderwerping. Dat is omdat zij ongelovig waren aan Gods tekenen en de profeten zonder enig recht doodden. Dat is omdat zij opstandigen vijandig waren. *
3|113|Zij zijn niet [allen] gelijk. Onder de mensen van het boek is er een gemeenschap die standvastig Gods tekenen gedurende de nacht voorleest, terwijl zij zich eerbiedig neerbuigen.
3|114|Zij geloven in God en de laatste dag, zij gebieden het behoorlijke, verbieden het verwerpelijke en wedijveren in goede daden. Zij zijn het die tot de rechtschapenen behoren.
3|115|Het goede dat zij doen, daarvoor zal hun geen ondankbaarheid betoond worden. God kent de godvrezenden.
3|116|Hun die ongelovig zijn zullen hun bezittingen en hun kinderen bij God volstrekt niet baten. Zij zijn het die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
3|117|Wat zij in het tegenwoordige leven weggeven lijkt bijvoorbeeld op ijzige wind die het gewas trof van mensen die zichzelf onrecht aangedaan hadden en het vernielden. God doet hun geen onrecht aan, maar zij doen zichzelf onrecht aan.
3|118|Jullie die geloven! Neemt geen vertrouwelingen buiten jullie kring; zij zullen niet nalaten jullie verderfelijke schade te berokkenen. Zij zouden voor jullie graag onheil willen. De haat blijkt openlijk uit hun monden, maar wat hun binnenste verbergt is erger. Wij hebben jullie de tekenen duidelijk gemaakt als jullie verstand hebben.
3|119|Zo zijn jullie nu. Jullie beminnen hen, maar zij beminnen jullie niet. Jullie geloven in het hele boek. Wanneer zij jullie ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven." Maar wanneer zij alleen zijn, bijten zij uit woede over jullie op hun vingertoppen. Zeg: "Sterft in jullie woede." God weet wat er binnen in de harten is.
3|120|Als jullie iets goeds overkomt dan ergeren zij zich en als jullie iets ergs treft dan verheugen zij zich erover. Maar als jullie geduldig volharden en godvrezend zijn zal hun list jullie geen enkele schade berokkenen. God omvat wat zij doen.
3|121|En toen jij 's morgens vroeg jouw huisgenoten verliet om de gelovigen plaatsen voor de strijd aan te wijzen. God is horend en wetend.
3|122|Toen twee groepen van jullie van plan waren om op te geven, terwijl God hun beschermer was. Op God moeten de gelovigen hun vertrouwen stellen.
3|123|God had jullie al in Badr geholpen, toen jullie zwakker waren. Vreest God, misschien zullen jullie dank betuigen.
3|124|Toen jij tot de gelovigen zei: "Is het dan niet genoeg voor jullie dat jullie Heer jullie met drieduizend neergezonden engelen versterkt?
3|125|Ja zeker, als jullie geduldig volharden en godvrezend zijn en zij komen op jullie afstormen, dan zal God jullie versterken met vijfduizend aanstormende engelen."
3|126|God heeft het alleen maar gedaan om het voor jullie goed nieuws te laten zijn en opdat jullie harten erdoor gerustgesteld zouden worden -- de overwinning komt alleen maar van God, de machtige, de wijze --,
3|127|om een deel van hen die ongelovig zijn te vernietigen of te schande te maken, zodat zij teleurgesteld omkeren
3|128|? jij hebt daarin geen zeggenschap --, of opdat Hij zich genadig tot hen wendt of hen bestraft, want zij zijn onrechtplegers.
3|129|Van God is wat er in de hemelen is en wat er op de aarde is. Hij vergeeft wie Hij wil en bestraft wie Hij wil. God is vergevend en barmhartig.
3|130|Jullie die geloven! Verteert de woeker niet met veelvoudige verdubbeling. En vreest God; misschien zal het jullie welgaan.
3|131|En vreest het vuur dat voor de ongelovigen is klaargemaakt.
3|132|En gehoorzaamt God en de gezant; misschien zal aan jullie barmhartigheid bewezen worden. *
3|133|Streeft naar vergeving van jullie Heer en naar een tuin zo breed als de hemelen en de aarde die klaargemaakt is voor de godvrezenden,
3|134|die bijdragen geven in voorspoed en tegenspoed en die hun woede inhouden en de mensen vergeving schenken -- God bemint hen die goed doen --
3|135|en die, wanneer zij iets gruwelijks doen of zichzelf onrecht aandoen, God gedenken en dan om vergeving voor hun zonden vragen -- en wie behalve God vergeeft de zonden? -- en niet volharden in wat zij willens en wetens deden.
3|136|Zij zijn het wier beloning de vergeving van hun Heer is en tuinen waar de rivieren onderdoor stromen. Zij zullen daarin altijd zijn. Dat is pas een goed loon voor hen die [goed] doen!
3|137|Al voor jullie tijd is de gebruikelijke behandeling meermaals toegepast. Reist dus op de aarde rond en kijkt hoe het einde was van de loochenaars.
3|138|Dit is een uiteenzetting voor de mensen en een leidraad en een aansporing voor de godvrezenden.
3|139|Versaagt niet en treurt niet. Jullie hebben de overhand als jullie gelovig zijn.
3|140|Jullie mag dan een slag toegebracht zijn, hun was al een dergelijke slag toegebracht; in tijden van oorlog geven Wij afwisselend geluk aan de mensen. En [dit gebeurde] ook opdat God hen kent, die gelovig zijn en opdat Hij uit jullie midden getuigen kiest -- God bemint de onrechtplegers niet --
3|141|en ook opdat God hen die geloven loutert en de ongelovigen vernietigt.
3|142|Of rekenden jullie erop de tuin binnen te gaan, voordat God hen kent die zich van jullie inzetten en hen kent die geduldig volharden.
3|143|Jullie hadden de dood gewenst voordat jullie hem tegenkwamen. Nu hebben jullie hem gezien, terwijl jullie toekeken.
3|144|Mohammed is slechts een gezant; voor zijn tijd reeds waren de [andere] gezanten heengegaan. Wanneer hij dan zou sterven of gedood zou worden zouden jullie je dan op jullie hielen omdraaien? Maar wie zich op zijn hielen omdraait die brengt aan God geen enkele schade toe. God zal hen die dank betuigen belonen.
3|145|Iemand kan alleen maar met Gods toestemming sterven volgens een vastgelegde voorbeschikking. Wie de beloning van het tegenwoordige leven wenst, aan hem zullen Wij er iets van geven. En wie de beloning van het hiernamaals wenst, aan hem zullen Wij er iets van geven. En Wij zullen hen die dank betuigen belonen.
3|146|Hoeveel profeten zijn er niet geweest met wie grote menigten medestreden? Zij versaagden niet vanwege wat hen op Gods weg trof, zij verzwakten niet en zij gaven zich niet over. God bemint hen die geduldig volharden.
3|147|Zij zeiden enkel maar: "Onze Heer, vergeef ons onze zonden en dat wij onze bevoegdheid overschreden hebben en maak onze voeten stevig en help ons tegen de ongelovige mensen."
3|148|God gaf hun dan de beloning van het tegenwoordige leven en de goede beloning van het hiernamaals. God bemint hen die goed doen.
3|149|Jullie die geloven! Als jullie hun die ongelovig zijn gehoorzamen dan zullen zij maken dat jullie je op je hielen omkeren en jullie zullen dan als verliezers omdraaien.
3|150|Maar nee, God is jullie beschermheer; Hij is de beste helper.
3|151|Wij zullen de harten van hen die ongelovig zijn schrik aanjagen, omdat zij aan God metgezellen toevoegen; iets waarvoor Hij geen machtiging had neergezonden. Hun verblijfplaats is het vuur. Dat is pas een slechte verblijfplaats voor de onrechtplegers!
3|152|God heeft Zijn toezegging waargemaakt toen jullie hen met Zijn toestemming vernietigend versloegen, totdat jullie opgaven, met elkaar erover twistten en ongehoorzaam waren geworden, nadat Hij jullie had laten zien wat jullie liefhebben. Onder jullie zijn er die het tegenwoordige leven wensen en onder jullie zijn er die het hiernamaals wensen. Toen leidde Hij jullie van hen af om jullie op de proef te stellen, maar Hij had jullie al vergiffenis geschonken. God is vol van goedgunstigheid jegens de gelovigen. *
3|153|Toen jullie er bergopwaarts vandoor gingen zonder je voor iemand om te draaien, hoewel de gezant jullie van achteren toeriep. Toen beloonde Hij jullie met smart voor smart opdat jullie niet bedroefd zouden zijn over wat jullie ontkomen was, noch over wat jullie getroffen had. God is welingelicht over wat jullie doen.
3|154|Toen liet Hij na de smart, ter bescherming slaap neerdalen over jullie waardoor een groep van jullie bevangen werd, maar een andere groep dacht in hun zelfzucht op onterechte manier over God, zoals men in de tijd van onwetendheid dacht. Zij zeiden: "Hebben wij ook enige zeggenschap?" Zeg: "God heeft de gehele zeggenschap." Zij verbergen in hun binnenste wat zij jou niet laten blijken; zij, zeggen: "Als wij ook enige zeggenschap hadden gehad, zouden wij hier niet gesneuveld zijn." Zeg: "Al waren jullie in je huizen gebleven, dan zouden toch zij voor wie het was bepaald dat zij zouden sneuvelen naar hun rustplaatsen zijn opgetrokken." [Dit gebeurt] opdat God wat in jullie binnenste is op de proef stelt en wat in jullie harten is loutert. God weet wat er binnen in de harten is.
3|155|Zij die zich van jullie afkeerden op de dag dat de beide troepenmachten tot een treffen kwamen, zij werden slechts door de satan tot een misstap gebracht wegens iets wat zij begaan hadden. God is vergevend en zachtmoedig.
3|156|Jullie die geloven! Weest niet zoals zij die ongelovig zijn en die, wanneer zij op de aarde rondtrekken of op veldtocht zijn, van hun broeders zeggen: "Als zij bij ons waren gebleven, dan waren zij niet gestorven en niet gedood." [Zij zeggen het] opdat God dat tot [een reden voor] wroeging in hun harten zou maken. God geeft leven en laat sterven. God doorziet wat jullie doen.
3|157|Als jullie op Gods weg sneuvelen of sterven, dan is vergeving van God en barmhartigheid beter dan wat zij bijeenbrengen.
3|158|Als jullie sterven of sneuvelen dan zullen jullie tot God verzameld worden.
3|159|Vanwege barmhartigheid van God was jij soepel voor hen, maar als jij streng en hardvochtig was geweest dan waren zij rondom jou uiteengegaan. Reken het hun dus maar niet aan en vraag vergeving voor hen en raadpleeg hen over het beleid. Wanneer je dan een besluit genomen hebt vertrouw dan op God. God bemint hen die vertrouwen hebben.
3|160|Als God jullie helpt, kan niemand jullie verslaan, maar als Hij jullie in de steek laat, wie is er die jullie daarna nog helpen kan? Op God is het dat de gelovigen hun vertrouwen moeten stellen.
3|161|Het komt een profeet niet toe dat hij [iets van de buit] ontvreemdt. Wie iets ontvreemdt zal wat hij heeft ontvreemd meebrengen op de opstandingsdag. Dan zal aan iedereen vergoed worden wat hij verdiend heeft en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
3|162|Is dan iemand die Gods welgevallen navolgt als iemand die zich gramschap van God op de hals haalt? Hun verblijfplaats is de hel. Dat is pas een slechte bestemming!
3|163|Zij zijn verschillend in rang bij God. God doorziet wel wat zij doen.
3|164|God heeft de gelovigen een gunst bewezen toen Hij bij hen een gezant uit hun midden liet opstaan, die hun Zijn tekenen voorleest, hen loutert en hun het boek en de wijsheid onderwijst, ook al verkeerden zij vroeger in duidelijke dwaling.
3|165|Of toen jullie onheil trof dat jullie zelf al dubbel hadden toegebracht. Jullie zeiden: "Hoe komt dit?" Zeg: "Het komt van jullie zelf." God is almachtig.
3|166|Wat jullie trof op de dag dat de beide troepenmachten tot een treffen kwamen was met Gods toestemming en [het gebeurde] opdat Hij de gelovigen kent
3|167|en opdat Hij de huichelaars kent. Tot hen werd gezegd: "Komt en strijdt op Gods weg of verdrijft [de vijand]." Zij zeiden: "Als wij van de strijd geweten hadden dan waren wij jullie zeker gevolgd." Op die dag waren zij dichter bij het ongeloof dan bij het geloof; met hun monden zeiden zij wat in hun harten niet was. God weet het best wat zij verbergen.
3|168|Zij die van hun broeders, terwijl zijzelf thuisbleven, zeiden: "Als zij naar ons geluisterd hadden, waren zij niet gedood." Zeg: "Weert dan de dood van jullie zelf af, als jullie gelijk hebben."
3|169|En denk van hen die op Gods weg gedood worden niet dat zij dood zijn; zij zijn juist levend bij hun Heer, waar in hun onderhoud wordt voorzien,
3|170|terwijl zij zich verheugen over wat God hun van Zijn genade geeft en zich verblijden dat de achterblijvers die zich nog niet bij hen gevoegd hebben niets te vrezen hebben noch bedroefd zullen zijn. *
3|171|Zij verblijden zich over een genade en een gunst van God en dat God het loon van de gelovigen niet verloren laat gaan,
3|172|die God en Zijn gezant gehoor geven na de slag die hen getroffen heeft. Voor diegenen onder hen die goed doen en die godvrezend zijn is er een geweldig loon.
3|173|Tot wie de mensen zeiden: "De mensen hebben zich tegen jullie verzameld; vreest hen dus." Maar dat deed hun geloof alleen maar toenemen en zij zeiden: "God is voor ons goed genoeg; Hij is een voortreffelijke voogd."
3|174|Dus keerden zij weerom met genade en gunst van God. Geen kwaad overkwam hen en zij volgden Gods welgevallen na. God is vol van geweldige goedgunstigheid.
3|175|Dat was slechts de satan. Hij boezemt [jullie] vrees in voor zijn aanhangers. Vreest hen niet, maar vreest Mij als jullie gelovig zijn.
3|176|Laat je niet bedroefd maken door hen die wedijveren in ongeloof; zij brengen God geen enkele schade toe. God wenst voor hen geen aandeel in het hiernamaals tot stand te brengen. Voor hen is er een geweldige bestraffing.
3|177|Zij die voor het geloof ongeloof gekocht hebben; zij brengen God geen enkele schade toe. Voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
3|178|Zij die ongelovig zijn moeten er niet op rekenen dat het uitstel dat Wij hun verlenen voor hen beter is; Wij verlenen hun slechts uitstel opdat zij in zonde toenemen. Voor hen is er een vernederende bestraffing.
3|179|God is niet zo dat Hij de gelovigen in de toestand laat waarin jullie nu zijn totdat Hij de slechte van de goede onderscheidt. God is niet zo dat Hij jullie op de hoogte stelt van het onzichtbare, maar God verkiest uit Zijn gezanten wie Hij wil. Gelooft dan in God en Zijn gezanten. En als jullie geloven en godvrezend zijn dan is er voor jullie een geweldig loon.
3|180|Zij die gierig zijn met wat God hun van Zijn goedgunstigheid gegeven heeft, moeten niet denken dat het goed voor hen is. Welnee, het is slecht voor hen; op de opstandingsdag zal dat waarmee zij gierig waren hen om de nek worden gehangen. Aan God behoort de erfenis toe van de hemelen en de aarde. God is welingelicht over wat jullie doen.
3|181|God heeft de uitspraak wel gehoord van hen die zeiden: "God is arm en wij zijn rijk." Wij zullen opschrijven wat zij zeiden en ook dat zij de profeten zonder enig recht doodden en Wij zullen zeggen: "Proeft de straf van de verbranding."
3|182|Dat is voor wat jullie handen vroeger gedaan hebben en omdat God de dienaren niet onrechtvaardig behandelt.
3|183|Zij die zeiden: "God heeft ons opgedragen geen gezant te geloven totdat hij ons een offer zou brengen dat door het vuur wordt verteerd." Zeg: "Tot jullie zijn al voor mijn tijd gezanten gekomen met de duidelijke bewijzen en met dat wat jullie zeggen. Waarom hebben jullie hen dan gedood, als jullie gelijk hebben."
3|184|Als zij jou dan van leugens betichten; al voor jouw tijd zijn er gezanten van leugens beticht, die kwamen met de duidelijke bewijzen, met de Zoeboer en het verlichtende boek.
3|185|Ieder zal de dood proeven, maar jullie volle loon zal jullie op de opstandingsdag gegeven worden. Wie dan van het vuur gevrijwaard wordt en in de tuin binnengebracht, die heeft gezegevierd. Het tegenwoordige leven is slechts het genot van de begoocheling. *
3|186|Jullie zullen zeker op de proef gesteld worden in jullie bezittingen en in jullie zelf en jullie zullen zeker van hen aan wie voor jullie tijd het boek gegeven was en van de aanhangers van het veelgodendom veel ergerlijks horen. Als jullie geduldig volharden en godvrezend zijn, dan is dat een zaak van vastbeslotenheid.
3|187|En toen God met hen aan wie het boek gegeven is het verdrag aanging: "Jullie moeten het aan de mensen duidelijk maken en het niet verbergen." Toen veronachtzaamden zij het achterbaks en verkwanselden het, maar wat zij ervoor gekocht hebben dat is pas slecht.
3|188|Denk niet dat zij die zich verheugen over wat zij bereikt hebben en die graag geprezen worden voor wat zij niet gedaan hebben, denk toch niet dat zij voor de straf in veiligheid zijn. Voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
3|189|God heeft de heerschappij over de hemelen en de aarde en God is almachtig.
3|190|In de schepping van de hemelen en de aarde en het verschil van nacht en dag zijn tekenen voor mensen die verstand hebben,
3|191|die God staande, zittende en op hun zij liggende gedenken en die over de schepping van de hemelen en de aarde nadenken: "Onze Heer, U hebt dit niet voor niets geschapen -- U zij geprezen! -- en behoed ons voor de bestraffing van het vuur.
3|192|Onze Heer, wie door U het vuur wordt binnengevoerd, die wordt door U te schande gemaakt. De onrechtplegers zullen geen helpers hebben.
3|193|Onze Heer, wij hebben iemand die opriep tot het geloof gehoord: 'Gelooft in jullie Heer!? Dus geloven wij. Onze Heer, vergeef ons onze zonden en wis onze slechte daden uit en neem ons met de vromen weg.
3|194|Onze Heer, en geef ons wat U ons door Uw gezanten hebt toegezegd en maak ons niet te schande op de opstandingsdag. U zult de afspraak niet afzeggen."
