Skip to content

Latest commit

 

History

History
1944 lines (1944 loc) · 146 KB

angla-nederlanda.md

File metadata and controls

1944 lines (1944 loc) · 146 KB

#English (Angla) => Nederlands (nederlanda)

English (Angla) Nederlands (nederlanda)
Enrique Ellemberg Johan van der Hoek & Leo De Cooman
kio_ang.htm kio_nl.htm
kiel_ang.htm kiel_nl.htm
en nl
a boy een jongen
flowers bloemen
bread brood
fathers vaders
Your sons are our friends. 'Jullie (Jouw, Uw) zoons zijn onze vrienden.'
Warm milk is good. Warme melk is goed.
The boys are big. De jongens zijn groot.
The bread is dry. Het brood is droog.
A flower is beautiful. Een bloem is mooi.
The father is good. De vader is goed.
4. The new teachers will be good. 4. De nieuwe leraren zullen goed zijn.
Words Woorden
'Auditive understanding, exercise 1' Luisteroefening
The Esperanto Alphabet Het Esperanto alfabet
'Click on the letters to hear the name and the sound of each one, repeating the pronunciation aloud.' 'Klik op de letters om hun naam en uitspraak te beluisteren, oefen de uitspraak.'
'You will hear a word. Listen carefully, then click the button for the word you think you heard. If your answer is correct, the button will disappear from the panel; otherwise, you will hear the word again during the exercise. You must get at least 70% correct.' 'In de volgende oefening hoor je een woord. Klik op de knop die overeenkomt met het juiste woord. Als het goed is verdwijnt de knop van het scherm, zoniet dan hoor je het woord opnieuw op een ander moment tijdens de oefening. Je moet minimaal 70% goed hebben. (Klik op het groene driehoekje links om te starten, het rode vierkantje is om de les stoppen. De knop onderaan met de luidspreker herhaalt het woord nog eens).'
Syllables Lettergrepen
'Syllables are formed by ONE vowel ( A E I O U ) and one or more consonants, or by a single vowel. If a vowel appears next to another, they belong to different syllables.' Lettergrepen worden gevormd door één klinker (A E I O U ) en eventueel een of meer medeklinkers.
'In Esperanto words are written exactly the way they are pronounced, and they are pronounced exactly as they are written. The stressed syllable is always the one before the last. Click the buttons to hear the pronunciation, and repeat it aloud.' 'In Esperanto schrijf je de woorden precies volgens hun uitspraak en je spreekt ze uit volgens de klank van elke geschreven letter. De klemtoon van een meerlettergrepig woord valt altijd op de voorlaatste klinker (klik op de knoppen om uitspraak van A B C Ĉ... en woordjes te beluisteren en herhaal luidop). Let op: S is geen Z! C klinkt TS, H altijd uitspreken! G is zoals in het Frans, Ŭ onze w. De 'naam' van medeklinkers eindigt op O.'
Personal Pronouns Persoonlijke voornaamwoorden
I Ik
you (singular) 'Jij, gij (of u)'
he Hij
she Zij
it 'Het (wijst op iets of iemand, waarvan geen geslacht te bepalen is)'
we Wij
you (plural) 'Jullie ( of U, meervoud)'
they Zij (meervoud)
'One, they, people (Indefinite personal pronoun, meaning 'people, some people, somebody unknown', used when you don't want to or cannot say who was involved.' 'MEN (onpersoonlijk voornaamwoord). In het nederlands gebruikt men i.p.v. 'men' ook vaak 'je' of 'ze'. Bvb: 'Ze zeggen zoveel' = 'Men zegt zoveel' ; 'Je zegt in het Nl...' = 'Men zegt in het Nl...''
(self) Third person reflexive pronoun (both singular and plural). Refers back to the SUBJECT of the sentence. 'Si' cannot be the subject or a part of the subject. 'ZICH (wederkerend voornaamwoord van de derde persoon enkel- en meervoud, slaat altijd op het onderwerp van de zin). Hij wast zich. Zij kleden zich aan.'