3|195|Toen verhoorde hun Heer hen: "Ik laat het werk van iemand van jullie die [goed] doet niet verloren gaan, of het nu een man is of een vrouw; jullie horen bij elkaar. Zij dus die uitgeweken zijn, uit hun woningen verdreven zijn, op Mijn weg tegenspoed geleden hebben, gestreden hebben en gesneuveld zijn, van hen zal Ik de slechte daden kwijtschelden en Ik zal hen tuinen binnen laten gaan waar de rivieren onderdoor stromen; als beloning van God. En God, bij Hem is de goede beloning.
3|196|Laat je niet begoochelen doordat zij die ongelovig zijn in het land rondtrekken.
3|197|Een weinig genot! Dan zal hun verblijfplaats de hel zijn. Dat is pas een slechte rustplaats!
3|198|Maar zij die hun Heer vrezen, voor hen zijn er tuinen waar de rivieren onderdoor stromen; zij zullen daarin altijd blijven: een gastverblijf van God. Wat bij God is, is het beste voor de vromen.
3|199|Onder de mensen van het boek zijn er die in God geloven, in wat naar jullie is neergezonden en in wat tot hen is neergezonden, terwijl zij zich deemoedig aan God onderwerpen. Zij verkwanselen Gods tekenen niet. Zij zijn het voor wie hun loon bij hun Heer is. God is snel met de afrekening.
3|200|Jullie die geloven! Weest geduldig, volhardend, standvastig en vreest God. Misschien zal het jullie welgaan.
4|1|O mensen, vreest jullie Heer die jullie uit één wezen geschapen heeft, die uit hem zijn echtgenote schiep en die uit hen beiden vele mannen en vrouwen heeft voortgebracht en [over de aarde] verspreid. Vreest God uit wiens naam jullie elkaar iets vragen en respecteert de verwantschapsbanden. God is opziener over jullie.
4|2|Geeft de wezen hun bezittingen, ruilt het onbetamelijke niet in voor het goede en verteert hun bezittingen niet samen met jullie eigen bezittingen; dat is een grote zonde.
4|3|En als jullie vrezen ten aanzien van de wezen niet juist te handelen, trouwt dan met zoveel vrouwen als jullie goeddunkt, twee, drie of vier. Maar als jullie vrezen [haar] niet rechtvaardig te kunnen behandelen, dan met één of met slavinnen waarover jullie beschikken. Dat is het meest voor de hand liggend om onrechtvaardigheid te voorkomen.
4|4|Geeft de vrouwen haar bruidsgiften als een schenking, maar als zij jullie uit eigen beweging iets ervan toestaan, gebruikt het dan met genoegen en voldoening.
4|5|Geeft jullie bezittingen, die God jullie als middelen van bestaan verschaft heeft, niet aan de dwazen maar voorziet ermee in hun onderhoud en kleedt hen en spreekt tot hen op een vriendelijke manier.
4|6|En toetst de wezen totdat zij de leeftijd om te trouwen bereikt hebben en als jullie bij hen dan redelijk inzicht bemerken, overhandigt hun dan hun bezittingen. En verteert ze niet verkwistend en overijld voordat zij groot geworden zijn. Wie rijk is moet er afblijven en wie arm is moet er in redelijkheid van gebruiken. En als jullie hun dan hun bezittingen overhandigen laat er dan getuigen bij aanwezig zijn. God is goed genoeg om af te rekenen.
4|7|De mannen hebben een aandeel in wat de ouders en de verwanten nalaten en de vrouwen hebben een aandeel in wat de ouders en de verwanten nalaten of het nu weinig is of veel: een vastgesteld aandeel.
4|8|En wanneer bij de verdeling de verwanten, de wezen en de behoeftigen aanwezig zijn, geeft hun daarvan dan iets voor hun levensonderhoud en spreekt tot hen op een vriendelijke manier.
4|9|Zij die bevreesd zouden zijn, als zij zelf weerloze nakomelingen zouden achterlaten, moeten oppassen. Zij moeten God vrezen en passende woorden spreken.
4|10|Zij die de bezittingen van de wezen onrechtmatig verteren, verteren slechts vuur in hun buik en zij zullen in een vuurgloed braden.
4|11|God draagt jullie met betrekking tot jullie kinderen op: voor een mannelijk [kind] evenveel als het aandeel van twee vrouwelijke. Als er echter alleen maar vrouwen zijn en wel meer dan twee, dan is tweederde van wat hij nalaat voor haar. Maar als er maar één is dan is de helft voor haar. Voor de beide ouders: elk van beiden een zesde van wat hij nalaat, als hij kinderen heeft. Als hij geen kinderen heeft en zijn ouders erven van hem dan is een derde voor zijn moeder, maar als hij broers heeft dan is een zesde voor zijn moeder. [Dit geldt] na[dat rekening gehouden is met] een [testamentaire] beschikking die hij heeft gemaakt of een schuld. Jullie vaders en jullie zonen; jullie weten niet wie van hen jullie in nuttigheid het meest nastaat. [Dit is] een verplichting van God. God is wetend en wijs. *
4|12|Voor jullie is de helft van wat jullie echtgenotes nalaten als zij geen kinderen hebben. Als zij kinderen hebben dan is een kwart van wat zij nalaten voor jullie. [Dit geldt] na[dat rekening gehouden is met] een [testamentaire] beschikking die zij hebben gemaakt of een schuld. Voor haar is een kwart van wat jullie nalaten als jullie geen kinderen hebben. Als jullie kinderen hebben dan is een achtste van wat jullie nalaten voor haar. [Dit geldt] na[dat rekening gehouden is met] een [testamentaire] beschikking die jullie hebben gemaakt of een schuld. Als er van een man of een vrouw in de zijlinie geërfd wordt terwijl hij een broer of een zuster heeft dan is er voor elk van beiden een zesde, maar als het er meer zijn, dan delen zij samen in een derde. [Dit geldt] na[dat rekening gehouden is met] een [testamentaire] beschikking die gemaakt is of een schuld. Er moet niet benadeeld worden! [Dit geldt] als een beschikking van God. God is wetend en zachtmoedig.
4|13|Dat zijn Gods bepalingen. Wie aan God en Zijn gezant gehoorzaamt die zal Hij binnenvoeren in tuinen waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij altijd blijven. Dat is de geweldige triomf!
4|14|En wie ongehoorzaam is aan God en Zijn gezant en Zijn bepalingen overtreedt die zal Hij binnenvoeren in een vuur waarin hij altijd zal blijven. Voor hem is er een vernederende bestraffing.
4|15|Als er onder jullie vrouwen iemand is die een gruweldaad begaat, roept dan uit jullie midden vier getuigen op tegen haar. Als zij dan getuigenis geven, geeft haar dan huisarrest, totdat de dood haar wegneemt of God haar een uitweg biedt.
4|16|En de twee uit jullie midden die dat begaan, moeten jullie beiden straffen. Maar als zij berouw tonen en zich beteren, laat hen dan met rust. God is een genadegever en barmhartig.
4|17|Het is Gods taak om zich genadig tot hen te wenden die het verkeerde uit onwetendheid doen en dan spoedig berouw tonen. Zij zijn het tot wie God zich genadig wendt. God is wetend en wijs.
4|18|Maar de genadevolle aandacht geldt niet voor hen die verkeerde dingen blijven doen totdat een van hen, als de dood nabij is, zegt: "Nu heb ik berouw" en ook niet voor hen die als ongelovigen sterven. Zij zijn het voor wie Wij een pijnlijke bestraffing hebben klaargemaakt.
4|19|Jullie die geloven! Het is jullie niet toegestaan vrouwen tegen haar wil te erven en houdt haar niet tegen om iets van wat jullie haar gegeven hebben mee te nemen, behalve als zij een overduidelijke gruweldaad hebben begaan. En gaat vriendelijk met haar om. Als jullie een afkeer van haar hebben, dan zijn jullie misschien wel afkerig van iets waar God toch veel goeds in heeft gelegd.
4|20|En als jullie in plaats van een echtgenote een andere wensen te nemen en als jullie aan één van haar een fortuin gegeven hebben, neemt daarvan dan niets. Willen jullie het soms in lasterlijke slechtheid en duidelijke zonde nemen?
4|21|Hoe kunnen jullie het nemen terwijl jullie al tot elkaar gekomen zijn en zij met jullie een solide overeenkomst zijn aangegaan?
4|22|En trouwt niet met vrouwen met wie jullie vaders getrouwd geweest zijn, behalve als het al gebeurd is. Dat is iets gruwelijks en afschuwelijks en een slechte manier van doen.
4|23|Verboden [om mee te trouwen] zijn voor jullie je moeders, dochters, zusters, tantes van vaders- en moederskant, dochters van broers en zusters, zoogmoeders en zoogzusters, de moeders van jullie vrouwen en jullie stiefdochters die onder jullie hoede staan en die geboren zijn uit jullie vrouwen met wie jullie daadwerkelijk gemeenschap hebben gehad -- als jullie nog geen gemeenschap met haar hadden gehad, dan is het voor jullie geen vergrijp -- en de echtgenotes van jullie lijfelijke zonen en dat jullie twee zusters samen als vrouw hebben, behalve als het al is gebeurd. God is barmhartig en vergevend. *
4|24|En ook [verboden om mee te trouwen zijn] de eerbaar getrouwde vrouwen, behalve slavinnen waarover jullie beschikken. Het is Gods voorschrift voor jullie. Daarnaast is het jullie toegestaan er met jullie bezittingen in eerbaarheid en niet in ontucht naar te streven. Voor het genot dat jullie van haar ontvangen, geeft haar daarvoor haar loon; een verplichting is het. Het geldt voor jullie niet als overtreding als jullie daarboven in onderlinge overeenstemming iets regelen nadat de verplichting is vastgelegd. God is wetend en wijs.
4|25|Als iemand van jullie het niet kan opbrengen te trouwen met eerbare gelovige vrouwen, dan kan hij trouwen met gelovige meisjes waarover jullie als slavinnen beschikken. God kent jullie geloof het best. Jullie horen bij elkaar. Trouwt dus met haar met toestemming van haar mensen en geeft haar in redelijkheid haar loon als eerbaar getrouwde vrouwen, die geen ontucht bedrijven en zich geen minnaars nemen. Wanneer men dan eerbaar met haar getrouwd is en als zij dan een gruweldaad begaan, dan geldt voor haar de helft van de bestraffing die voor de eerbaar getrouwde vrouwen geldt. Dat is voor wie uit jullie midden bang zijn zich te bezondigen. Maar dat jullie geduldig volharden is beter voor jullie. God is vergevend en barmhartig.
4|26|God wil jullie duidelijkheid verschaffen, jullie op het goede pad brengen volgens de gewoonten van hen die er voor jullie tijd waren en zich genadig tot jullie wenden. God is wetend en wijs.
4|27|En God wenst zich genadig tot jullie te wenden maar zij die de begeerten najagen wensen dat jullie geweldig gaan afwijken.
4|28|God wenst het voor jullie gemakkelijk te maken; de mens is immers zwak geschapen.
4|29|Jullie die geloven! Verteert niet onderling elkaars bezittingen door bedrog, behalve als het om handel met wederzijdse instemming gaat, en doodt elkaar niet. God is voor jullie barmhartig.
4|30|Wie het in overtreding en onrechtmatigheid toch doet, die zullen Wij in een vuur laten braden; dat is voor God gemakkelijk.
4|31|Als jullie de ernstige vergrijpen vermijden die jullie verboden zijn, dan zullen Wij de slechte daden van jullie kwijtschelden en jullie een voortreffelijke binnenkomst bezorgen.
4|32|Begeert niet iets waarmee God een van jullie boven een ander heeft bevoorrecht. De mannen krijgen een aandeel van wat zij hebben verdiend en de vrouwen krijgen een aandeel van wat zij hebben verdiend. En vraagt God om iets van Zijn goedgunstigheid. God is alwetend.
4|33|Wij hebben gemaakt dat er voor iedereen rechthebbenden zijn op wat de ouders en de verwanten nalaten. En zij met wie jullie door eden verbonden zijn, geeft hun hun aandeel. God is van alles getuige.
4|34|De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht en omdat zij van hun bezittingen uitgegeven hebben. De deugdzame vrouwen zijn dus onderdanig en zij waken over wat verborgen is, omdat God erover waakt. Maar zij van wie jullie ongezeglijkheid vrezen, vermaant haar, laat haar alleen in de rustplaatsen en slaat haar. Als zij jullie dan gehoorzamen, dan moeten jullie niet proberen haar nog iets aan te doen. God is verheven en groot.
4|35|En als jullie onmin tussen beiden vrezen, zendt dan een scheidsrechter van zijn mensen en een scheidsrechter van haar mensen. Als zij beiden het weer goed willen maken, dan zal God hen met elkaar verzoenen. God is wetend en welingelicht.
4|36|Dient God en voegt aan Hem niets als metgezel toe. En weest goed voor de ouders en ook voor de verwant, de wezen, de behoeftigen, de verwante buur, de niet-verwante buur, de niet-verwante medeburger, hij die onderweg is en slaven waarover jullie beschikken. God bemint niet wie ingebeeld en verwaand zijn,
4|37|die gierig zijn, die de mensen opdragen gierig te zijn, die verbergen wat God hun van Zijn goedgunstigheid gegeven heeft -- voor de ongelovigen hebben Wij een vernederende bestraffing klaargemaakt --
4|38|die hun bezittingen weggeven om door de mensen gezien te worden en die niet in God noch in de laatste dag geloven. En voor wie de satan een kameraad is; een slechte kameraad is dat!
4|39|Wat zou hun kunnen overkomen als zij in God en in de laatste dag zouden geloven en ook iets van wat God hun voor hun levensonderhoud gegeven heeft als bijdragen geven. God is over hen wetend.
4|40|God doet geen greintje onrecht aan en als het een goede daad is zal Hij die verdubbelen en van Zijn kant een geweldig loon geven.
4|41|Hoe zal het dan zijn wanneer Wij uit elke gemeenschap een getuige laten komen en Wij jou als getuige tegen dezen hier laten komen?
4|42|Op die dag zullen zij die ongelovig zijn en ongehoorzaam aan de gezant graag willen dat de aarde met hen gelijkgemaakt wordt. En zij kunnen voor God geen gesprek verbergen.
4|43|Jullie die geloven! Nadert niet tot de salaat, terwijl jullie dronken zijn, zolang jullie niet weten wat jullie zeggen, en ook niet terwijl jullie onrein zijn -- behalve wanneer jullie onderweg voorbijkomen -- zolang jullie je niet eerst wassen. En als jullie ziek zijn of op reis of als iemand van het toilet komt of met vrouwen omgang heeft gehad en jullie vinden geen water, zoekt dan goede kale grond en wrijft jullie gezichten en handen. God is lankmoedig en vergevend.
4|44|Heb jij niet gezien naar hen aan wie een aandeel aan het boek gegeven is, dat zij dwaling kopen en wensen dat jullie van de weg afdwalen?
4|45|God kent jullie vijanden het best. God is goed genoeg als beschermer en God is goed genoeg als helper.
4|46|Onder hen die het jodendom aanhangen zijn er die de woorden verdraaien [door ze] uit hun verband [te halen] en die zeggen: "Wij hebben gehoord en zijn opstandig geworden) en: "Hoor" zonder dat het hoorbaar is en: "Eerbiedig ons" met verdraaiing van hun tongen en belastering van de godsdienst. Als zij maar gezegd hadden: "Wij horen en gehoorzamen" en "Hoor en let op ons" dan was dat beter voor hen en juister, maar God heeft hen om hun ongeloof vervloekt; zij geloven maar weinig.
4|47|Jullie aan wie het boek gegeven is! Gelooft in wat Wij hebben neergezonden ter bevestiging van wat jullie al hebben, voordat Wij gezichten weghalen en aan hun achterkant weer aanbrengen of hen vervloeken, zoals Wij hen van de sabbat vervloekt hebben. Gods beschikking wordt uitgevoerd.
4|48|God vergeeft het niet als men aan Hem metgezellen toevoegt, maar afgezien daarvan vergeeft Hij aan wie Hij wil. Wie aan God metgezellen toevoegt, die heeft een geweldige zonde verzonnen.
4|49|Heb jij niet gezien naar hen die van zichzelf zeggen dat zij gelouterd zijn? Nee toch, God zal louteren wie Hij wil en hun wordt nog geen vezeltje onrecht aangedaan.
4|50|Kijk hoe zij over God leugens verzinnen; dat is genoeg als duidelijke zonde.
4|51|Heb jij niet gezien naar hen aan wie een aandeel aan het boek gegeven is, dat zij geloven aan de Djibt en de Taghoet en over hen die ongelovig zijn zeggen: "Dezen volgen een betere weg dan zij die geloven."
4|52|Zij zijn het die God vervloekt heeft en als God iemand vervloekt, dan zul je voor hem geen helper vinden.
4|53|Of hebben zij een aandeel in de heerschappij? Nu dan! Zij zouden de mensen nog niet de holte in een dadelpit geven.
4|54|Of zijn zij afgunstig op de mensen om wat God hun van Zijn goedgunstigheid gegeven heeft? Maar Wij hebben toch aan de mensen van Ibrahiem het boek en de wijsheid gegeven en Wij hebben hun een geweldige heerschappij gegeven.
4|55|Onder hen zijn er, die erin geloven en onder hen zijn er, die zich ervan afkeren. De hel is als vuurgloed genoeg.
4|56|Zij die ongelovig zijn in Onze tekenen, hen zullen Wij in een vuur laten braden. Telkens als hun huid gaar gebakken is, vervangen Wij die door andere huid, opdat zij de bestraffing proeven. God is machtig en wijs.
4|57|Maar zij die gelovig zijn en de deugdelijke daden doen, hen zullen Wij tuinen laten binnengaan waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij voor immer en altijd blijven. Voor hen zijn er daarin reingemaakte echtgenotes en Wij zullen hen in een beschuttende schaduw laten binnengaan.
4|58|God beveelt jullie in bewaring gegeven goederen aan de rechthebbenden te overhandigen en, wanneer jullie tussen de mensen oordelen, dat jullie rechtvaardig oordelen. Hoe goed is het toch, waarmee God jullie aanspoort. God is horend en doorziend.
4|59|Jullie die geloven! Gehoorzaamt God en gehoorzaamt de gezant en de gezagdragers uit jullie midden. Als jullie met elkaar twisten, legt het dan voor aan God en de gezant, als jullie in God en de laatste dag geloven; dat is beter voor jullie en een mooiere afsluiting.
4|60|Heb jij niet gezien naar hen die beweren te geloven in wat naar jou is neergezonden en in wat er al voor jouw tijd is neergezonden, dat zij voor een uitspraak bij de Taghoet in beroep wensen te gaan, hoewel hun bevolen was daarin niet te geloven. De satan wenst hen ver te laten afdwalen.
4|61|En wanneer tot hen gezegd wordt: "Komt tot wat God heeft neergezonden en tot de gezant" dan zie jij de huichelaars zich duidelijk van jou afkeren.
4|62|En hoe is het dan als hen onheil treft voor wat hun handen tevoren gedaan hebben en als zij dan tot jou komen, terwijl zij bij God zweren: "Wij wensten alleen maar goed te doen en gunstig te stemmen"?
4|63|Dat zijn zij van wie God weet wat er in hun harten is. Wend je van hen af en vermaan hen en zeg doeltreffende woorden tot hen over henzelf.
4|64|Wij hebben de gezanten slechts gezonden om, met Gods toestemming, gehoorzaamd te worden. En als zij, omdat zij zichzelf onrecht aangedaan hebben, tot jou zouden komen en dan God om vergeving zouden vragen en als de gezant voor hen om vergeving zou vragen dan zouden zij merken dat God een genadegever is en barmhartig.
4|65|Maar nee, bij jouw Heer, zij geloven pas [echt] als zij jou tot scheidsrechter maken over wat bij hen omstreden is en als zij dan bij zichzelf geen moeite hebben met wat jij geoordeeld hebt en het volledig aanvaarden.
4|66|En als Wij aan hen voorgeschreven hadden: "Doodt elkaar" of "Vertrekt uit jullie woningen", dan zouden zij het op enkelen na niet doen. Maar als zij zouden doen waartoe zij worden aangespoord dan zou dat beter zijn en een stevigere bevestiging.
4|67|En dan zouden Wij hun van Onze kant een geweldig loon geven.
4|68|En Wij zouden hen op een juiste weg leiden.
4|69|Wie God en de gezant gehoorzamen, dat zijn zij die bij hen behoren aan wie God genade geschonken heeft: de profeten, de oprechten, de [geloofs]getuigen en de rechtschapenen. Dat zijn goede kameraden!
4|70|Dat is de goedgunstigheid van God. God is goed genoeg als wetende.
4|71|Jullie die geloven! Neemt jullie voorzorgsmaatregelen en rukt uit in groepen of rukt gezamenlijk uit.
4|72|Onder jullie zijn er die treuzelen en als jullie dan onheil treft zegt zo iemand: "God heeft mij genade geschonken, omdat ik niet met hen daarbij tegenwoordig was."
4|73|Maar als jullie een gunst van God treft dan zegt hij, alsof er tussen jullie en hem geen vriendschap was: "Ach was ik maar met hen erbij geweest, dan had ik een geweldige triomf behaald." *
4|74|Laten zij die het tegenwoordige leven verkopen voor het hiernamaals dan strijden op Gods weg en wie op Gods weg strijdt en gedood wordt of de overwinning behaalt, hem zullen Wij een geweldig loon geven.
4|75|Wat hebben jullie dat jullie niet op Gods weg strijden en ook niet voor die onderdrukte mannen, vrouwen en kinderen die zeggen: "Onze Heer, breng ons uit deze stad waarvan de inwoners onrecht plegen en breng ons van Uw kant een beschermer en breng ons van Uw kant een helper."
4|76|Zij die geloven strijden op Gods weg en zij die ongelovig zijn strijden op de weg van de Taghoet. Bestrijdt de aanhangers van de satan. De list van de satan is maar zwak!
4|77|Heb jij niet gezien naar hen tot wie gezegd is: "Houdt jullie handen in bedwang, verricht de salaat en geeft de zakaat"? Toen hun dan voorgeschreven werd te strijden, toen was er opeens een groep onder hen die de mensen evenzeer als God vreesde, of nog meer, en die zeiden: "Onze Heer, waarom hebt U ons voorgeschreven te strijden? Had U ons niet nog een kort uitstel kunnen verlenen?" Zeg: "Het genot van het tegenwoordige leven is gering, maar het hiernamaals is beter voor wie godvrezend is en jullie wordt nog geen vezeltje onrecht aangedaan.
4|78|Waar jullie ook zijn, de dood zal jullie bereiken ook al zijn jullie in hooggebouwde burchten." En als hen iets goeds treft zeggen zij: "Dit komt van God." En als hen iets slechts treft zeggen zij: "Dit komt van jou." Zeg: "Alles komt van God." Wat is er met deze mensen aan de hand dat zij een bericht nauwelijks begrijpen?
4|79|Het goede dat jou treft, dat komt van God en het slechte dat jou treft, dat komt van jezelf. Wij hebben jou als gezant tot de mensen gezonden. God is goed genoeg als getuige.
4|80|Wie de gezant gehoorzaamt, die gehoorzaamt God en wie zich afkeert? Wij hebben jou niet gezonden als iemand die over hen waakt.
4|81|En zij zeggen:"Gehoorzaamheid!" Maar als zij bij jou wegtrekken dan besluit een groep van hen heimelijk iets anders dan zij zeggen, maar God schrijft op wat zij heimelijk besluiten. Wend je dus van hen af en stel je vertrouwen op God. God is goed genoeg als voogd.
4|82|Overpeinzen zij de Koran dan niet? Als hij van een ander dan God [gekomen] was dan zouden zij er veel tegenstrijdigs in vinden.
4|83|En wanneer tot hen een bericht over veiligheid of vrees komt, dan verspreiden zij het. Als ze het echter naar de gezant en naar de gezagdragers onder hen verwezen hadden dan zouden zij uit hun midden die gevolgtrekkingen kunnen maken, er kennis van hebben kunnen nemen. En zonder Gods goedgunstigheid jegens jullie en Zijn barmhartigheid zouden jullie op enkelen na de satan gevolgd hebben.
4|84|Strijd dus op Gods weg -- jij wordt slechts voor jezelf aansprakelijk gesteld -- en spoor de gelovigen aan. Misschien dat God het geweld van hen die ongelovig zijn zal afwenden. Gods geweld is groter en Zijn strafvoltrekking is strenger.
4|85|Wie met een goede voorspraak bemiddelt, krijgt zijn aandeel daarin en wie met een slechte voorspraak bemiddelt krijgt zijn portie daarvan. God houdt op alles toezicht.
4|86|En wanneer men jullie met een groet begroet, groet dan op een betere manier terug of beantwoordt de groet. God rekent over alles af.
4|87|God, er is geen god dan Hij. Hij zal jullie bijeenbrengen voor de opstandingsdag, waaraan geen twijfel is. En wie is er oprechter met berichten dan God?
4|88|Hoe komt het dan dat er bij jullie met betrekking tot de huichelaars twee groepen zijn, terwijl God hen toch heeft laten terugvallen voor wat zij begaan hebben. Willen jullie dan hen die God tot dwaling gebracht heeft op het goede pad brengen? Wie door God tot dwaling gebracht wordt, voor hem vind je geen weg.
4|89|Zij zouden graag willen dat jullie ongelovig werden, zoals zij dat zijn; dan zouden jullie gelijk zijn. Neemt van hen dus niemand als medestander zolang zij niet uitwijken op Gods weg. Als zij zich afkeren, grijpt hen dan en doodt hen waar jullie hen vinden. Neemt van hen niemand als medestander of als helper.
4|90|Behalve hen die zich aansluiten bij mensen met wie jullie een verdrag hebben of die met beklemd gemoed tot jullie komen omdat zij tegen jullie zouden moeten strijden of tegen hun eigen mensen strijden. Als God gewild had, dan had Hij hun macht over jullie gegeven en dan hadden zij zeker tegen jullie gestreden. Als zij zich van jullie afzijdig houden, niet tegen jullie strijden en jullie vrede aanbieden dan verschaft God jullie geen weg om tegen hen op te treden.
4|91|Jullie zullen anderen vinden die voor jullie veilig wensen te zijn en evenzo voor hun eigen mensen. Telkens als zij aan de beproeving worden blootgesteld worden zij daardoor misleid. Als zij zich dan niet van jullie afzijdig houden, jullie geen vrede aanbieden, noch hun handen in bedwang houden, doodt hen dan waar jullie hen aantreffen. Zij zijn het over wie Wij jullie een duidelijk gezag hebben verleend.
4|92|Het komt een gelovige niet toe een gelovige te doden, tenzij per abuis. En als iemand per abuis een gelovige doodt dan geldt de vrijlating van een gelovige slaaf en bloedgeld dat wordt overhandigd aan zijn familie, behalve als het door hen als aalmoes wordt geschonken. Als hij tot mensen behoorde die vijanden van jullie zijn, terwijl hij wel gelovig was, dan geldt als vergelding de vrijlating van een gelovige slaaf, maar als hij tot mensen behoorde met wie jullie een verdrag hebben, dan bloedgeld dat wordt overhandigd aan zijn familie en de vrijlating van een gelovige slaaf. Als iemand niets te geven vindt, dan een vasten van twee maanden achter elkaar als genadegave van God. God is wetend en wijs.
4|93|En wie een gelovige opzettelijk doodt, zijn vergelding is de hel, waarin hij altijd blijft. God is vertoornd op hem en vervloekt hem en maakt een geweldige bestraffing voor hem klaar.
4|94|Jullie die geloven! Wanneer jullie op Gods weg rondtrekken, zorgt dan dat jullie duidelijke inlichtingen inwinnen en zegt niet tot iemand die jullie de vredesgroet aanbiedt: "Jij bent geen gelovig" in jullie streven naar het stoffelijk gewin van het tegenwoordige leven. Bij God zijn toch vele mogelijkheden tot buit. Zo waren jullie vroeger, maar God heeft jullie een gunst bewezen. Wint dus duidelijke inlichtingen in. God is over wat jullie doen welingelicht.
4|95|De thuisblijvers onder de gelovigen -- afgezien van hen die gebreken hebben -- en zij die zich inspannen op Gods weg met hun bezittingen en hun eigen persoon zijn niet gelijk. God bevoorrecht hen die zich op Gods weg met hun bezittingen en hun eigen persoon inspannen met een rang boven de thuisblijvers. God heeft allen het beste toegezegd, maar zij die zich met hun bezittingen en hun eigen persoon inspannen worden door God meer dan de thuisblijvers bevoorrecht met een geweldig loon,
4|96|met rangen van Hem afkomstig, met vergeving en met barmhartigheid. God is vergevend en barmhartig.
4|97|Tot hen die door de engelen worden weggenomen, terwijl zij zichzelf onrecht hebben aangedaan, zeggen zij: "In wat voor toestand verkeerden jullie?" Zij zeggen dan: "Wij waren onderdrukten op de aarde." Zij zeggen: "Was Gods aarde niet zo ruim dat jullie daarin konden uitwijken?" Zij zijn het van wie de verblijfplaats de hel is; dat is een slechte bestemming.
4|98|Maar niet voor die onderdrukte mannen, vrouwen en kinderen die tot geen list in staat zijn en die geen goede weg gewezen werd.
4|99|Zij zijn het aan wie God misschien vergiffenis zal schenken. God is lankmoedig en vergevend. *
4|100|Wie op Gods weg uitwijkt vindt op de aarde vele uitwijkmogelijkheden en ruimte. Wie zijn huis uitgaat om uit te wijken naar God en Zijn gezant en wie dan de dood bereikt, diens beloning is Gods taak. God is vergevend en barmhartig.
4|101|Wanneer jullie op de aarde rondtrekken dan is het voor jullie geen vergrijp als jullie de salaat verkorten als jullie vrezen dat zij die ongelovig zijn jullie in verzoeking brengen. De ongelovigen zijn voor jullie een duidelijke vijand.
4|102|En wanneer jij bij hen bent en voor hen [als voorganger] de salaat verricht, dan moet een groep van hen met jou de salaat verrichten en zij moeten hun wapens bij zich houden. Wanneer zij zich eerbiedig neerbuigen moeten zij achter jou zijn. Dan moet de andere groep komen die de salaat niet gebeden heeft. Zij moeten dan met jou de salaat bidden en zij moeten hun voorzorgsmaatregelen treffen en hun wapens bij zich houden. Zij die ongelovig zijn zouden graag willen dat jullie niet op jullie wapens en goederen zouden letten, zodat zij in één keer een uitval tegen jullie konden doen. Het is geen vergrijp voor jullie als jullie last van de regen hebben of ziek zijn om dan de wapens af te leggen. Maar treft voorzorgsmaatregelen. God heeft voor de ongelovigen een vernederende bestraffing klaargemaakt.
4|103|En wanneer jullie de salaat beëindigd hebben, gedenkt dan God staand, zittend en op jullie zij liggend. Wanneer jullie dan weer rust hebben verricht dan de salaat. De salaat is voor de gelovigen een voorschrift voor bepaalde tijden.
4|104|Versaagt niet in de achtervolging van de mensen. Als jullie pijn lijden dan lijden zij net zoals jullie pijn, maar jullie hopen van God wat zij niet kunnen hopen. God is wetend en wijs.
4|105|Wij hebben het boek met de waarheid naar jou neergezonden, opdat jij tussen de mensen oordeelt met wat God jou heeft getoond. En wees geen voorvechter voor de verraders.
4|106|En vraag God om vergeving. God is vergevend en barmhartig.
4|107|Pleit niet ten gunste van hen die aan zichzelf verraad plegen. God bemint niet wie een verrader en een zondaar is.
4|108|Zij verbergen zich voor de mensen, maar zij kunnen zich niet voor God verbergen, want Hij is bij hen wanneer zij heimelijk besluiten iets te zeggen wat Hem niet welgevallig is. God omvat wat zij doen.
4|109|Zo is dat met jullie; zij zijn het voor wie jullie in het tegenwoordige leven gepleit hebben, maar wie zal op de opstandingsdag voor hen bij God pleiten of wie zal voor hen garant staan?
4|110|Wie iets slechts doet of zichzelf onrecht aandoet en dan God om vergeving vraagt zal merken dat God vergevend en barmhartig is.
4|111|En wie een zonde begaat, begaat die slechts ten koste van zichzelf. God is wetend en wijs.
4|112|En wie een fout of een zonde begaat en er dan iemand die onschuldig is van beschuldigt, die heeft een lasterlijke slechtheid en duidelijke zonde op zich geladen.
4|113|En zonder Gods goedgunstigheid jegens jou en Zijn barmhartigheid zou een groep van hen van zins geweest zijn jou tot dwaling te brengen, maar zij brengen slechts zichzelf tot dwaling en zij berokkenen jou geen enkele schade. En God heeft tot jou het boek en de wijsheid neergezonden en Hij heeft jou wat jij niet wist onderwezen. Gods goedgunstigheid jegens jou is geweldig. *
4|114|Er is niets goeds in veel van hun vertrouwelijke gesprekken, behalve als iemand aanmaant tot een aalmoes, tot iets redelijks of om tussen de mensen vrede te stichten. Als iemand dat doet in het streven naar Gods tevredenheid, dan zal God hem een geweldig loon geven.
4|115|Als iemand de gezant tegenwerkt nadat de leidraad hem duidelijk geworden is en hij toch niet de weg van de gelovigen volgt, dan zullen Wij hem daarheen brengen waarheen hij zich heeft afgekeerd; Wij zullen hem in de hel laten braden en dat is pas een slechte bestemming!
4|116|God vergeeft het niet als men aan Hem metgezellen toevoegt, maar afgezien daarvan vergeeft Hij aan wie Hij wil. Wie aan Hem metgezellen toevoegt, die is ver afgedwaald.
4|117|Zij roepen buiten Hem slechts vrouwelijke wezens aan; zij roepen slechts een opstandige satan aan.
4|118|God heeft hem vervloekt, maar hij zei: "Ik zal van Uw dienaren een vastgesteld aandeel nemen,
4|119|ik zal hen tot dwaling brengen, ik zal hun begeerten opwekken, ik zal hun bevelen en zij zullen de oren van hun vee afsnijden, ik zal hun bevelen en zij zullen Gods schepping veranderen." Wie zich de satan in plaats van God als beschermer neemt, die zal een duidelijk verlies lijden.
4|120|Hij doet hun toezeggingen en wekt hun begeerten op, maar wat de satan hun toezegt is slechts begoocheling.
4|121|Zij zijn het van wie de verblijfplaats de hel is en zij vinden daaruit geen ontsnapping.
4|122|Maar zij die gelovig zijn en de deugdelijke daden doen, hen zullen Wij tuinen laten binnengaan waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij voor immer en altijd blijven. Dat is in waarheid Gods toezegging. En wie is oprechter dan God in uitspraken?
4|123|Het gebeurt niet volgens jullie verlangens, noch volgens de verlangens van de mensen van het boek. Wie iets slechts doet, aan hem wordt het vergolden en hij vindt in plaats van God beschermer noch helper voor zich.
4|124|Maar wie -- hetzij man of vrouw -- deugdelijke daden doet als gelovige, zij zullen de tuin binnengaan en jullie wordt nog niet zoveel als de holte in een dadelpit onrecht aangedaan.
4|125|Wie heeft er een betere godsdienst dan wie zich geheel aan God overgeeft en goed doet en het geloof volgt van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing? God heeft zich Ibrahiem als boezemvriend genomen.
4|126|Van God is wat in de hemelen en wat op de aarde is en God omvat alle dingen.
4|127|Zij vragen jou om uitsluitsel over de vrouwen. Zeg: "God geeft jullie uitsluitsel over haar en eveneens wat jullie in het boek voorgelezen wordt over de vrouwelijke wezen aan wie jullie niet geven wat haar volgens voorschrift toekomt en over dat jullie begeren met haar te trouwen en over die kinderen die weerloos zijn en dat jullie voor wezen de gerechtigheid moeten handhaven. Het goede dat jullie doen, daarvan weet God."
4|128|En als een vrouw van haar echtgenoot slechte behandeling of afkerigheid vreest dan is het voor beiden geen vergrijp als zij zich met elkaar verzoenen; verzoening is beter, maar mensen geven zich gemakkelijk over aan hebzucht. Als jullie goed doen, dan is God welingelicht over wat jullie doen.
4|129|Jullie zullen niet in staat zijn de vrouwen gelijk te behandelen, hoe graag jullie het ook zouden willen, maar geeft dan ook niet volledig toe aan jullie afkeer, zodat jullie haar alleen laten als een ongehuwde. En als jullie het weer goed maken en godvrezend zijn, dan is God vergevend en barmhartig.
4|130|En als zij beiden scheiden dan zal God aan allebei voldoende van Zijn overvloed geven. God is alomvattend en wijs.
4|131|Van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wij hebben aan hen die voor jullie tijd het boek gekregen hebben en aan jullie opgedragen God te vrezen. En als jullie ongelovig zijn, welnu, van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. God is behoefteloos en lofwaardig.
4|132|Van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is en God is goed genoeg als voogd.
4|133|Als Hij wil, vaagt Hij jullie, o mensen, weg en brengt anderen. God heeft daarover macht.
4|134|Wie de beloning van het tegenwoordige leven wenst? bij God is dus de beloning van het tegenwoordige leven en het hiernamaals. God is horend en doorziend.
4|135|Jullie die geloven! Weest standvastig in de gerechtigheid als getuigen voor God, al is het tegen jullie zelf of de ouders of de verwanten. Of het nu om een rijke of om een arme gaat, God staat hen beiden zeer na. Volgt dus niet je geneigdheid om niet rechtvaardig te zijn. Maar als jullie verdraaien of jullie afwenden, dan is God welingelicht over wat jullie doen.