Plural Meervoud
Singular Enkelvoud
Special Speciale
Verbs Werkwoorden
'Every infinitive ends in -i: esti (to be). Every past tense verb ends in -is: mi estis = I was. Every present tense verb ends in -as: mi estas = I am. Every future tense verb ends in -os: mi estos = I will be. Other verb tenses will be introduced in later lessons.' 'De noemvorm eindigt op -i: zijn = esti; de verleden tijd op -is: estis; de tegenwoordige tijd op -as: estas; en de toekomende tijd op -os: estos. (Onthoudregeltje voor Nederlandstaligen: gISteren -IS, vandAAg -AS, mOrgen -OS) Andere vormen volgen in een latere les.'
Nouns Zelfstandige naamwoorden (ook 'substantieven' genoemd)
Adjectives 'Bijvoeglijke naamwoorden ( = 'Adjectieven' of 'Hoedanigheidswoorden')'
Every noun ends with the letter 'o': eindigen op de letter -o:
friend Vriend
brother Broer
coffee Koffie
Every adjective ends with the letter 'a': Eindigen op de letter -a:
beautiful Mooie
healthy Gezonde
'warm, hot' Warme
I am Ik ben
He was Hij was
She is Zij is
It will be Het (bijv. het kind) zal zijn
We are Wij zijn
You were Jullie waren ( Jij was) (gij waart)
They are Zij zijn
'They, someone will be (indefinite)' Men zal zijn
Vocabulary Woordenlijst
friend vriend
son zoon
brother broer
man man
boy jongen
flower bloem
father vader
teacher leraar
coffee koffie
cake koek
milk melk
bread brood
sugar suiker
tea thee
'biscuit, cracker' beschuit
beautiful mooi(e)
'big, great' grote (groot)
new nieuw(e)
good goed(e)
dry droog (droge)
white wit(te)
'warm, hot' warm(e)
healthy gezond(e)
Plural Meervoud
The plural is formed by adding the letter 'j' to the end of nouns and adjectives: Het meervoud maak je door een eind -j toe te voegen aan een zelfstandig of een bijvoeglijk naamwoord.
'The indefinite article doesn't exist in Esperanto. There is only the definite article 'la', equivalent to English 'the'.' 'Het onbepaald lidwoord ('een') bestaat niet in Esperanto (patro = een vader). Er is alleen het bepalend lidwoord 'la' (= de, het). Het is onveranderlijk.'
Article Lidwoord
friend een vriend
father een vader
flower een bloem
beautiful mooie
healthy gezonde
beautiful flower een mooie bloem
healthy father een gezonde vader
good friend een goede vriend
friends vrienden
fathers vaders
flowers bloemen
beautiful mooie
healthy gezonde
beautiful flowers mooie bloemen
healthy fathers gezonde vaders
good friends goede vrienden
the boy de jongen
the flowers de bloemen
the bread het brood
the fathers de vaders
Possessive Pronouns Bezittelijke voornaamwoorden
Possessive adjectives and pronouns are formed by adding the adjective ending 'a' to the personal pronouns: De bezittelijke voornaamwoorden maak je door de bijvoeglijke uitgang -a toe te voegen aan de persoonlijke voornaamwoorden:
Possessive adjectives also receive the ending 'j' when they modify a plural noun. Ook de bezittelijke voornaamwoorden krijgen de uitgang -j in het meervoud:
Note: Opmerking:
Sentences Zinnen
'my, mine' mijn
'your, yours' 'jouw (jullie, uw)'
'her, hers' haar
'their, theirs' hun
his zijn
its 'betekent: 'van het' (meestal = 'zijn')'
'our, ours' ons (onze)
my friend Mijn vriend
my friends Mijn vrienden
our flower Onze bloem
our flowers Onze bloemen
'You are going to hear a word and you should write it in the available space. If your answer is correct, the word will appear on the panel; otherwise, the word would be repeated later. You must get at least 70% correct.' 'In de volgende oefening hoor je een woord. Typ dat in het aangegeven vak. Als het goed is verschijnt het woord, zoniet hoor je het woord opnieuw op een ander moment tijdens de oefening. Je moet minimaal 70% goed hebben.'
'Auditive understanding, exercise 2' Luisteroefening II
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. 'In deze oefening moet je de juiste vertaling vinden van het woord dat verschijnt boven in het venster. Probeer, net als in de overige oefeningen, minstens 70% goed te hebben.'
Translate to Esperanto Vertaal naar Esperanto
' 1. The tea is warm.' 1. De thee is warm.
' 2. The teacher is a father.' 2. Een leraar is een vader
' 3. Your father is good.' 3. Jouw vader is goed.