4|136|Jullie die geloven! Gelooft in God, in Zijn gezant, in het boek dat Hij heeft neergezonden tot Zijn gezant en in het boek dat Hij vroeger al heeft neergezonden. Maar wie geen geloof hecht aan God, Zijn engelen, Zijn boeken, Zijn gezanten en de laatste dag, die is ver afgedwaald.
4|137|Zij die geloven en dan ongelovig worden, dan weer gelovig worden en dan weer ongelovig en dan hun ongeloof nog vermeerderen? God is niet zo dat Hij hun vergeeft noch brengt Hij hen op het goede pad.
4|138|Zeg de huichelaars aan dat er een pijnlijke bestraffing voor hen is,
4|139|die zich de ongelovigen in plaats van de gelovigen als medestanders nemen. Zoeken zij bij hen de macht? Welnee, de macht behoort geheel aan God toe.
4|140|Hij heeft tot jullie in het boek neergezonden dat jullie, wanneer jullie horen dat men aan Gods tekenen geen geloof hecht of ermee de spot drijft, niet bij hen gaat zitten totdat zij op een ander gesprek overgaan. Anders zijn jullie gelijk aan hen. God brengt de huichelaars en de ongelovigen bijeen in de hel, allen
4|141|die tegenover jullie een afwachtende houding aannemen. Als jullie door God een succes behalen, dan zeggen zij: "Waren wij niet met jullie?" maar als de ongelovigen geluk hebben zeggen zij: "Hebben wij jullie niet overmeesterd maar toch de gelovigen van jullie afgehouden?" God zal op de opstandingsdag tussen jullie oordelen en God zal de ongelovigen geen weg verschaffen om tegen jullie op te treden.
4|142|De huichelaars proberen God te misleiden, maar Hij misleidt hen. Wanneer zij zich opstellen voor de salaat, staan zij daar achteloos om door de mensen gezien te worden en zij gedenken God slechts weinig,
4|143|terwijl zij heen en weer geslingerd worden, niet naar dezen en niet naar die. Wie door God misleid wordt voor hem vind je geen weg.
4|144|Jullie die geloven! Neemt de ongelovigen niet in plaats van de gelovigen als medestander. Wensen jullie aan God een duidelijke machtiging tegen jullie te geven?
4|145|De huichelaars komen in de laagste verdieping van het vuur en jij zult voor hen geen helper vinden,
4|146|behalve voor hen die berouw tonen, zich beteren, zich aan God vasthouden en hun godsdienst geheel aan God wijden; zij zijn het die bij de gelovigen horen en God zal de gelovigen een geweldig loon geven.
4|147|Wat zal God met jullie bestraffing doen als jullie dankbaar zijn en geloven? God is dankbaar en wetend.
4|148|God houdt er niet van dat openlijk over het slechte gesproken wordt, behalve als aan iemand onrecht is aangedaan. God is horend en wetend.
4|149|Als jullie openlijk goed doen of het verbergen of iets slechts vergeven, God is lankmoedig en vrij machtig.
4|150|Zij die geen geloof hechten aan God en Zijn gezanten en die tussen God en Zijn gezanten onderscheid willen maken en zeggen: "Wij geloven in sommigen maar in anderen niet" en die een tussenweg willen nemen,
4|151|dat zijn zij die in waarheid ongelovig zijn. Voor de ongelovigen hebben Wij een vernederende bestraffing klaargemaakt.
4|152|Zij die geloven in God en Zijn gezanten en tussen hen geen enkel onderscheid maken; dat zijn zij aan wie Hij hun loon geeft. God is vergevend en barmhartig.
4|153|De mensen van het boek vragen jou dat jij tot hen een boek uit de hemel neerzendt. Zij hebben Moesa iets nog ergers gevraagd. Zij zeiden namelijk: "Laat ons God in alle openbaarheid zien." Toen greep de donderslag hen wegens hun onrechtmatigheid. Vervolgens namen zij, nadat de duidelijke bewijzen tot hen gekomen waren, het kalf aan; maar dat vergaven Wij hen en Wij gaven Moesa een duidelijke machtiging.
4|154|Wij verhieven de berg boven hen wegens het verdrag met hen, Wij zeiden tot hen: "Gaat eerbiedig neerbuigend de poort binnen", Wij zeiden: "Begaat op de sabbat geen overtredingen" en Wij gingen met hen een solide verdrag aan.
4|155|Maar, vanwege het verbreken van hun verdrag, hun ongeloof aan Gods tekenen, het zonder enig recht doden van de profeten door hen en hun zeggen: "Onze harten zijn onbesneden" -- welnee, God heeft ze verzegeld om hun ongeloof; zij geloven maar weinig --
4|156|en wegens hun ongeloof, hun geweldige kwaadsprekerij over Marjam,
4|157|hun zeggen: "Wij hebben de masieh 'Isa, de zoon van Marjam, Gods gezant gedood." -- Zij hebben hem niet gedood en zij hebben hem niet gekruisigd, maar het werd hun gesuggereerd. Zij die het daarover oneens zijn, verkeren erover in twijfel. Zij hebben er behalve het afgaan op vermoedens geen kennis van; zij hebben hem vast en zeker niet gedood.
4|158|Echter, God heeft hem tot Zich omhooggebracht. God is machtig en wijs.
4|159|Er is niemand van de mensen van het boek die niet voor zijn dood in hem zal geloven en op de opstandingsdag zal hij over hen getuige zijn. --
4|160|Wegens de ongerechtigheid dus van hen die het jodendom aanhangen, hebben Wij hun goede dingen verboden die hun waren toegestaan en ook wegens het versperren van Gods weg voor velen,
4|161|wegens het nemen van woeker, hoewel het hun verboden was, en het door bedrog verteren van de bezittingen van de mensen: Wij hebben voor de ongelovigen onder hen een pijnlijke bestraffing klaargemaakt.
4|162|Maar zij onder hen die een diepgewortelde kennis hebben en de gelovigen, omdat zij geloven in wat naar jou is neergezonden en in wat voor jouw tijd is neergezonden, zij namelijk die de salaat verrichten, die de zakaat geven en die in God en de laatste dag geloven, zij zijn het die Wij een geweldig loon zullen geven.
4|163|Wij hebben aan jou geopenbaard zoals Wij aan Noeh en de profeten na hem geopenbaard hebben. En Wij hebben geopenbaard aan Ibrahiem, Isma'iel, Ishaak, Ja'koeb en de stammen, 'Isa, Ajjoeb, Joenoes, Haroen, Soelaimaan -- en Wij hebben aan Dawoed een Zaboer gegeven --
4|164|aan gezanten over wie Wij jou vroeger al verteld hebben en aan gezanten over wie Wij jou niet verteld hebben, -- en God heeft tot Moesa echt gesproken --
4|165|gezanten als verkondigers van goed nieuws en als waarschuwers, opdat de mensen tegen God geen argument zouden hebben na [het optreden van] de gezanten. God is machtig en wijs.
4|166|Maar God getuigt over wat Hij naar jou heeft neergezonden; Hij heeft het neergezonden met Zijn wetenschap. Ook de engelen getuigen; maar God is goed genoeg als getuige.
4|167|Zij die ongelovig zijn en de weg van God versperren zijn ver afgedwaald.
4|168|Zij die ongelovig zijn en onrecht plegen, het komt God niet toe om hun te vergeven, noch om hen op een weg te leiden,
4|169|behalve dan de weg naar de hel, daarin zullen zij voor immer en altijd blijven; dat is voor God gemakkelijk.
4|170|O mensen, de gezant is tot jullie gekomen met de waarheid van jullie Heer. Gelooft dan, het is beter voor jullie. Maar als jullie ongelovig zijn -- van God is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. God is wetend en wijs.
4|171|Mensen van het boek! Gaat niet te ver in jullie godsdienst en zegt over God alleen maar de waarheid. De masieh 'Isa, de zoon van Marjam is Gods gezant en Zijn woord dat Hij richtte tot Marjam en een geest bij Hem vandaan. Gelooft dan in God en Zijn gezanten en zegt niet: "Drie." Houdt daarmee op, het is beter voor jullie. Immers, God is één god. Geprezen zij Hij! Dat Hij een kind zou hebben! Van Hem is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. God is goed genoeg als voogd.
4|172|De masieh versmaadt het niet een dienaar van God te zijn, ook de engelen niet die in [Zijn] nabijheid gebracht zijn. Wie het versmaden Hem te dienen en hoogmoedig zijn, die zal Hij allen tot zich verzamelen.
4|173|Wat hen betreft die geloven en de deugdelijke daden doen, hun zal Hij hun volle loon geven en Hij zal hun van Zijn goedgunstigheid nog meer geven. Maar wat hen betreft die versmaden en hoogmoedig zijn, hen zal Hij straffen met een pijnlijke bestraffing en zij zullen buiten God geen beschermer en geen helper voor zich vinden.
4|174|O mensen! Een bewijs van jullie Heer is tot jullie gekomen en Wij hebben een duidelijk licht naar jullie neergezonden.
4|175|Wat hen betreft die in God geloven en zich aan Hem vasthouden, hen zal Hij in Zijn barmhartigheid en genade binnenvoeren en langs een juiste weg tot Hem leiden.
4|176|Zij vragen jou om uitsluitsel. Zeg: "God geeft jullie uitsluitsel over het erven in de zijlinie." Als iemand aan zijn einde komt zonder dat hij kinderen heeft, maar hij heeft een zuster, dan is voor haar de helft van wat hij nalaat. Hij erft ook van haar als zij geen kinderen heeft. Als zij met twee zusters zijn dan is voor haar tweederde van wat hij nalaat. En als er verscheidene broers en zusters zijn, dan komt de man het aandeel van twee vrouwen toe. God maakt het voor jullie duidelijk, opdat jullie niet dwalen. God is alwetend.
5|1|Jullie die geloven! Komt de verplichtingen na. Voor jullie zijn dieren van het vee toegestaan, behalve wat jullie [hierbij] voorgelezen wordt, mits jullie jachtbuit niet toegestaan achten als jullie in gewijde staat zijn. God bepaalt wat Hij wenst.
5|2|Jullie die geloven! Ontwijdt Gods gewijde symbolen niet, noch de heilige maand, noch de offergave, noch de halsomhangsels, noch hen die zich naar het heilige huis begeven om naar goedgunstigheid van hun Heer en welgevallen te streven. Wanneer jullie niet [meer] in gewijde staat zijn, dan mogen jullie op jacht gaan. En laat de afkeer van bepaalde mensen, omdat zij jullie de weg naar de heilige moskee versperren, jullie er niet toe brengen overtredingen te begaan, maar staat elkaar bij in vroomheid en godvrezendheid en staat elkaar niet bij in zonde en overtreding, maar vreest God. God is streng in de afstraffing.
5|3|Verboden is voor jullie wat vanzelf is doodgegaan, bloed, varkensvlees, vlees van iets waarover iets anders dan God is aangeroepen, het verstikte, het doodgeslagene, het doodgevallene, het doodgestotene, wat wilde dieren hebben aangevreten -- behalve wat jullie geslacht hebben -- en wat geofferd is op de offerstenen en ook dat jullie met pijlen verloten. Dat is een schande. Heden wanhopen zij die aan jullie godsdienst geen geloof hechten. Vreest hen niet, maar vreest Mij. Heden heb Ik jullie godsdienst voor jullie voltooid, Mijn genade aan jullie volledig bewezen en de Islaam [de overgave aan God] als godsdienst voor jullie goedgevonden. Maar als iemand door honger gedwongen wordt zonder tot zonde geneigd te zijn, dan is God vergevend en barmhartig.
5|4|Zij vragen jou wat hun toegestaan is. Zeg: "Toegestaan aan jullie zijn de goede dingen en [de vangst van] die roofdieren die jullie afgericht hebben door ze iets te leren van wat God jullie geleerd heeft." Eet dus van wat zij voor jullie vangen en vermeldt Gods naam erover. En vreest God; God is snel met de afrekening.
5|5|Heden zijn aan jullie de goede dingen toegestaan. Het voedsel van hen aan wie het boek gegeven is, is aan jullie toegestaan en jullie voedsel is aan hen toegestaan en ook de eerbare vrouwen onder de gelovigen en de eerbare vrouwen van hen aan wie voor jullie tijd het boek gegeven is, als jullie haar in eerbaarheid en niet in ontucht haar loon geeft en zonder minnaressen te nemen. Maar wie het geloof verzaakt, diens werk blijft vruchteloos en in het hiernamaals behoort hij tot de verliezers.
5|6|Jullie die geloven! Wanneer jullie je voor de salaat opstellen, wast dan jullie gezichten en jullie handen tot aan de ellebogen en wrijft over jullie hoofden en [wast] jullie voeten tot de enkels. En als jullie onrein zijn, reinigt jullie dan. En als jullie ziek zijn of op reis of als iemand van het toilet komt of met vrouwen omgang heeft gehad en jullie vinden geen water, zoekt dan goede kale grond en wrijft jullie gezichten en handen ermee. God wenst jullie niet iets hinderlijks op te leggen, maar Hij wenst jullie slechts rein te maken en Zijn genade aan jullie volledig te bewijzen. Misschien zullen jullie dank betuigen.
5|7|En gedenkt Gods genade aan jullie en het verdrag dat Hij met jullie aangegaan is toen jullie zeiden: "Wij horen en gehoorzamen." En vreest God. God weet wat er binnen in de harten is.
5|8|Jullie die geloven! Weest standvastig voor God als getuigen van de rechtvaardigheid. En laat de afkeer van bepaalde mensen jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te zijn. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij godvrezendheid. En vreest God. God is welingelicht over wat jullie doen.
5|9|God heeft hun die geloven en de deugdelijke daden doen toegezegd dat er voor hen vergeving is en een geweldig loon.
5|10|En zij die ongelovig zijn en Onze tekenen loochenen, zij zijn het die in het hellevuur thuishoren.
5|11|Jullie die geloven! Gedenkt Gods genade aan jullie toen bepaalde mensen erop zonnen hun handen naar jullie uit te strekken, waarop Hij hun handen van jullie afhield. En vreest God. Op God moeten de gelovigen hun vertrouwen stellen.
5|12|God was een verdrag met de Israëlieten aangegaan en Wij riepen uit hun midden twaalf aanvoerders op. En God zei: "Ik ben met jullie. Als jullie de salaat verrichten, de zakaat geven, in Mijn gezanten geloven, hen bijstaan en God een mooie lening geven, dan zal Ik jullie je slechte daden kwijtschelden en jullie binnenvoeren in tuinen waar de rivieren onderdoor stromen. Wie van jullie daarna ongelovig is, die dwaalt af van de correcte weg."
5|13|Maar, vanwege het verbreken van hun verdrag hebben Wij hen vervloekt en hun harten hard gemaakt. Zij verdraaien de woorden [door ze] uit hun verband [te halen] en zij zijn een deel vergeten van dat waartoe zij aangemaand waren. En jij zult steeds weer verraad van hen bespeuren, op enkelen van hen na. Reken het hun maar niet aan en scheld het kwijt. God bemint hen die goed doen.
5|14|En met hen die zeggen: "Wij zijn christenen" zijn Wij een verdrag aangegaan. Maar zij zijn een deel vergeten van dat waartoe zij aangemaand waren. Dus hebben Wij tussen hen vijandschap en haat tot aan de opstandingsdag laten ontstaan. God zal hun meedelen wat zij aan het doen waren.
5|15|Mensen van het boek! Onze gezant is tot jullie gekomen om jullie veel van de dingen die jullie verborgen hielden duidelijk te maken en om veel kwijt te schelden. Tot jullie is van God een licht en een duidelijk boek gekomen.
5|16|God leidt daarmee wie Zijn welgevallen navolgen op de wegen van de vrede, brengt hen met Zijn toestemming uit de duisternis naar het licht en leidt hen op een juiste weg.
5|17|Ongelovig zijn zeker zij die zeggen: "God is de masieh 'Isa, de zoon van Marjam." Zeg: "Wie zou tegen God ook maar iets kunnen uitrichten, als Hij zou wensen dat de masieh 'Isa, de zoon van Marjam met zijn moeder en wie er op de aarde zijn allen zouden omkomen?" Van God is de heerschappij over de hemelen en de aarde en wat er tussen beide is. Hij schept wat Hij wil. God is almachtig.
5|18|De joden en de christenen zeggen: "Wij zijn de kinderen Gods en Zijn beminden." Zeg: "Waarom straft Hij jullie dan voor jullie zonden? Maar nee, jullie zijn mensen die behoren tot hen die Hij geschapen heeft! Hij vergeeft aan wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil." Van God is de heerschappij over de hemelen en de aarde en wat tussen beide is. Bij Hem is de bestemming.
5|19|Mensen van het boek! Onze gezant is tot jullie gekomen om jullie na een onderbreking in de gezanten duidelijkheid te brengen opdat jullie niet zouden zeggen: "Tot ons is geen verkondiger van goed nieuws, noch een waarschuwer gekomen." Maar er is een verkondiger van goed nieuws en een waarschuwer tot jullie gekomen! God is almachtig.
5|20|En toen Moesa tot zijn volk zei: "Mijn volk! Gedenkt Gods genade aan jullie toen Hij bij jullie profeten aanstelde en jullie tot koningen maakte en jullie gaf wat Hij niemand van de wereldbewoners gegeven had.
5|21|Mijn volk! Gaat het heilige land binnen dat God jullie voorgeschreven heeft en keert het niet jullie ruggen toe; jullie zullen dan als verliezers omdraaien."
5|22|Zij zeiden: "O Moesa, daarin zijn reusachtig sterke mensen. Wij zullen er niet binnengaan, zolang zij er niet uitgaan. Als zij er uitgaan, dan gaan wij binnen."
5|23|Twee mannen van hen die godvrezend waren, aan wie God genade geschonken had zeiden: "Gaat, hen tegemoet, door de poort naar binnen. Wanneer jullie haar binnengaan dan overwinnen jullie. Op God moeten jullie je vertrouwen stellen als jullie gelovigen zijn."
5|24|Zij zeiden: "O Moesa, wij zullen er nooit binnengaan zolang zij erin zijn. Ga jij maar en jouw Heer en strijdt. Wij blijven wel hier."
5|25|Hij zei: "Mijn Heer, ik heb alleen maar macht over mijzelf en mijn broeder. Zonder ons af van de verdorven mensen."
5|26|Hij zei: "Dan is het voor hen verboden, veertig jaar lang, waarin zij op de aarde zullen rondzwerven. Bekommer je maar niet om de verdorven mensen."
5|27|En lees hun de mededeling over de twee zonen van Adam naar waarheid voor. Toen zij een offer brachten en het van een van beiden werd aangenomen. En het werd van de ander niet aangenomen. Die zei: "Ik sla jou dood!" Hij zei: "God neemt slechts van de godvrezenden aan.
5|28|Ook al strek jij je hand naar mij uit om mij te doden, ik zal mijn hand niet naar jou uitstrekken om jou te doden. Ik vrees God, de Heer van de wereldbewoners.
5|29|Ik wens dat jij de zonde aan mij en jouw zonde over je brengt en dan tot de bewoners van het vuur zult behoren. Dat is de vergelding voor de onrechtplegers."
5|30|Toen zette hij zich ertoe aan om zijn broer te doden en hij doodde hem en zo ging hij tot de verliezers behoren.
5|31|God zond toen een raaf die in de aarde scharrelde om hem te tonen hoe hij het lijk van zijn broer kon bedekken. Hij zei: "Wee mij! Ben ik niet in staat om zoals deze raaf te zijn en het lijk van mijn broer te bedekken?" Zo ging hij behoren tot hen die wroeging hebben.
5|32|Derhalve hebben Wij aan de Israëlieten voorgeschreven dat wie iemand doodt, anders dan voor doodslag of wegens verderf zaaien op de aarde, is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood en dat wie iemand laat leven is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft laten leven. Onze gezanten zijn tot hen met de duidelijke bewijzen gekomen, maar velen van hen waren daarna op de aarde toch onmatig.
5|33|De vergelding van hen die tegen God en Zijn gezant oorlog voeren en erop uit trekken om op de aarde verderf te zaaien zal zijn, dat zij ter dood gebracht zullen worden, of gekruisigd, of dat hun handen en hun voeten aan tegenovergestelde kanten worden afgehouwen, of dat zij uit het land verbannen worden. Dat is voor hen een schande in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals is er voor hen een geweldige bestraffing.
5|34|Afgezien van hen die berouw tonen voordat jullie hen overmeesteren. Weet dan dat God vergevend en barmhartig is.
5|35|Jullie die geloven! Vreest God en zoekt naar het middel om nader tot Hem te komen en zet jullie in op Zijn weg. Misschien dat het jullie welgaat.
5|36|Ook al hadden zij die ongelovig zijn alles wat er op de aarde is en nog eens evenveel om zich ermee van de straf van de opstandingsdag vrij te kopen, het zou van hen niet worden aangenomen. Voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
5|37|Zij zullen uit het vuur wensen te ontkomen, maar zij kunnen er niet uit ontkomen. Voor hen is er een blijvende bestraffing.
5|38|En de dief en de dievegge, houwt hun de hand af ter vergelding voor wat zij begaan hebben, als een afschrikwekkend voorbeeld van God. God is machtig en wijs.
5|39|Toont echter iemand na zijn misdrijf berouw en betert hij zich, dan zal God zich genadig tot hem wenden. God is vergevend en barmhartig.
5|40|Weet jij niet dat God de heerschappij over de hemelen en de aarde heeft? Hij bestraft wie Hij wil en Hij vergeeft aan wie Hij wil. God is almachtig.
5|41|O gezant, laat je niet bedroefd maken door hen die in ongeloof wedijveren en die behoren bij hen die met hun monden zeggen: "Wij geloven", hoewel hun harten niet geloven. En bij hen die het jodendom aanhangen zijn er die gehoor geven aan leugen. Zij geven gehoor aan andere mensen die niet tot jou gekomen zijn. Zij verdraaien de woorden door ze uit hun verband te halen en zeggen: "Als dit aan jullie gegeven wordt, neemt het dan aan en als het niet aan jullie gegeven wordt weest dan op je hoede." En als God de verzoeking van iemand wenst dan zul jij voor hem niets tegen God kunnen uitrichten. Zij zijn het van wie God de harten niet rein wenst te maken. Voor hen is er in het tegenwoordige leven schande en voor hen is er in het hiernamaals een geweldige bestraffing.
5|42|Zij geven gehoor aan leugen, zij verteren het oneerlijk verkregene! Als zij tot jou komen, oordeel dan tussen hen of wend je van hen af. Als jij je van hen afwendt dan zullen zij jou geen enkele schade berokkenen en als jij oordeelt, oordeel dan tussen hen met rechtvaardigheid. God bemint hen die rechtvaardig handelen.
5|43|Hoe komen zij ertoe jou tot scheidsrechter te maken, terwijl zij toch de Taura bij zich hebben, waarin Gods oordeel staat? Dan zullen zij zich daarna toch afkeren. Zij zijn geen gelovigen!
5|44|Wij hebben de Taura neergezonden met een leidraad erin en een licht, waarmee de profeten die zich [aan God] overgeven oordeel vellen voor hen die het jodendom aanhangen. Zo ook de rabbijnen en de schriftgeleerden, naar wat hun van Gods boek was toevertrouwd en waarvan zij getuigen waren. Vreest dan de mensen niet maar vreest Mij en verkwanselt Mijn tekenen niet. En wie niet oordeel vellen volgens wat God heeft neergezonden, dat zijn de ongelovigen.
5|45|Wij hebben hun daarin voorgeschreven: leven om leven, oog om oog, neus om neus, oor om oor en tand om tand; ook voor verwondingen is er vergelding. Als iemand het dan als aalmoes kwijtscheldt dan geldt dat voor hem als verzoening. En wie niet oordeel vellen volgens wat God heeft neergezonden, dat zijn de onrechtplegers.
5|46|En Wij hebben 'Isa, de zoon van Marjam in hun spoor laten volgen als bevestiger van wat er van de Taura voor zijn tijd al was. Wij gaven hem de Indjiel met een leidraad erin en een licht ter bevestiging van wat er van de Taura voor zijn tijd al was en als een leidraad en aansporing voor de godvrezenden.
5|47|En laten de mensen van de Indjiel oordeel vellen volgens wat God daarin heeft neergezonden. En wie niet oordeel vellen volgens wat God heeft neergezonden, dat zijn de verdorvenen.
5|48|En Wij hebben het boek met de waarheid naar jou neergezonden ter bevestiging van wat er voordien van het boek al was en om erover te waken. Oordeel dan tussen hen volgens wat God heeft neergezonden en volg hun neigingen niet in afwijking van wat van de waarheid tot jou gekomen is. Voor een ieder van jullie hebben Wij een norm en een weg bepaald. En als God het gewild had, zou Hij jullie tot één gemeenschap gemaakt hebben, maar Hij heeft jullie in wat jullie gegeven is op de proef willen stellen. Wedijvert dus in goede daden. Tot God is jullie terugkeer, gezamenlijk. Hij zal jullie dan dat meedelen waarover jullie het oneens waren.
5|49|En oordeel tussen hen volgens wat God heeft neergezonden en volg hun neigingen niet en wees voor hen op je hoede dat zij je niet weglokken van een deel van wat God tot jou heeft neergezonden. Als zij zich afkeren, weet dan dat God hen wenst te treffen voor sommige van hun zonden. En veel van de mensen zijn echt verdorven.
5|50|Is het de rechtspraktijk uit de tijd van onwetendheid die zij nastreven? Wie heeft een betere rechtspraktijk dan God voor mensen die overtuigd zijn?
5|51|Jullie die geloven! Neemt de joden en de christenen niet als medestanders. Zij zijn onderling medestanders. Wie van jullie zich als medestander bij hen aansluit, die behoort bij hen. God wijst de mensen die onrecht plegen de goede richting niet.
5|52|Jij ziet toch dat zij die in hun harten een ziekte hebben zich naar hen toe haasten; zij zeggen: "Wij vrezen dat een wending [van het lot] ons zal treffen." Misschien dat God succes brengt of een beschikking van Zijn kant. Dan zullen zij wroeging krijgen over wat zij in zichzelf geheim houden.
5|53|En zij die geloven zullen zeggen: "Zijn zij dat die bij God dure eden zwoeren dat zij met jullie zouden zijn? Hun daden waren vruchteloos en zij zijn verliezers geworden."
5|54|Jullie die geloven! Als iemand van jullie zich van zijn godsdienst afkeert, dan zal God wel met mensen komen die Hij bemint en die Hem beminnen, die inschikkelijk zijn voor de gelovigen en streng tegen de ongelovigen, die zich inspannen op Gods weg en die niemands verwijt vrezen. Dat is Gods goedgunstigheid die Hij geeft aan wie Hij wil. God is alomvattend en wetend.
5|55|Jullie medestander is God en Zijn gezant en ook zij die geloven, de salaat verrichten en de zakaat geven terwijl zij buigen.
5|56|Wie zich aansluit bij God, Zijn gezant en hen die geloven -- Gods partij -- zij zijn de overwinnaars!
5|57|Jullie die geloven! Neemt niet hen, die jullie godsdienst met spot en scherts bejegenen, uit het midden van hen aan wie het boek voor jullie tijd gegeven was, noch de ongelovigen als medestanders. En vreest God als jullie gelovig zijn.
5|58|Wanneer jullie oproepen tot de salaat, bejegenen zij dat met spot en scherts. Dat komt omdat zij mensen zijn die geen verstand hebben.
5|59|Zeg: "Mensen van het boek! Koesteren jullie alleen maar wrok tegen ons omdat wij geloven in God, in wat naar ons is neergezonden en in wat vroeger is neergezonden en omdat de meesten van jullie verdorven zijn?"
5|60|Zeg: "Zal ik jullie iets meedelen wat nog slechter is, als vergelding bij God? Wie door God is vervloekt en op wie Hij vertoornd is en van wie Hij er tot apen en varkens gemaakt heeft en die de Taghoet dienen; zij zijn het die de slechtste plaats hebben en die het verst afgedwaald zijn van de correcte weg."
5|61|En wanneer zij tot jullie komen zeggen zij: "Wij geloven", maar zij komen in ongeloof binnen en zo gaan zij naar buiten. God weet het best wat zij verborgen hielden.
5|62|Jij ziet velen van hen in zonde en overtreding wedijveren en in het verteren van het oneerlijk verkregene.
5|63|Als de rabbijnen en de schriftgeleerden hun maar zouden verbieden zondige dingen te zeggen en het oneerlijk verkregene te verteren. Wat zij aan het doen waren was pas echt slecht!
5|64|En de joden zeggen: "Gods hand is gebonden." Hun handen zijn gebonden en zij worden vervloekt om wat zij zeggen! Welnee, Gods handen zijn beide wijd opengespreid; Hij schenkt weg hoe Hij wil. Velen nemen door wat van jouw Heer naar jou is neergezonden nog toe in onbeschaamdheid en ongeloof. En Wij brachten tussen hen vijandschap en haat teweeg tot aan de opstandingsdag. Telkens als zij een vuur ontsteken dat tot oorlog leidt, dan dooft God het. En zij trekken eropuit om op de aarde verderf te zaaien. God bemint de verderfzaaiers niet.
5|65|Als de mensen van het boek zouden geloven en godvrezend zouden zijn, zouden Wij hun slechte daden uitwissen en hen de tuinen van de gelukzaligheid binnenvoeren.
5|66|En als zij zich aan de Taura en de Indjiel en wat van hun Heer naar jou is neergezonden zouden houden, zouden zij kunnen eten van wat boven hen is en van wat onder hun voeten is. Onder hen is er een gematigde gemeenschap, maar voor velen van hen geldt: slecht is het wat zij doen.
5|67|O gezant, verkondig wat van jouw Heer tot jou is neergezonden en als jij dat niet doet dan heb jij Zijn zendingsopdracht niet verkondigd. God beschut jou voor de mensen. God wijst de ongelovigen de goede richting niet.
5|68|Zeg: "Mensen van het boek! Jullie baseren jullie op niets zolang jullie je niet houden aan de Taura en de Indjiel en aan wat van jullie Heer naar jullie is neergezonden." Velen nemen door wat van jouw Heer naar jou is neergezonden nog toe in onbeschaamdheid en ongeloof. Bekommer je maar niet om de ongelovige mensen.
5|69|Voorwaar diegenen die geloven en de Joden en de Sabiers en de Christenen en wie er in God en de oordeelsdag geloven en de goede werken verrichten, voor hen zal er geen angst zijn, zij zullen niet treuren.
5|70|Wij zijn een verdrag aangegaan met de Israëlieten en Wij hebben tot hen gezanten gezonden. Telkens als er een gezant tot hen kwam met iets wat hun niet zon betichtten zij sommigen van leugens en anderen doodden zij.
5|71|En zij dachten dat er geen verzoeking zou zijn; zij waren blind en doof. Toen wendde God zich genadig tot hen, maar velen van hen werden weer blind en doof. God doorziet wel wat zij doen.
5|72|Ongelovig zijn zij die zeggen: "God is de masieh, de zoon van Marjam." Maar de masieh heeft gezegd: "O Israëlieten, dient God, mijn Heer en jullie Heer." Als iemand aan God metgezellen toevoegt, dan ontzegt God hem de tuin; zijn verblijfplaats is het vuur. De overtreders zullen geen helpers hebben.
5|73|Ongelovig zijn zij die zeggen dat God een derde van drie is. Maar er is geen andere god dan één god. En als zij niet ophouden met wat zij zeggen, dan zal een pijnlijke bestraffing diegenen van hen treffen die ongelovig zijn.
5|74|Zullen zij zich dan niet berouwvol tot God wenden en Hem om vergeving vragen? God is vergevend en barmhartig.
5|75|De masieh, de zoon van Marjam, is alleen maar een gezant aan wie de andere gezanten zijn voorafgegaan en zijn moeder was een oprechte vrouw; beiden aten zij voedsel. Kijk hoe Wij voor hen de tekenen duidelijk maken en kijk dan hoe zij worden afgeleid.
5|76|Zeg: "Zullen jullie in plaats van God iets dienen wat voor jullie niets schadelijks en niets nuttigs kan uitrichten." God is de horende, de wetende.
5|77|Zeg: "Mensen van het boek! Gaat in jullie godsdienst niet te ver aan de waarheid voorbij! En volgt niet de neigingen van mensen die vroeger al dwaalden en die velen hebben misleid en die van de correcte weg afgedwaald zijn."
5|78|Die Israëlieten die ongelovig waren zijn vervloekt bij monde van Dawoed en 'Isa, de zoon van Marjam. Dat was omdat zij opstandig en vijandig waren.
5|79|Zij hielden elkaar niet af van het verwerpelijke dat zij deden. Wat zij deden was pas echt slecht.
5|80|Jij ziet velen van hen bijstand verlenen aan hen die ongelovig zijn. Wat zijzelf tevoren deden was pas echt slecht, zodat God vergramd op hen is. En in de bestraffing zullen zij altijd blijven.
5|81|Als zij geloofd hadden in God en de profeet en in wat naar hem is neergezonden, dan hadden zij hen niet als medestanders genomen, maar velen van hen zijn verdorvenen. *
5|82|Jij zult merken dat de vijandigste mensen jegens hen die geloven de joden en de aanhangers van het veelgodendom zijn en je zult merken dat zij in genegenheid het dichtst staan bij hen die geloven die zeggen: "Wij zijn christenen." Dat komt omdat onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij niet hoogmoedig zijn.
5|83|Wanneer zij wat naar de gezant is neergezonden horen dan zie jij hun ogen van tranen overstromen wegens de waarheid die zij herkennen, terwijl zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Schrijf ons dus op bij hen die getuigen.
5|84|Waarom zouden wij niet in God geloven en in wat er van de waarheid tot ons is gekomen en begeren dat onze Heer ons samen met de rechtschapen mensen binnenvoert?"
5|85|God beloont hen voor wat zij zeggen met tuinen waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij altijd blijven. Dat is de beloning voor hen die goed doen.
5|86|Maar zij die ongelovig zijn en Onze tekenen loochenen, zij zijn het die in het hellevuur thuishoren.
5|87|Jullie die geloven! Zegt niet dat de goede dingen die God jullie heeft toegestaan verboden zijn en begaat geen overtredingen; God bemint de overtreders niet.
5|88|En eet van wat God jullie als levensonderhoud gegeven heeft, als iets wat toegestaan en goed is. En vreest God in Wie jullie geloven.
5|89|God rekent jullie de onnadenkende uitspraken bij jullie eden niet aan, maar Hij rekent jullie aan waartoe jullie je in eden verbinden. De verzoening ervoor is aan tien behoeftigen voedsel te geven zoals jullie gemiddeld aan je huisgenoten voedsel geven of het kleden van hen of de vrijlating van een slaaf. Als iemand niets te geven vindt, dan een vasten van drie dagen. Dat is een verzoening voor jullie eden, wanneer jullie zweren. En houdt jullie aan je eden. Zo maakt God Zijn tekenen aan jullie duidelijk; misschien zullen jullie dank betuigen.
5|90|Jullie die geloven! De wijn, het kansspel, de offerstenen en de verlotingspijlen zijn een gruwel van satans makelij. Vermijdt die dus; misschien zal het jullie welgaan.
5|91|De satan wenst slechts vijandschap en haat tussen jullie te veroorzaken door de wijn en het kansspel en door jullie van het gedenken Gods en van de salaat af te houden. Zullen jullie dan ophouden?
5|92|En gehoorzaamt God en gehoorzaamt de gezant en als jullie je afkeren, weet dan dat Onze gezant alleen maar de plicht van de duidelijke verkondiging heeft.
5|93|Voor hen die geloven en de deugdelijke daden doen is er geen vergrijp ten aanzien van het voedsel dat zij nemen, als zij maar godvrezend zijn en geloven en de deugdelijke daden doen en dan voorts godvrezend zijn en geloven en voorts godvrezend zijn en goed doen. God bemint hen die goed doen.
5|94|Jullie die geloven! God zal jullie op de proef stellen met iets van de jachtbuit waarvan jullie handen en jullie speren zich meester maken, opdat God weet wie Hem in het verborgene vreest. Als iemand daarna overtredingen begaat, dan is er voor hem een pijnlijke bestraffing.
5|95|Jullie die geloven! Doodt geen jachtwild als jullie in gewijde staat zijn. Als iemand van jullie het opzettelijk doodt dan geldt als vergelding een stuks vee gelijk aan wat hij gedood heeft, ter beoordeling van twee rechtvaardigen uit jullie midden, als een offergave die de Ka'ba moet bereiken, of als verzoening het spijzigen van behoeftigen of een vasten die daarmee overeenkomt, zodat hij het walgelijke van zijn gedrag proeft. God scheldt wat er vroeger gebeurd is kwijt, maar als iemand het weer doet, dan neemt God wraak op hem. God is machtig en wraakgierig.
5|96|Toegestaan voor jullie is wat op zee gevangen wordt en voedsel uit haar als levensmiddelen voor jullie en voor de reizigers, maar verboden is voor jullie wat op het land gejaagd wordt zolang jullie in gewijde staat zijn. En vreest God tot Wie jullie verzameld zullen worden.
5|97|God heeft de Ka'ba, het heilige huis, gemaakt tot een ondersteuning voor de mensen en evenzo de heilige maand, de offergave en de halsomhangsels. Dat is opdat jullie weten dat God weet wat er in de hemelen en wat er op de aarde is en dat God alwetend is.
5|98|Weet dat God streng in de afstraffing is en dat God vergevend en barmhartig is.