' 4. The new teachers will be big.' undefined
' 5. My brother will be a teacher.' 5. Mijn broer zal leraar zijn.
' 6. Your sons will be friends.' 6. Jullie zonen zullen vrienden zijn.
' 7. The cakes were good.' 7. De koeken waren goed.
' 8. The bread is dry.' 8. Het brood is droog.
' 9. The new boy was my friend.' 9. De nieuwe jongen was mijn vriend.
10. The boys will be great friends. 10. De jongens zullen goede vrienden zijn.
3. The teacher met the new friends. 3. De leraar ontmoette de nieuwe vrienden.
I wash the new cup. Ik was het nieuwe kopje af.
I wash the new cups. Ik was de nieuwe kopjes af.
I won't wash the new cup. Ik zal het nieuwe kopje niet afwassen.
'In the first lesson we saw that in Esperanto adjectives agree in number (singular or plural) with the nouns they describe; when a noun refers to one thing, its adjectives stay singular and when the noun refers to more than one, its adjectives are made plural.' 'In de eerste les zagen we, dat in het Esperanto de uitgangen van bijvoeglijke naamwoorden in enkel- en meervoud overeenkomen met het zelfstandig naamwoord: als het over één gaat krijgen ze de enkelvoudsvorm (zonder eind -j), anders de meervoudsvorm (met eind -j). Woorden kennen geen geslachtsvormen (vrouwelijk, mannelijk, onzijdig)'
'Most nouns do not indicate gender, but a small number referring to people do. For such words, the '-o' ending refers to males and '-ino' refers to females.' 'Alleen namen van geslachtelijke wezens identificeren het geslacht van die wezens. Voor het mannelijk geslacht eindigen die namen op 'o', namen van vrouwelijke wezens eindigen op 'ino''
woman vrouw
(female) friend vriendin
daughter dochter
mother moeder
The big women De grote vrouwen
The beautiful (female) friend De mooie vriendin
Suffix -ino Het achtervoegsel -ino
man man
friend vriend
son zoon
father vader
The good mother De goede moeder
'Another very useful ending allows us to identify the direct object of a sentence. It is the accusative ending 'n', placed at the end of nouns, adjectives, and pronouns. (Note: The direct object is what the verb acts upon. It receives the action of the verb. E.g., in 'I see you', 'you' is the direct object).' 'Een andere, heel nuttige eindletter -n maakt het mogelijk het lijdend voorwerp in een zin te herkennen. Dat is de z.g. naamvals -n ('accusatief' of 'vierde naamval' -uitgang). Men zet die aan zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voornaamwoorden om het lijdend voorwerp aan te geven. Men herkent dus het lijdend voorwerp aan de uitgang -n, wat de verstaanbaarheid van zinnen sterk verhoogt.'
I add sugar to the warm coffee. undefined
I add sugar to the warm coffees. undefined
Note that the accusative 'n' is always at the end of the word (after the plural 'j'). The direct object may go anywhere in the sentence without changing its meaning. The following three sentences have the same meaning: 'Merk op dat de meervoudsuitgang -j voor de naamvals -n komt, dus eerst de 'j', dan de 'n'. Het lijdend voorwerp mag aan het begin van de zin staan, aan het einde, of er midden in, dat verandert niets aan de betekenis van de zin. Je herkent het altijd aan de -n. Hier komen drie zinnen, die alle drie hetzelfde betekenen.'
The different word order may be used for emphasis. We will see this in a later lesson. Een veranderde woordvolgorde kan wel worden gebruikt om de betekenis een beetje te nuanceren. Dat komt later in de cursus aan de beurt.
The accusative is not used after the verb 'esti'. 'Esti' is a so-called linking verb which implies that the subject and the object are equivalent. 'Na een vorm van het werkwoord 'esti ' (= zijn) komt geen naamvals-n. Het werkwoord 'esti' drukt immers altijd equivalentie uit van onderwerp en gezegde.'
Note: Opmerking:
Note: Opmerking:
Accusative (-n) Naamvals -n (ook 'accusatief' of 'vierde naamval' genaamd)
The Prefix 'mal' allows us to create words with the opposite meaning of the original word. 'Met het voorvoegsel mal- kunnen we woorden maken, waarvan de betekenis de TEGENGESTELDE is van het woord waar het mee is verbonden. (Later zien we nog meer om je woordenlijst moeiteloos uit te breiden).'
friend vriend
beautiful mooi
new nieuw
'To make a negative sentence it is enough to put the word 'ne' (no, not) before the verb.' Om een zin ONTKENNEND te maken zet je het woordje 'ne' voor het werkwoord.