5|99|De gezant heeft alleen maar de plicht van de verkondiging, maar God weet wat jullie openlijk en in het verborgene doen.
5|100|Zeg: "Het onbetamelijke en het goede zijn niet gelijk, ook al bevalt jullie de veelheid van het onbetamelijke. Vreest God dus, o verstandigen; misschien zal het jullie welgaan."
5|101|Jullie die geloven! Vraagt niet naar dingen die jullie zullen kwellen als ze jullie bekend worden. Maar als jullie ernaar vragen, wanneer de Koran wordt neergezonden, dan worden ze jullie bekend. God heeft ze kwijtgescholden. God is vergevend en zachtmoedig.
5|102|Mensen van voor jullie tijd hebben het gevraagd, maar toen schonken zij er toch geen geloof aan.
5|103|God heeft niets ingesteld over de kameelmerrie met gespleten oren, noch over de losgelaten kameelmerrie, noch over de ooi die met een ram een tweeling vormt, noch over de niet meer te belasten kameelhengst. Maar zij die ongelovig zijn verzinnen leugens over God en de meesten van hen zijn niet verstandig.
5|104|En wanneer tot hen gezegd wordt: "Komt tot wat God heeft neergezonden en tot de gezant", zeggen zij: "Dat waarvan wij gemerkt hebben dat onze vaderen eraan gewoon waren is goed genoeg voor ons." En als hun vaderen nu eens niets wisten en het goede pad niet volgden?
5|105|Jullie die geloven! Let op jezelf. Iemand die dwaalt kan jullie geen schade berokkenen wanneer jullie het goede pad volgen. Tot God is jullie terugkeer, gezamenlijk. Hij zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren.
5|106|Jullie die geloven! Bij jullie moet het getuigenis, ten tijde van de [testamentaire] beschikking, wanneer iemand van jullie de dood nabij is bestaan uit twee rechtvaardigen uit jullie midden of, als jullie op de aarde rondtrekken en jullie het onheil van de dood treft, twee anderen die niet uit jullie midden zijn. Jullie moeten hen na de salaat vasthouden en zij zullen dan, als jullie twijfelen, bij God zweren: "Wij verkopen het voor geen prijs, zelfs al zou het een verwant betreffen en wij zullen Gods getuigenis niet verbergen; dan zullen wij bij de zondaars behoren."
5|107|Maar als uitkomt dat beiden zich aan een vergrijp schuldig gemaakt hebben, dan moeten er twee anderen in hun plaats komen uit het midden van hen tegen wie die twee zich vergrepen hadden; zij moeten dan bij God zweren: "Ons getuigenis is echt oprechter dan het getuigenis van hen beiden. Wij begaan geen overtredingen; als wij dat doen dan zullen wij bij de onrechtplegers behoren."
5|108|Dat bevordert het best dat zij overeenkomstig de werkelijkheid getuigenis geven. Of zij moeten vrezen dat na hun eden nog weer andere eden worden gegeven. En vreest God en hoort. God wijst de verdorven mensen de goede richting niet.
5|109|Op de dag dat God de gezanten bijeenbrengt en zegt: "Wat heeft men jullie geantwoord?" Dan zeggen zij: "Wij hebben er geen weet van; U bent de kenner van de verborgenheden."
5|110|Toen God zei: "O 'Isa, zoon van Marjam, denk aan Mijn genade aan jou en jouw moeder toen Ik jou sterkte met de heilige geest, zodat jij in de wieg en als volwassene tot de mensen sprak en toen Ik jou het boek onderwees en de wijsheid, de Taura en de Indjiel en toen jij met Mijn toestemming uit klei iets als de vorm van een vogel schiep en er toen in blies en het met Mijn toestemming een vogel was en toen jij blindgeborenen en melaatsen met Mijn toestemming genas en toen jij doden met Mijn toestemming [uit het graf] tevoorschijn liet komen en toen ik de Israëlieten van je afhield toen jij met de duidelijke bewijzen tot hen kwam, waarop zij onder hen die ongelovig waren zeiden dat dit duidelijk slechts toverij was."
5|111|En toen Ik aan de discipelen openbaarde: "Gelooft in Mij en Mijn gezant." Zij zeiden: "Wij geloven. Getuig dat wij ons [aan God] hebben overgegeven."
5|112|Toen de discipelen zeiden: "O 'Isa, zoon van Marjam, kan jouw Heer tot ons een tafel uit de hemel laten neerdalen?" Hij zei: "Vreest God als jullie gelovigen zijn."
5|113|Zij zeiden: "Wij wensen ervan te eten en dat onze harten gerustgesteld worden en dat wij weten dat jij ons de waarheid hebt gezegd en dat wij tot hen behoren die er getuigen van zijn."
5|114|'Isa, de zoon van Marjam zei: "O God, onze Heer, laat tot ons uit de hemel een tafel neerdalen die voor ons een feest zal zijn, voor de eerste van ons en de laatste van ons en een teken van U. En voorzie in ons levensonderhoud; U bent de beste voorziener."
5|115|God zei: "Ik laat haar tot jullie neerdalen. Wie daarna van jullie nog ongelovig is die zal Ik straffen met een bestraffing zoals Ik niemand van de wereldbewoners straf."
5|116|En toen God zei: "O 'Isa, zoon van Marjam, heb jij tot de mensen gezegd: 'Neemt mij en mijn moeder tot goden naast God?" Hij zei: "U zij geprezen! Het past mij niet iets te zeggen waartoe ik geen recht heb. Als ik het gezegd zou hebben dan zou U het geweten hebben. U weet wat in mijn binnenste is, maar ik weet niet wat in Uw binnenste is. U bent de kenner van de verborgenheden.
5|117|Ik heb tot hen alleen maar gezegd wat U mij bevolen hebt: 'Dient God, mijn Heer en jullie Heer? en ik was getuige van hen zolang ik bij hen was. En toen U mij weggenomen had was U de opziener over hen; U bent van alles getuige.
5|118|Als U hen bestraft, dan zijn zij Uw dienaren en als U hun vergeeft dan bent U de machtige, de wijze."
5|119|God zei: "Dit is de dag waarop de oprechten baat hebben van hun oprechtheid. Voor hen zijn er tuinen, waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij voor immer en altijd blijven." God is met hen ingenomen en zij zijn met Hem ingenomen. Dat is de geweldige triomf!
5|120|God heeft de heerschappij over de hemelen en de aarde en wat erin is en Hij is almachtig.
6|1|Lof zij God die de hemelen en de aarde geschapen en de duisternis en het licht gemaakt heeft. Toch zeggen zij die ongelovig zijn dat hun Heer gelijken heeft.
6|2|Hij is het die jullie uit klei geschapen en dan een termijn bepaald heeft. Een vastgestelde termijn is er bij Hem. Toch twijfelen jullie.
6|3|En Hij is God in de hemelen en op de aarde. Hij weet wat jullie geheim houden en wat jullie openbaar maken en Hij weet wat jullie ten uitvoer brengen.
6|4|En er komt geen enkele van de tekenen van hun Heer tot hen of zij keren zich ervan af.
6|5|Zij hebben immers de waarheid geloochend toen die tot hen kwam. Maar de mededelingen over dat, waarmee zij de spot dreven zullen tot hen komen.
6|6|Hebben zij niet gezien hoeveel generaties Wij al voor hun tijd vernietigd hebben aan wie Wij op de aarde zoveel macht gegeven hadden, als Wij aan jullie niet hebben gegeven? En Wij hadden de hemel in overvloed over hen laten regenen en Wij hadden rivieren onder hen door laten stromen. Maar toen vernietigden Wij hen om hun zonden en Wij lieten na hen een andere generatie ontstaan.
6|7|Als Wij tot jou een boek in geschreven vorm hadden neergezonden en zij zouden dat dan met hun handen betasten, dan zouden zij die ongelovig zijn zeggen: "Dit is duidelijk slechts toverij."
6|8|En zij zouden zeggen: "Had dan niet een engel tot hem neergezonden kunnen worden?" Maar als Wij een engel zouden neerzenden, zou de beslissing zijn gevallen en dan zouden zij geen uitstel meer gekregen hebben.
6|9|En al hadden Wij hem een engel gemaakt dan hadden Wij hem toch als een man gemaakt; Wij hadden voor hen verhuld wat zijzelf verhullen.
6|10|Er werd al voor jouw tijd met gezanten de spot gedreven, maar zij die hen belachelijk maakten werden door dat waarmee zij de spot dreven ingesloten.
6|11|Zeg: "Reist op de aarde rond en kijkt hoe het einde was van de loochenaars."
6|12|Zeg: "Van wie is wat er in de hemelen en op de aarde is?" Zeg: "Van God." Hij heeft zichzelf barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal jullie bijeenbrengen voor de opstandingsdag waaraan geen twijfel is. Zij die zichzelf verloren hebben geloven dus niet. *
6|13|Van Hem is wat er in de nacht en op de dag rust. Hij is de horende, de wetende.
6|14|Zeg: "Zal ik mij iemand anders dan God als beschermer nemen? De grondlegger van de hemelen en de aarde, Hij die voedsel geeft maar niet wordt gevoed!" Zeg: "Mij is bevolen de eerste te zijn van hen die zich [aan God] overgeven"; jij moet niet bij de veelgodendienaars behoren.
6|15|Zeg: "Ik vrees, als ik ongehoorzaam aan mijn Heer ben, de bestraffing op een geweldige dag."
6|16|Van wie het op die dag afgewend wordt, met hem heeft Hij erbarmen en dat is de duidelijke triomf.
6|17|En als God je met tegenspoed treft dan is er niemand die dat kan wegnemen, behalve Hij. En als Hij je met iets goeds treft, Hij is almachtig.
6|18|En Hij is de beheerser die boven Zijn dienaren staat en Hij is de wijze, de welingelichte.
6|19|Zeg: "Wat geldt als het grootste getuigenis?" Zeg: "God is getuige tussen mij en jullie. Deze Koran is aan mij geopenbaard, opdat ik jullie en wie ermee bereikt wordt daarmee waarschuw. Willen jullie werkelijk getuigen dat er samen met God nog andere goden zijn?" Zeg: "Ik getuig het niet." Zeg: "Hij is slechts één god en ik heb niets te maken met de veelgodendienst die jullie bedrijven."
6|20|Zij aan wie Wij het boek gegeven hebben kennen hem zoals zij hun zonen kennen. Zij die zichzelf verloren hebben geloven dus niet.
6|21|En wie is er zondiger dan wie over God bedrog verzint of Zijn tekenen loochent? Het zal de onrechtplegers zeker niet welgaan.
6|22|En op de dag waarop Wij hen allen verzamelen. Dan zullen Wij tot de aanhangers van het veelgodendom zeggen: "Waar zijn dan jullie [zogenaamd goddelijke] metgezellen waarvan jullie het bestaan beweerden?"
6|23|Hun beproeving zal dan slechts zijn dat zij zeggen: "Bij God, onze Heer, wij waren geen veelgodendienaars."
6|24|Kijk hoe zij zichzelf voorliegen en hoe zij kwijt zijn wat zij verzonnen hebben.
6|25|Onder hen zijn er die naar jou luisteren, maar over wier harten Wij hoezen gelegd hebben, zodat zij het niet begrijpen en in hun oren hardhorendheid. En al zien zij elk teken, zij geloven er niet in. Zozeer, dat wanneer zij tot jou komen om met je te twisten, zij die ongelovig zijn zeggen: "Dit zijn slechts fabels van hen die er eertijds waren."
6|26|En zij verbieden het en wenden zich ervan af. Maar zij vernietigen slechts zichzelf en zij beseffen het niet.
6|27|Kon je hen maar zien wanneer zij voor het vuur worden opgesteld en dan zeggen: "Ach werden we maar teruggebracht, dan zouden wij de tekenen van onze Heer niet loochenen en dan zouden wij bij de gelovigen behoren."
6|28|Welnee, voor hen is wat zij vroeger verborgen hielden openlijk zichtbaar. Ook al werden zij teruggebracht dan zouden zij toch terugkeren naar wat hun verboden was. Zij zijn toch leugenaars.
6|29|En zij zeggen: "Er is alleen maar ons tegenwoordige leven en wij worden niet opgewekt."
6|30|Kon je hen maar zien wanneer zij voor hun Heer worden opgesteld, hoe Hij zegt: "Is dit niet de waarheid?" Zij zeggen: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zegt: "Proeft dan de bestraffing ervoor dat jullie ongelovig waren."
6|31|Zij die de ontmoeting met God loochenen zijn verloren. Zozeer, dat wanneer het uur onverwachts tot hen komt, zij zeggen: "Wat hebben wij een spijt van wat wij [in ons leven] veronachtzaamd hebben" terwijl zij hun lasten op hun ruggen dragen. Is het niet slecht wat zij te torsen hebben?
6|32|Het tegenwoordige leven is slechts spel en tijdverdrijf, maar de laatste woning is voor hen die godvrezend zijn werkelijk beter. Hebben jullie dan geen verstand?
6|33|Wij weten dat wat zij zeggen jou bedroeft; jou betichten zij niet van leugens, maar het zijn Gods tekenen die de onrechtplegers ontkennen.
6|34|Al voor jouw tijd zijn er gezanten van leugens beticht geweest, maar de leugens waarvan men hen betichtte en het leed dat hun werd aangedaan verdroegen zij geduldig, totdat Onze hulp tot hen kwam. Er is niemand die Gods woorden veranderen kan; tot jou zijn immers al mededelingen over de gezondenen gekomen.
6|35|En als hun afkerigheid voor jou te erg is en als jij dan in staat bent om een hol in de aarde of een ladder in de hemel te zoeken en hun dan een teken te brengen? Als God het had gewild, had Hij hen op het goede pad bijeengebracht. Wees dus niet een van de dwazen. *
6|36|Alleen zij die horen kunnen gehoor geven. De doden zal God opwekken en dan zullen zij tot Hem worden teruggebracht.
6|37|En zij zeiden: "Had er dan geen teken van zijn Heer tot hem neergezonden kunnen worden?" Zeg: "God heeft de macht om een teken neer te zenden, maar de meesten van hen weten het niet"
6|38|Er is geen dier op de aarde en geen vogel die met zijn vleugels vliegt of zij behoren zoals jullie tot gemeenschappen. Wij hebben in het boek niets veronachtzaamd. Dan zullen zij tot hun Heer worden verzameld.
6|39|Zij die Onze tekenen loochenen zijn doof en stom in de duisternis. God brengt tot dwaling wie Hij wil en Hij brengt wie Hij wil op een juiste weg.
6|40|Zeg: "Hoe lijkt het jullie? Als Gods bestraffing tot jullie komt of het uur tot jullie komt, zullen jullie dan anderen dan God aanroepen, als jullie gelijk hebben?"
6|41|Welnee, Hem zullen jullie aanroepen. Hij zal dan dat waarom jullie tot Hem roepen wegnemen, als Hij het wil, en wat jullie als metgezellen [aan Hem] hebben toegevoegd zullen jullie vergeten.
6|42|Wij hebben tot gemeenschappen voor jouw tijd gezanten gezonden en hun tegenspoed en rampspoed opgelegd opdat zij zich misschien zouden vernederen.
6|43|Hadden zij zich dan niet, toen Ons geweld tot hen kwam, kunnen vernederen. Maar hun harten verhardden zich en de satan maakte wat zij deden aantrekkelijk voor hen.
6|44|En toen zij vergeten waren waartoe zij aangemaand waren, openden Wij voor hen de deuren tot alle dingen, totdat Wij hen, toen zij verheugd waren over wat hun gegeven was, onverwachts grepen; toen waren zij opeens in wanhoop terneergeslagen.
6|45|Zo werden de mensen die onrecht pleegden tot de laatste toe geveld; lof zij God, de Heer van de wereldbewoners.
6|46|Zeg: "Hoe zien jullie het? Als God jullie gehoor en jullie gezichtsvermogen wegneemt en jullie harten verzegelt, welke god is er dan, anders dan God, die het jullie terug kan geven?" Kijk, hoe Wij de tekenen afwisselen. Toch wenden zij zich af.
6|47|Zeg: "Hoe lijkt het jullie? Als Gods bestraffing onverwachts tot jullie komt of in alle openheid, zullen dan anderen dan de mensen die onrecht plegen vernietigd worden?"
6|48|Wij zenden de gezondenen slechts als verkondigers van goed nieuws en als waarschuwers. En wie geloven en zich beteren, zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
6|49|Maar zij die Onze tekenen loochenen, hen treft de bestraffing voor het schandelijke dat zij deden.
6|50|Zeg: "Ik zeg niet tot jullie dat ik Gods schatkamers bezit en ook ken ik het verborgene niet, noch zeg ik tot jullie dat ik een engel ben. Ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt. Zijn de blinde en de ziende gelijk? Denken jullie dan niet na?"
6|51|En waarschuw daarmee hen die vrezen tot hun Heer verzameld te worden; voor hen is er buiten Hem geen helper en geen bemiddelaar, misschien zullen zij godvrezend worden.
6|52|En jaag hen niet weg die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen terwijl zij Zijn aangezicht zoeken. Jij hoeft geen enkele rekenschap van hen te vragen en zij hoeven geen enkele rekenschap van jou te vragen zodat jij hen zou wegjagen; dan zou jij tot de onrechtplegers behoren.
6|53|Zo hebben Wij door sommigen anderen in verzoeking gebracht, zodat zij zouden zeggen: "Zijn zij het aan wie God uit ons midden een gunst moest bewijzen?" Weet God niet het best wie de dankbaren zijn?
6|54|En wanneer zij die in Onze tekenen geloven tot jou komen, zeg dan: "Vrede zij met jullie, jullie Heer heeft Zichzelf barmhartigheid voorgeschreven: als iemand van jullie uit onwetendheid het verkeerde doet en dan later berouw toont en het weer goedmaakt, dan is Hij vergevend en barmhartig."
6|55|En zo zetten Wij de tekenen uiteen; ook opdat de weg van de boosdoeners duidelijk wordt.
6|56|Zeg: "Het is mij verboden hen die jullie in plaats van God aanroepen te dienen." Zeg: "Ik volg jullie neigingen niet; dan zou ik dwalen en niet tot hen behoren die op het goede pad gaan."
6|57|Zeg: "Ik steun op een duidelijk bewijs van mijn Heer en jullie loochenen het. Ik heb geen macht over dat wat jullie zouden willen verhaasten. Het oordeel komt alleen God toe. Hij vertelt de waarheid en Hij is de beste van de beslissers."
6|58|Zeg: "Als ik macht had over dat wat jullie zouden willen verhaasten dan zou de beslissing tussen mij en jullie al zijn gevallen; God kent de onrechtplegers het best. *
6|59|Bij Hem zijn de sleutels van het verborgene, alleen Hij kent ze. Hij weet wat er op het vasteland en wat er in de zee is. Er valt geen blad of Hij weet het en er is geen zaadkorrel in het duister van de aarde, niets vochtigs en niets droogs of het staat in een duidelijk boek.
6|60|Hij is het die jullie 's nachts zal wegnemen en die weet wat jullie overdag begaan hebben. Dan wekt Hij jullie daarin op, opdat een vastgestelde termijn wordt voltooid. Dan is jullie terugkeer tot Hem. Hij zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren.
6|61|En Hij is de beheerser die boven Zijn dienaren staat en Hij zendt bewaarders voor jullie, zodat, wanneer de dood tot een van jullie komt, Onze gezanten hem wegnemen; zij veronachtzamen niets.
6|62|Dan worden zij tot God hun ware beschermheer teruggebracht; komt Hem het oordeel niet toe? Hij is de snelste van hen die afrekenen."
6|63|Zeg: "Wie zal jullie uit de duisternis van het vasteland en de zee redden wanneer jullie in deemoed en in het verborgene tot Hem bidden: 'Als U ons hieruit redt dan behoren wij tot hen die dank betuigen.?"
6|64|Zeg: "God zal jullie eruit redden en uit elke benardheid, maar toch blijven jullie veelgodendienaars."
6|65|Zeg: "Hij is het die de macht heeft om van boven vandaan of van onder jullie voeten vandaan een bestraffing tot jullie te zenden of jullie in [verschillende] groeperingen in de war te brengen en elkaars geweld te laten proeven." Kijk hoe Wij de tekenen afwisselen. Misschien zullen zij begrijpen.
6|66|Jouw volk loochent het, maar het is de waarheid. Zeg: "Ik ben geen voogd over jullie."
6|67|Voor elke mededeling is er een moment van bevestiging en jullie zullen het te weten komen.
6|68|Wanneer jij hen ziet die over Onze tekenen kletsen, wend je dan van hen af totdat zij op een ander gesprek overgaan en als de satan maakt dat jij vergeet, blijf dan na het je herinnerd te hebben niet bij de mensen die onrecht plegen zitten.
6|69|Zij die godvrezend zijn hoeven van hen geen enkele rekenschap te vragen. Het is echter een vermaning; misschien zullen zij godvrezend worden.
6|70|En laat hen maar die hun godsdienst als spel en tijdverdrijf beschouwen. Het tegenwoordige leven begoochelt hen. En maan hiermee aan opdat niemand weggevaagd wordt voor wat hij heeft begaan; voor hem is er immers buiten God geen helper en geen bemiddelaar en al zou hij elke [mogelijke] losprijs aanbieden, het zou toch niet van hem aangenomen worden. Zij zijn het die weggevaagd worden voor wat zij begaan hebben. Voor hen is er een drank van gloeiend water en een pijnlijke bestraffing omdat zij ongelovig waren.
6|71|Zeg: "Zullen wij in plaats van God iets aanroepen wat ons niet nut en niet schaadt en ons op onze hielen omdraaien, nadat God ons de goede richting heeft gewezen, als iemand die de satans op de aarde in verbijstering weggelokt hebben, hoewel hij vrienden heeft die hem tot de leidraad oproepen: 'Kom tot ons.?" Zeg: "Gods leidraad dat is de leidraad en ons is bevolen ons aan de Heer van de wereldwezens over te geven.
6|72|En dat wij de salaat moeten verrichten en Hem vrezen. En Hij is het tot wie wij verzameld worden."
6|73|En Hij is het die de hemelen en de aarde in waarheid geschapen heeft. En op de dag dat Hij zegt: "Wees" en het is, is wat Hij zegt de waarheid. Hij heeft de heerschappij op de dag dat op de bazuin geblazen wordt; de kenner van het verborgene en het waarneembare. En Hij is de wijze, de welingelichte.
6|74|En toen Ibrahiem tot zijn vader Azar zei: "Houd jij afgodsbeelden voor goden? Ik zie dat jij en jouw volk in duidelijke dwaling verkeren."
6|75|En zo toonden Wij Ibrahiem het rijk van de hemelen en de aarde, opdat hij ging behoren tot hen die vast overtuigd zijn.
6|76|En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster. Hij zei: "Dit is mijn heer." Maar toen zij onderging zei hij: "Ik houd niet van dingen die ondergaan."
6|77|En toen hij de maan zag opkomen zei hij: "Dit is mijn heer." Maar toen zij onderging zei hij: "Als mijn heer mij niet de goede richting wijst zal ik zeker tot de mensen behoren die dwalen."
6|78|En toen hij de zon zag opkomen zei hij: "Dit is mijn heer, deze is groter." Maar toen zij onderging zei hij: "O mensen, ik heb niets te maken met de veelgodendienst die jullie bedrijven.
6|79|Ik wend mijn aangezicht tot Hem die de hemelen en de aarde aangelegd heeft, als een aanhanger van het zuivere geloof en ik behoor niet tot de veelgodendienaars."
6|80|Zijn volk redetwistte met hem. Hij zei: "Willen jullie met mij over God redetwisten, terwijl Hij mij op het goede pad gebracht heeft? Ik vrees wat jullie aan Hem als metgezellen toevoegen niet, behalve als mijn Heer iets wil. Mijn Heer omvat alles met Zijn kennis. Zullen jullie je dan niet laten vermanen?
6|81|En hoe zou ik wat jullie [aan Hem] als metgezellen toevoegen vrezen, als jullie niet vrezen aan God metgezellen toe te voegen, waarvoor Hij geen machtiging heeft neergezonden? Welke van de beide groepen heeft meer recht op veiligheid? Als jullie dat maar wisten?
6|82|Zij die geloven en hun geloof niet door onrecht te plegen verhullen, voor hen is de veiligheid en zij volgen de goede richting."
6|83|Dat was Ons argument dat Wij Ibrahiem tegen zijn volk gegeven hebben. Wij geven hogere rangen aan wie Wij willen. Jouw Heer is wijs en wetend!
6|84|En Wij schonken hem Ishaak en Ja'koeb; ieder [van hen] hebben Wij de goede richting gewezen en Noeh hadden Wij al eerder de goede richting gewezen en uit zijn nakomelingen Dawoed, Soelaimaan, Ajjoeb, Joesoef, Moesa en Haroen -- en zo belonen wij hen die goed doen --,
6|85|en Zakarijja, Jahja, 'Isa en Iljaas -- ieder behorend tot de rechtschapenen --,
6|86|en Isma'iel, al-Jasa?, Joenoes en Loet; ieder [van hen] hebben Wij boven de wereldbewoners verkozen.
6|87|En ook sommigen van hun vaderen, hun nakomelingen en hun broeders; Wij hebben hen verkozen en hen naar een juiste weg geleid.
6|88|Dat is Gods leidraad waarmee Hij wie van Zijn dienaren Hij wil de goede weg wijst, maar als zij geloofd hadden dat God metgezellen had dan zou voor hen wat zij deden vruchteloos geworden zijn.
6|89|Zij zijn het aan wie Wij het boek, de oordeelskracht en het profeetschap gegeven hebben, maar als dezen hier er niet in geloven, dan vertrouwen Wij het aan mensen toe die daaraan niet ongelovig zijn.
6|90|Zij zijn het die God op het goede pad geleid heeft; volg dus hun leidraad. Zeg: "Ik vraag jullie er geen loon voor. Het is slechts een vermaning voor de wereldbewoners."
6|91|Zij hebben God niet op Zijn juiste waarde geschat toen zij zeiden: "God heeft niets tot een mens neergezonden." Zeg: "Wie heeft het boek neergezonden dat Moesa als licht en leidraad voor de mensen bracht? Jullie tonen het in geschreven vorm openlijk, maar jullie houden ook veel verborgen. Aan jullie is onderwezen wat jullie niet wisten, jullie niet en jullie vaderen niet." Zeg: "God." En laat hen dan in hun geklets maar schertsen.
6|92|Dit is een gezegend boek dat Wij hebben neergezonden, ter bevestiging van wat er al eerder was en opdat jij de hoofdstad [Mekka] en wie er omheen wonen ermee waarschuwt. Zij die geloven in het hiernamaals geloven erin en zij zijn degenen die hun salaat nakomen.
6|93|En wie is zondiger dan wie over God bedrog verzint of wie zegt: "Aan mij is geopenbaard", terwijl aan hem niets is geopenbaard of wie zegt: "Ik zal iets neerzenden wat gelijk is aan wat God heeft neergezonden." Als jij het maar kon zien wanneer de onrechtplegers in doodsstrijd verkeren terwijl de engelen hun handen naar hen uitstrekken: "Laat jullie zielen eruit! Vandaag krijgen jullie de bestraffing van de schande als vergelding voor het onware dat jullie altijd over God gezegd hebben en omdat jullie Zijn tekenen hoogmoedig afgewezen hebben."
6|94|En nu zijn jullie tot Ons gekomen, ieder afzonderlijk zoals Wij jullie de eerste maal geschapen hebben en jullie hebben wat Wij jullie verleend hadden achter jullie moeten laten. Ook zien Wij jullie bemiddelaars niet bij jullie, van wie jullie beweerden dat zij bij jullie golden als metgezellen [van God]; de band tussen jullie is doorgesneden en dat waarvan jullie het bestaan beweerden zijn jullie kwijt.
6|95|God is het die de zaadkorrels en de pitten laat kiemen; Hij laat het levende uit het dode voortkomen en Hij laat het dode uit het levende voortkomen. Dat is nu God en hoe worden jullie zo afgeleid?
6|96|Hij is het die de dageraad laat aanbreken en Hij heeft de nacht tot een rusttijd gemaakt en de zon en de maan om [de tijd] te berekenen. Dat is de verordening van de machtige, de wetende.
6|97|Hij is het die voor jullie de sterren gemaakt heeft, opdat jullie daarmee de goede richting vinden in de duisternis van het vasteland en de zee; Wij hebben de tekenen uiteengezet voor mensen die weten.
6|98|En Hij is het die jullie uit één wezen heeft laten ontstaan en daarna is er een verblijfplaats en een bewaarplaats. Wij hebben de tekenen uiteengezet voor mensen die begrijpen.
6|99|En Hij is het die vanuit de hemel water laat neerdalen. Wij brengen daarmee plantengroei van allerlei soort voort -- Wij hebben daardoor frisse groene planten voortgebracht waaruit Wij opeengepakte zaadkorrels voortbrengen en uit de palmen, uit de bloeikolf ervan, laaghangende dadeltrossen -- en ook tuinen met wijnstokken, olijf- en granaatappelbomen die deels wel en deels niet op elkaar lijken. Kijk naar de vruchten ervan, wanneer zij vrucht dragen, en naar het rijp worden ervan; daarin zijn zeker tekenen voor mensen die geloven.
6|100|Maar zij hebben de djinn tot metgezellen van God gemaakt, terwijl Hij hen geschapen heeft en zij hebben Hem zonen en dochters toegedicht, zonder enige kennis. Hij zij geprezen en Hij is verheven boven wat zij toeschrijven.
6|101|De schepper van de hemelen en de aarde; hoe zou Hij een kind kunnen hebben, terwijl Hij niet eens een metgezellin heeft en ook alles geschapen heeft? Hij is alwetend.
6|102|Dat is God jullie Heer; er is geen god dan Hij, de schepper van alle dingen. Dient Hem dus; Hij is over alles voogd.
6|103|Hem bereiken de blikken niet, maar Hij bereikt de blikken wel. En Hij is de welwillende, de welingelichte.
6|104|"Tot jou zijn al inzichtelijke bewijzen van jouw Heer gekomen. Als iemand dus inzicht heeft, dan is het in zijn eigen voordeel. En als iemand blind is dan is het in zijn eigen nadeel. En ik ben niet iemand die over jullie waakt."
6|105|Zo zetten Wij de tekenen uiteen, ook opdat zij zeggen: "Jij hebt bestudeerd" en opdat Wij het duidelijk maken aan mensen die weten.
6|106|Volg wat jou door je Heer is geopenbaard. Er is geen god dan Hij. En wend je af van de veelgodendienaars.
6|107|Als God het gewild had waren zij geen veelgodendienaars geworden. En jou hebben Wij niet gemaakt tot iemand die over hen waakt en jij bent ook niet voogd over hen.
6|108|En hoont niet hen die zij in plaats van God aanroepen, zodat zij God niet uit vijandigheid zonder kennis gaan honen. Zo hebben Wij voor iedere gemeenschap hun werk mooi laten lijken. Maar hun terugkeer zal tot hun Heer zijn en Hij zal hun dan meedelen wat zij aan het doen waren.
6|109|Zij hebben bij God dure eden gezworen dat zij, als er tot hen een teken zou komen, er zeker aan zouden geloven. Zeg: "De tekenen zijn uitsluitend bij God." En wat zal jullie tot het besef brengen dat zij, wanneer ze komen, toch niet zullen geloven?
6|110|En Wij zullen hun harten en hun ogen omdraaien, zoals zij ook de eerste keer niet geloofd hebben en Wij laten hen in hun onbeschaamdheid doorgaan met dwalen. *
6|111|Ook al zouden Wij de engelen naar hen neerzenden en al zouden de doden tot hen spreken en al zouden Wij voor hen alles in groepen verzamelen dan zouden zij nog alleen maar geloven als God het wilde. Maar de meesten van hen zijn onwetend.
6|112|Zo hebben Wij voor iedere profeet een vijand gemaakt; satans van de mensen en de djinn van wie de een de ander mooilijkende praat influistert om te begoochelen -- en als jouw Heer gewild had, hadden zij het niet gedaan; laat hen toch met wat zij verzinnen --
6|113|en opdat de harten van hen die niet in het hiernamaals geloven naar hem overhellen en opdat zij daarin behagen scheppen en opdat zij begaan wat zij begaan.
6|114|"Zal ik mij dan een andere scheidsrechter dan God zoeken, terwijl Hij het is die het boek duidelijk uiteengezet naar jullie heeft neergezonden?" En zij aan wie Wij het boek gegeven hebben weten dat het van jouw Heer vandaan met de waarheid is neergezonden. Behoor dus niet tot hen die twijfelen.
6|115|Zo werd het woord van jouw Heer vervuld in waarheidsgetrouwheid en rechtvaardigheid. Er is niemand die Zijn woorden veranderen kan en Hij is de horende, de wetende.
6|116|En als jij de meerderheid van wie er op de aarde zijn gehoorzaamt dan zullen zij jou van Gods weg laten afdwalen. Zij volgen alleen maar vermoedens en zij gissen slechts.
6|117|Jouw Heer kent wie van Zijn weg afdwaalt het best en Hij kent hen die het goede pad volgen het best.
6|118|En eet van dat waarover Gods naam is vermeld, als jullie in Zijn tekenen geloven.
6|119|Wat hebben jullie dat jullie niet eten van datgene waarover Gods naam is vermeld? Hij heeft voor jullie toch uiteengezet wat Hij jullie heeft verboden, behalve dat waartoe jullie gedwongen worden? Maar velen brengen door hun neigingen, zonder kennis [anderen] tot dwaling. Echter jouw Heer kent de overtreders het best.
6|120|Laat het uiterlijke en het innerlijke van de zonde achterwege; aan hen die zonde begaan zal vergolden worden wat zij begaan hebben.
6|121|En eet niet van iets waarover Gods naam niet is vermeld; dat is een schande. De satans fluisteren hun vrienden in met jullie te twisten en als jullie hun gehoorzamen dan zijn jullie zeker veelgodendienaars.
6|122|Is dan iemand die dood was en die Wij tot leven gebracht hebben en voor wie Wij een licht gemaakt hebben waarin hij onder de mensen wandelt als iemand die bijvoorbeeld in de duisternis is en er niet uit kan komen? Zo hebben Wij voor de ongelovigen wat zij aan het doen waren mooi laten lijken.
6|123|En zo hebben Wij in iedere stad de grootste boosdoeners bestemd om er boze listen te beramen. Zij beramen echter slechts boze listen voor zichzelf, maar zij beseffen het niet.
6|124|En wanneer tot hen een teken komt zeggen zij: "Wij zullen pas geloven wanneer ons hetzelfde gegeven wordt als wat aan Gods gezanten gegeven is." God weet het best waar Hij Zijn zendingsopdracht brengt. Bij God zal hen die boosdoeners zijn kleinering en bestraffing treffen voor wat zij aan boze listen beraamden.
6|125|Maar als God iemand op het goede pad wenst te brengen dan stelt Hij diens hart open voor de overgave [aan God] en als Hij iemand tot dwaling wil brengen dan maakt Hij diens borst zo nauw en beklemd dat het is alsof hij moeizaam naar de hemel opklimt. Zo legt God de gruwelijke straf op aan hen die niet geloven.
6|126|En dit is de weg van jouw Heer, een juiste; Wij hebben de tekenen uiteengezet voor mensen die zich laten vermanen. *
6|127|Voor hen is de woning van de vrede bij hun Heer en Hij is hun beschermer wegens de dingen die zij gewoonlijk deden.
6|128|En op de dag dat Hij hen allen verzamelt: "O djinn, hier bijeenvergaderd! Jullie hebben je veel mensen geworven." En hun aanhangers onder de mensen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkaar nut gehad en nu hebben wij onze termijn bereikt die U ons hebt gesteld." Dan zegt Hij: "Het vuur is jullie verblijfplaats om er altijd in te blijven, behalve als God het anders wil." Jouw Heer is wijs en wetend.
6|129|En zo maken Wij de onrechtplegers tot helpers voor elkaar om wat zij hebben begaan.
6|130|"O djinn en mensen, hier bijeenvergaderd! Zijn er niet gezanten uit jullie midden tot jullie gekomen om jullie van Mijn tekenen te vertellen en om jullie te waarschuwen voor de ontmoeting van jullie op deze dag?" Zij zeggen: "Wij getuigen tegen onszelf." Het tegenwoordige leven heeft hen begoocheld en zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovigen waren.
6|131|Dat is omdat jouw Heer de steden niet onrechtvaardig vernietigt terwijl hun inwoners onoplettend zijn.
6|132|Voor ieder zijn er rangen voor wat zij gedaan hebben. Jouw Heer let goed op wat zij doen.
6|133|En jouw Heer is de behoefteloze die vol barmhartigheid is. Als Hij wil, vaagt Hij jullie weg en laat na jullie komen wat Hij wil; zoals Hij jullie uit de nakomelingen van andere mensen liet ontstaan.
6|134|Wat jullie aangezegd is komt zeker en jullie zullen er niets tegen kunnen doen.
6|135|Zeg: "O mijn volk handelt naar jullie vermogen; ik doe het ook. En dan zullen jullie wel te weten komen voor wie de uiteindelijke woning is." Maar de onrechtplegers zal het niet welgaan.
6|136|Zij bestemmen voor God een aandeel in het gewas en het vee dat Hij geschapen heeft en zij zeggen: "Dit is voor God -- beweren zij -- en dit is voor de door ons vereerde metgezellen [van God]." Maar wat voor hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen bestemd is dat bereikt God niet en wat voor God bestemd is, dat bereikt hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen. Slecht is het wat zij oordelen.