I will not add sugar to the warm coffee. undefined
He is not my brother. Hij is mijn broer niet.
She isn't my mother. 'Zij is mijn moeder niet,'
The cakes weren't hot. De koeken waren niet warm.
Negation Ontkenning
Prefix 'mal' Het voorvoegsel 'mal-'
enemy vijand
ugly lelijk
old oud (van dingen)
young jong
old oud (van levende wezens)
'miserly, avaricious' gierig
generous 'vrijgevig, gul'
water water
to love liefhebben
love liefde
bird vogel
store winkel
'to do, to make' 'maken, doen'
to forget vergeten
to have hebben (bezitten)
insect insect
'to catch, capture' vangen
to wash (af)wassen
lemonade limonade
paper papier
to request 'verzoeken, vragen'
'feather, pen' 'pen, veer'
'to carry, to wear' dragen
'clean, pure' 'rein, schoon, zuiver'
'to meet, encounter' ontmoeten
to write schrijven
to add sugar suiker op/in doen
cup 'kopje, tas'
to drink drinken
to find vinden
to sell verkopen
to see zien
Vocabulary Woorden
Auditive understanding exercise Luisteroefening
'You are going to hear a word or a sentence and you should write it in the available space. If your answer is correct, the word will appear on the screen; otherwise, the word would be repeated later. You must get at least 70% correct.' 'In de volgende oefening hoor je woord of een zin. Typ hem op de daarvoor bestemde plaats. Als je het goed hebt verschijnt het woord in de balk. Zoniet, dan hoor je het woord opnieuw op een ander moment in de oefening. Je moet minstens 70% goed hebben.'
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. 'In deze oefening moet je de juiste vertaling vinden voor het woord dat boven in het kader verschijnt. Probeer, zoals in de andere oefeningen, minstens 70% goed te hebben.'
Click on the words that should receive the accusative ending (-n). The sentences are written in subject-verb-object sequence. Click the side button when complete. You must get at least 70% corre t. 'In deze oefening ga je klikken op de woorden die de naamvals-n moeten krijgen. De zinnen staan hier in de volgorde: onderwerp-werkwoord-bepaling. Als je vindt dat de zin juist is, klik dan op de knop onderaan. Maak minimaal 70% goed.'
Exercise - Using the accusative Oefening: de naamvals -n ('accusatief' 'vierde naamval')
Exercises Oefeningen
1. A healthy boy drinks warm milk. 1. Een gezonde jongen drinkt warme melk.
2. The old store doesn't sell dry cakes. 2. De oude winkel verkoopt geen droge koeken.
3. The big teacher met the new friends. undefined
4. The new friends will make a good cake. 4. De nieuwe vrienden zullen een goede koek maken.
5. The girl didn't find the sisters. 5. Het meisje vond de zusters niet.
'6. The small sister is sick, the brother is healthy.' '6. De kleine zus is ziek, de broer is gezond.'
7. The father will not wash the small cups. 7. De vader zal de kleine kopjes niet afwassen.
8. The beautiful bird caught a small insect. 8. De mooie vogel ving een klein insect.
9. The boy is my old friend. 9. De jongen was mijn oude vriend.
10. The boys were great friends. 10. De jongens waren grote vrienden.
Translate to Esperanto Vertaal in Esperanto
Fill the available spaces with the missing letters to complete the translation. Remember to add the plural 'j' and the accusative 'n' when necessary. Press 'Enter' or click the side button below when complete. You must get at least 70% correct. 'Vul de blauwe ruimtes in met het ontbrekende deel van de vertaling. Vergeet de meervouds- en naamvalsuitgangen niet waar die nodig zijn. Als je vindt dat de zin goed is, klik dan op de knop onderaan of druk op Enter. Maak minimaal 70% goed.'
'Now let's listen to the Esperanto song 'Jen', by the Argentinean group 'La Porkoj', awarded the arts competition of the Universal Esperanto Association. The group was formed by Alejandro Cossavella (Vocals), Pablo Ciancio (Drums), Ignacio Mendizabal (Guitar) and Salvador Agustoni (Bass Guitar). Press the button to play the song.' 'Laat ons nu luisteren naar het Esperanto chanson 'Jen' van de Argentijnse groep 'La Porkoj', bekroond in de prijskamp voor schone kunsten van de Universele Esperanto Vereniging. Maken deel uit van de groep: Alejandro Cossavella (stem), Pablo Ciancio (drums), Ignacio Mendizabal (gitaar) en Salvador Agustoni (basgitaar). Klik op de pijlknop om het chanson af te spelen.'
Music in Esperanto Esperantomuziek
12. The old woman lives healthily. 12. De oude vrouw leeft gezond.
'In the first lesson we saw that in Esperanto the adjectives singular and plural agree with the noun. The adjective, same as the noun, takes the 'j' ending when it is plural.' undefined
'Just the nouns needing a specific gender may show it, ending in 'o' if male, and 'ino' if female.' undefined
woman undefined
(female) friend undefined
daughter undefined
mother undefined
The big women undefined
He has good health. Hij heeft een goede gezondheid.
Suffix -ino undefined
Exercises - Numerals Oefening - Telwoorden
Type the numeral corresponding to the given text in the available space. Press 'Enter' or click on the side button when complete. You must get at least 70% correct. 'Typ in de aangegeven plaats het telwoord dat overeenkomt met de gegeven tekst. Gebruik de toets Enter, of klik op de knop aan de zijkant om het antwoord te bevestigen. Probeer 70% goed te maken.'
Note Opmerking
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. In deze oefening moet je de juiste vertaling vinden voor het woord dat boven in het kader verschijnt. Zoals altijd ook hier 70% goed.
ten tien
'There is another ending very useful, that allow us to identify the direct object on a sentence. It is the accusative, represented by the letter 'n' ending nouns, adjectives, and pronouns. The 'n' ending identifies the direct object.' undefined
I add sugar to the warm coffee. undefined
I add sugar to the warm coffees. undefined
'Note that the plural is added before the accusative. The accusative 'n' is always at the end of the word. The direct object could be at the sentence beginning, middle or end, without changing its meaning. The following three sentences have the same meaning:' undefined
The different word order maybe used for emphasis. We will see this in a later lesson. undefined
'The accusative is not used after the verb 'esti', because the verb 'esti' already implies that the subject and the direct object are equivalent.' undefined
Adjectives created from numerals Bijvoeglijke naamwoorden van telwoorden gemaakt
Adverbs created from numerals Bijwoorden van telwoorden afgeleid
Accusative (-n) undefined
The Prefix 'mal' allows us to create words with the opposite meaning of the original word. undefined
friend undefined
beautiful undefined
new undefined
To make a negative sentence it is enough to put the word 'ne' before the verb. undefined
I will not add sugar to the warm coffee. undefined
He isn't my brother. undefined
She isn't my mother. undefined
The cakes weren't warm. undefined
Negation undefined
Prefix 'mal' undefined
He lives healthily. Hij leeft gezond.
Adverbs Bijwoorden
Numerals Telwoorden
Vocabulary Woorden
Translate to Esperanto: Vertaal in Esperanto:
one een
nineteen negentien
water undefined
to love undefined
love undefined
bird undefined
store undefined
'to do, to make' undefined
to forget undefined
to have undefined
insect undefined
'to catch, capture' undefined
to wash undefined
lemonade undefined
paper undefined
to request undefined
'feather, pen' undefined
'to carry, to wear' undefined
'clean, pure' undefined
'to meet, encounter' undefined
to write undefined
to add sugar undefined
cup undefined
to drink undefined
to find undefined
to sell undefined
to see undefined
Vocabu ary undefined
Auditive understanding exercise Luisteroefening
'You are going to hear a word or a sentence and you should write it in the available space. If your answer is correct, the word will appear on the panel; otherwise, the word would be repeated later. You must get at least 70% correct.' 'In de volgende oefening hoor je een woord of zin, die je moet typen op de daarvoor bestemde plaats. Als je het goed hebt verschijnt het woord of de zin op de balk, zoniet, dan hoor je hem opnieuw in de loop van de oefening. Minimaal 70% goed.'
three drie
He is healthy. Hij is gezond.
He is healthy. Hij is gezond.