6|137|Zo hebben hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen voor velen van de veelgodendienaars het doden van hun kinderen aantrekkelijk gemaakt om hen in het verderf te storten en om hun godsdienst voor hen te verhullen. Als God gewild had, hadden zij het niet gedaan; laat hen toch met wat zij verzinnen.
6|138|En zij zeggen: "Dit is onschendbaar vee en gewas, alleen als wij het willen mag iemand dat als voedsel nemen -- beweren zij -- en vee waarvan de ruggen [voor gebruik] verboden zijn en vee waarover zij Gods naam niet vermelden." Het is een verzinsel over Hem; Hij zal aan hen vergelden voor wat zij verzonnen.
6|139|En zij zeggen: "Wat in de buiken van dit vee is, is voorbehouden aan onze mannen en verboden voor onze echtgenotes." Maar als het al dood is dan zijn zij allen deelgenoten. Hij zal aan hen vergelden voor hun toedichting; Hij is wijs en wetend.
6|140|Verloren zijn zij die hun kinderen in verdwazing, zonder kennis doden en die, als verzinsel over God, verbieden wat God hun voor hun levensonderhoud geeft. Zij dwalen en volgen het goede pad niet.
6|141|En Hij is het die tuinen heeft laten ontstaan, met en zonder latwerk om te stutten, en palmen en landbouwgewassen met verschillende vruchtopbrengst en olijf- en granaatappelbomen die deels wel en deels niet op elkaar lijken. Eet van de vruchten ervan, wanneer zij vrucht dragen en geeft wat ervan verplicht is op de dag van hun oogst maar weest niet verkwistend, want Hij bemint de verkwisters niet.
6|142|Onder het vee zijn er dieren voor de last en voor de vacht. Eet van wat God jullie voor je levensonderhoud geeft en volgt de voetstappen van de satan niet; hij is voor jullie een duidelijke vijand.
6|143|Acht paarsgewijze voorkomende dieren: van de schapen twee en van de geiten twee. Zeg: "Zijn het de twee mannetjes die Hij verboden heeft of de twee vrouwtjes of wat de buiken van de twee vrouwtjes bevatten? Deel het mij met kennis mee, als jullie oprecht zijn."
6|144|En van de kamelen twee en van de koeien twee. Zeg: "Zijn het de twee mannetjes die Hij verboden heeft of de twee vrouwtjes of wat de buiken van de twee vrouwtjes bevatten? Of waren jullie er getuigen van toen God jullie dit opdroeg?" En wie is er onrechtvaardiger dan wie over God bedrog verzint om zonder kennis de mensen tot dwaling te brengen? God wijst de mensen die onrecht plegen de goede richting niet.
6|145|Zeg: "Ik vind in wat mij is geopenbaard niets wat voor een eter die zich ermee voedt verboden is, behalve wat vanzelf dood gegaan is of uitgestroomd bloed of varkensvlees -- dat is een gruwel -- of iets schandelijks waarover iets anders dan Gods naam is uitgeroepen, maar als iemand ertoe gedwongen wordt, niet uit begeerte om te overtreden, dan is jouw Heer vergevend en barmhartig."
6|146|Aan hen die het jodendom aanhangen hebben Wij alles met klauwen verboden en van de koeien en het kleinvee hebben Wij hun het vet verboden behalve wat aan hun ruggen of ingewanden vastzit of wat met bot vergroeid is. Dat hebben Wij hun opgelegd als vergelding voor hun begerigheid; Wij spreken toch de waarheid.
6|147|Als zij jou dan van leugens betichten zeg dan: "Jullie Heer is vol alomvattende barmhartigheid maar Zijn geweld kan niet worden afgewend van de misdadige mensen."
6|148|De aanhangers van het veelgodendom zullen zeggen: "Als God gewild had hadden wij geen metgezellen [aan Hem] toegevoegd en onze vaderen ook niet en dan hadden wij ook niets verboden." Zo hebben zij hen die er voor jouw tijd waren ook van leugens beticht totdat zij Ons geweld proefden. Zeg: "Is er bij jullie kennis? Komt er dan voor ons mee voor de dag. Jullie volgen alleen maar vermoedens en jullie gissen slechts."
6|149|Zeg: "God heeft het doeltreffende argument; als Hij gewild had, dan had Hij jullie allen tezamen op het goede pad gebracht."
6|150|Zeg: "Komt op met jullie getuigen die kunnen getuigen dat God dit verboden heeft." Maar als zij getuigenis afleggen, getuig dan niet met hen en volg de neigingen niet van hen die Onze tekenen loochenen en niet van hen die niet in het hiernamaals geloven en zeggen dat hun Heer gelijken heeft.
6|151|Zeg: "Komt, dan zal ik jullie voorlezen wat jullie Heer jullie verboden heeft: Dat jullie aan Hem niets als metgezel mogen toevoegen, -- en om goed te zijn voor de ouders -- dat jullie je kinderen niet mogen doden uit vrees voor armoe," -- Wij voorzien in jullie en hun levensonderhoud -- "dat jullie geen gruwelijkheden mogen benaderen, noch uiterlijk noch innerlijk en dat jullie niemand mogen doden -- wat God verboden heeft -- behalve volgens het recht. Dat draagt Hij jullie op; misschien zullen jullie verstandig worden.
6|152|En dat jullie niet aan het bezit van de wees mogen komen, tenzij dat op de beste manier gebeurt, totdat hij volgroeid is en dat jullie volle maat en gewicht in billijkheid moeten geven." -- Wij leggen niemand meer op dan hij kan dragen -- "En als jullie een uitspraak doen weest dan rechtvaardig zelfs al zou het een verwant betreffen. En dat jullie de verbintenis met God na moeten komen, dat draagt Hij jullie op -- misschien laten jullie je vermanen.
6|153|En dat dit Mijn weg is, een juiste. Volgt die dus en volgt niet de verschillende andere wegen die jullie van Zijn weg afvoeren. Dat draagt Hij jullie op; misschien zullen jullie godvrezend worden."
6|154|Toen gaven Wij aan Moesa het boek om [Onze genade] aan hem die goed gedaan heeft volledig te maken en om alles uiteen te zetten en als leidraad en barmhartigheid; misschien zullen zij in de ontmoeting met hun Heer geloven.
6|155|En dit is een gezegend boek dat Wij neergezonden hebben. Volgt het dus en weest godvrezend; misschien zal aan jullie barmhartigheid bewezen worden.
6|156|Dat jullie niet zeggen: "Het boek is op twee groepen voor onze tijd neergezonden en wij letten er niet op dat zij het bestudeerden."
6|157|Of dat jullie niet zeggen: "Als het boek tot ons was neergezonden dan hadden wij ons beter de weg laten wijzen dan zij." Maar nu is er tot jullie een duidelijk bewijs van jullie Heer gekomen en een leidraad en barmhartigheid. En wie is er zondiger dan wie Gods tekenen loochent en zich daarvan afwendt? Wij zullen hen die zich van Onze tekenen afwenden vergelden met de vreselijke bestraffing voor dat waarvan zij zich afwenden.
6|158|Kunnen zij dan iets anders verwachten dan dat de engelen tot hen komen of dat jouw Heer komt of dat er enige tekenen van jouw Heer komen? Op de dag dat er enige tekenen van jouw Heer komen heeft niemand nut van zijn geloof als hij niet al voor die tijd geloofd had of in zijn geloof iets goeds verworven had. Zeg: "Wachten jullie maar af; wij wachten ook af."
6|159|Zij die hun godsdienst opsplitsen en tot sekten zijn geworden, met hen heb jij niets gemeen. Hun zaak wordt naar God verwezen; Hij zal hun dan meedelen wat zij deden.
6|160|Als iemand met een goede daad komt dan is er voor hem tien maal zoveel en als iemand met een slechte daad komt dan wordt hem slechts dienovereenkomstig vergolden en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
6|161|Zeg: "Mijn Heer heeft mij op een juiste weg gebracht: een juiste godsdienst; het geloof van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing. Hij behoorde niet tot de veelgodendienaars."
6|162|Zeg: "Mijn salaat en mijn godsdienstoefening, mijn leven en mijn sterven behoren God toe, de Heer van de wereldbewoners.
6|163|Geen metgezel heeft Hij. Dat is aan mij bevolen en ik ben de eerste van hen die zich [aan God] overgeven."
6|164|Zeg: "Zal ik een ander dan God als Heer begeren, terwijl Hij toch de Heer van alles is?" Iedere ziel begaat [het slechte] slechts ten koste van zichzelf. Niemand is belast met de last van een ander. Daarna is jullie terugkeer tot jullie Heer. Hij zal jullie dan dat waarover jullie het oneens waren meedelen.
6|165|Hij is het die jullie op de aarde tot elkaar opvolgende geslachten gemaakt heeft en die sommigen van jullie hogere rangen dan anderen gegeven heeft om jullie op de proef te stellen in wat Hij jullie gegeven heeft. Jouw Heer is zeker snel met de afstraffing en Hij is werkelijk vergevend en barmhartig.
7|1|A[lif] L[aam] M[iem] S[aad].
7|2|Een boek dat naar jou is neergezonden -- er moet daarover geen benauwdheid in jouw hart zijn -- opdat jij ermee waarschuwt en als een vermaning voor de gelovigen.
7|3|Volgt wat van jullie Heer naar jullie is neergezonden en volgt in plaats van Hem geen andere beschermers; hoe weinig laten jullie je vermanen!
7|4|En hoeveel steden hebben Wij al niet vernietigd. Dan kwam Ons geweld over hen, 's nachts of tijdens hun middagslaap.
7|5|En zij konden, wanneer Ons geweld over hen kwam, slechts roepen: "Wij hebben onrecht gedaan."
7|6|En Wij zullen hen tot wie gezanten gezonden zijn ondervragen en Wij zullen de gezondenen ondervragen.
7|7|Wij zullen op grond van kennis aan hen vertellen; Wij waren immers niet afwezig.
7|8|De afweging op die dag is de waarheid en zij van wie de weegschalen zwaar wegen, zij zijn het die het welgaat.
7|9|Maar zij van wie de weegschalen licht zijn, zij zijn het die zichzelf verloren hebben omdat zij Onze tekenen onrecht aandeden.
7|10|Wij hebben aan jullie macht op de aarde gegeven en Wij hebben op haar levensbenodigdheden voor jullie gemaakt; hoe gering is de dank die jullie betuigen.
7|11|Wij hebben jullie geschapen en vervolgens gevormd. Toen zeiden Wij tot de engelen: "Buigt eerbiedig neer voor Adam." En zij bogen zich eerbiedig neer, behalve Iblies, die niet behoorde bij hen die zich eerbiedig neerbogen.
7|12|Hij zei: "Wat weerhoudt jou, dat jij je niet eerbiedig neerboog toen Ik je dat beval?" Hij zei: "Ik ben beter dan hij, U hebt mij uit vuur geschapen en hem hebt U uit klei geschapen."
7|13|Hij zei: "Daal hieruit af. Het past jou niet je hoogmoedig te gedragen. Ga dus hieruit weg. Jij behoort tot de gekleineerden."
7|14|Hij zei: "Verleen mij uitstel tot de dag waarop zij opgewekt worden."
7|15|Hij zei: "Jij behoort bij hen die uitstel hebben gekregen."
7|16|Hij zei: "Maar omdat U mij misleid hebt zal ik voor hen op de loer liggen op Uw juiste weg.
7|17|Dan zal ik op hen afkomen, van voren en van achteren en van rechts en van links. En U zult merken dat de meesten van hen geen dank betuigen."
7|18|Hij zei: "Ga hieruit weg, veracht en verstoten. En als iemand van hen jou volgt? Ik zal de hel met jullie allen tezamen vullen."
7|19|En: "O Adam, bewoon jij met je echtgenote de tuin en eet waarvan jullie willen, maar jullie mogen deze boom niet benaderen, want dan behoren jullie tot de overtreders."
7|20|Toen fluisterde de satan hun in om hun openlijk te tonen wat er van hun schaamte verborgen was en hij zei: "Jullie Heer heeft jullie alleen maar van deze boom afgehouden opdat jullie geen engelen zouden worden of zouden gaan behoren tot hen die altijd blijven bestaan."
7|21|En hij bezwoer hun: "Ik ben voor jullie echt een goede raadgever."
7|22|Zo misleidde hij hen door begoocheling. Toen zij dan van de boom geproefd hadden werd hun schaamte zichtbaar voor hen en begonnen zij zich te bedekken met aaneengehechte bladeren uit de tuin. En hun Heer riep tot hen: "Had Ik jullie deze boom niet verboden en jullie niet gezegd dat de satan een verklaarde vijand van jullie is?"
7|23|Zij zeiden: "Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan en als U ons niet vergeeft en erbarmen met ons hebt dan behoren wij bij de verliezers."
7|24|Hij zei: "Daalt af -- elkaar tot vijand -- jullie hebben namelijk op de aarde tijdelijk een verblijfplaats en vruchtgebruik."
7|25|Hij zei: "Op haar zullen jullie leven, op haar zullen jullie sterven en uit haar zullen jullie tevoorschijn gebracht worden."
7|26|Kinderen van Adam! Wij hebben voor jullie kleding gemaakt om jullie schaamte te bedekken en kleding voor de sier, maar de kleding van de godvrezendheid is beter. Dat behoort tot Gods tekenen; misschien zullen zij zich laten vermanen.
7|27|Kinderen van Adam! Laat de satan jullie niet in verzoeking brengen, zoals hij jullie beide voorouders uit de tuin verdreven heeft door hun hun kleding te ontnemen om hun hun schaamte te laten zien. Hij en zijn consorten zien jullie vanwaar jullie hen niet zien, Wij hebben de satans tot beschermers gemaakt van hen die niet geloven.
7|28|En wanneer zij iets gruwelijks doen zeggen zij: "Wij hebben bevonden dat onze vaderen er zich aan hielden en God heeft het ons bevolen." Zeg: "God beveelt geen gruwelijkheid. Zeggen jullie over God soms iets wat jullie niet weten?"
7|29|Zeg: "Mijn Heer heeft bevolen rechtvaardig te zijn en dat jullie bij elke moskee jullie aangezicht [tot Hem] richten en Hem aanroepen waarbij jullie de godsdienst geheel aan Hem wijden. Zoals Hij jullie bij het begin gemaakt heeft zo zullen jullie terugkeren."
7|30|Een gedeelte heeft Hij op het goede pad gebracht en voor een gedeelte is de dwaling een feit geworden, want zij hebben zich de satans in plaats van God als beschermers genomen en zij denken dat hun de goede richting gewezen is.
7|31|Kinderen van Adam! Doe jullie mooie kleding aan bij elke moskee en eet en drinkt, maar weest niet verkwistend; Hij bemint de verkwisters niet.
7|32|Zeg: "Wie heeft de mooie [kleding] van God die Hij voor Zijn dienaren heeft voortgebracht en de goede dingen van de levensbehoeften verboden?" Zeg: "Zij zijn in het tegenwoordige leven bestemd voor hen die geloven en op de opstandingsdag hun voorbehouden." Zo zetten Wij de tekenen uiteen aan mensen die weten.
7|33|Zeg: "Mijn Heer heeft slechts de gruwelijkheden verboden, de uiterlijke en de innerlijke, en de zonde en de onterechte aanmatiging en dat jullie aan God metgezellen toevoegen, iets waarvoor Hij geen machtiging heeft neergezonden, en dat jullie over God zeggen waar jullie geen weet van hebben."
7|34|Voor iedere gemeenschap is er een termijn; wanneer hun termijn dan komt zullen zij geen uur te laat ontboden worden, noch te vroeg.
7|35|Kinderen van Adam! Als tot jullie gezanten uit jullie midden komen die jullie Mijn tekenen vertellen dan hebben zij die godvrezend zijn en zich beteren niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
7|36|Maar zij die Onze tekenen loochenen en hoogmoedig afwijzen, zij zijn het die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
7|37|En wie is er zondiger dan wie over God bedrog verzint of Zijn tekenen loochent? Zij zijn het die hun aandeel in het boek zullen krijgen totdat Onze gezanten, wanneer zij tot hen komen om hen weg te nemen, zeggen: "Waar zijn zij dan die jullie in plaats van God aanroepen?" Zij zeggen: "Wij zijn hen kwijtgeraakt." En zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovig waren.
7|38|Hij zegt: "Gaat binnen in het vuur te midden van gemeenschappen van de djinn en de mensen die al voor jullie tijd voorbijgegaan waren." Telkens als een gemeenschap binnengaat vervloekt zij een andere en ten slotte, wanneer zij allen bij elkaar gekomen zijn, zegt de laatste van hen tot de eerste van hen: "Onze Heer, dezen hebben ons tot dwaling gebracht. Geef hun dus een dubbele bestraffing van het vuur." Hij zegt: "Voor ieder dubbel!" Maar jullie weten het niet.
7|39|En de eerste van hen zegt tot de laatste van hen: "Dan hebben jullie toch geen voordeel boven ons. Proeft dus de bestraffing voor wat jullie begaan hebben."
7|40|Voor hen die Onze tekenen loochenen en hoogmoedig afwijzen zullen de poorten van de hemel niet worden geopend, noch zullen zij de tuin binnengaan, zolang niet een kameel door het oog van een naald gaat. Zo vergelden Wij aan de boosdoeners.
7|41|Voor hen is de hel een rustplaats en boven hen hebben zij bedekkingen. Zo vergelden Wij aan de onrechtplegers.
7|42|Maar zij die geloven en de deugdelijke daden doen -- aan niemand wordt meer dan hij kan dragen opgelegd -- zij zijn het die in de tuin thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven.
7|43|En Wij nemen wat er in hun harten aan wrok was weg. Onder hen stromen rivieren en zij zeggen: "Lof zij God die ons tot hiertoe de goede richting gewezen heeft. Wij zouden ons de goede richting niet hebben laten wijzen als God ons die niet gewezen had. De gezanten van onze Heer zijn werkelijk met de waarheid gekomen." En hun wordt toegeroepen: "Dat is nu de tuin [voor jullie]. Jullie hebben die als erfdeel gekregen voor wat jullie gedaan hebben."
7|44|De bewoners van de tuin roepen de bewoners van het vuur toe: "Wij hebben gemerkt dat wat onze Heer toegezegd had waar is. Hebben jullie ook gemerkt dat wat jullie Heer toegezegd had waar is?" Zij zeggen: "Ja." Dan roept een aankondiger onder hen uit: "Gods vloek rust op de onrechtplegers,
7|45|die Gods weg versperren en verlangen dat het een kronkelweg is terwijl zij aan het hiernamaals ongelovig zijn."
7|46|Tussen beiden is er een afscheiding en op de kantelen zijn er mannen die iedereen aan hun kentekenen kennen en zij roepen hun die in de tuin thuishoren toe: "Vrede zij met jullie!" Zij zijn niet binnengegaan al begeren zij het. *