Exercises undefined
Fill the available spaces with the missing letters to complete the translation. Remember to add the plural 'j' and the accusative 'n' when necessary. Press 'Enter' or click button when complete. You must get at least 70% correct. undefined
A healthy boy drinks warm milk. undefined
The old store doesn't sell dry cakes. undefined
The big teacher met the new friends. undefined
The new friends will make a good cake. undefined
The girl didn't find the sisters. undefined
'The small sister is sick, the brother is healthy.' undefined
The father will not wash the small cups. undefined
The beautiful bird caught a small insect. undefined
The boy was my old friend. undefined
The boys were great friends. undefined
Translate to Esperanto undefined
'The word order subject - verb - object is not compulsory, but it is the most used, and recommended to the beginner. After getting used to that order, it can be changed, always making sure that the sentence meaning doesn't change.' 'De woordvolgorde onderwerp-werkwoord-bepaling is niet verplicht, maar wel het meest gebruikelijk, dus het meest aan te bevelen voor de beginner. Als je er aan gewend bent kun je e'
Common word order De gewone woordvolgorde.
'Adverbs are similar to adjectives, but instead of modifying nouns, they modify verbs (or sometimes adjectives or even other adverbs). They don't change for plural. Generally they indicate manner (how), cause (why), time (when), location (where) or quantity (how much).' Bijwoorden bepalen nader het karakter -niet zoals bijvoeglijke naamwoorden van een zelfstandig naamwoord (de SNELLE auto)- maar van een werkwoord (hij rijdt SNEL) of van een bijvoeglijk naamwoord (het SNEL verouderde model). Ze krijgen nooit de uitgang 'j'.
'All the adverbs derived from other words end in 'e'. The basic idea expressed by the word root can be used in several ways, simply by changing the ending.' 'In Esperanto eindigen bijwoorden gewoonlijk op -e (altijd als ze afgeleid zijn van een woord). Het basisidee uitgedrukt door een woordstam kan op verschillende manieren worden gebruikt, gewoon door de uitgang te wijzigen. Aan zo'n gemak moet je wel even wennen, echt waar!'
health gezondheid
healthy gezond (bijv. nw)
to be healthy gezond zijn
healthily op een gezonde manier
The adverb usually goes before the related word. Het bijwoord zet je in het algemeen voor het woord waar het betrekking op heeft.
'The ordinal numbers are formed by adding the adjective ending 'a' to the numerals. Because they have the ending 'a', they can receive the plural '-j' and the accusative '-n'.' 'De rangtelwoorden maak je door de uitgang -a toe te voegen aan de hoofdtelwoorden. Omdat ze de uitgang -a hebben, kunnen ze ook de meervouds -j en/of de accusatief -n bijkrijgen.'
third derde
tenth tiende
nineteenth negentiende
The first boys are coming. De eerste jongens komen.
He caught the third insect. Hij ving het derde insekt.
Adverbs can be formed by adding the ending 'e' to the numerals: Door er een -e achter te zetten maak je van telwoorden bijwoorden:
first(ly) eerst (ten eerste)
secondly ten tweede
He will first drink water. Eerst (ten eerste) zal hij water drinken
two twee
hour uur
year jaar
morning morgen
minute minuut
night nacht
week week
day dag
to be thirsty (so - i - fi) dorst hebben
evening avond
to wait wachten
'to ask (a question), to inquire' vragen (naar iets)
to smoke roken
to run hardlopen
'to ask (for something), to beg' vragen (om iets)
'to stroll, to go for a walk' wandelen
'to reply, to answer' antwoorden
to live leven
1. He loves her. 1. Hij houdt van haar.
2. He loves her sister. 2. Hij houdt van haar zuster.
3. She loves him. 3. Zij houdt van hem.
4. The first man loves the second woman. 4. De eerste man houdt van de tweede vrouw.
5. The second woman hates the first man. 5. De tweede vrouw haat de eerste man.
6. The boys first asked for three cakes. 6. De jongens vroegen eerst drie koeken.
7. Secondly they asked for lemonade. 7. Ten tweede vroegen ze (om) limonade.
8. The store badly (in a bad way) makes the small bread. 8. De winkel maakt het kleine brood slecht.
9. My brother walks during the mornings (walks 'morning-ly'). 9. Mijn broer wandelt 's morgens.
10. Your friend warmly replied. 10. Je vriend antwoordde warm (hartelijk).
11. The teacher writes well. 11. De lerares schrijft goed.
12. The white girl runs badly. undefined
Hello! Hallo! Gegroet! Groetjes!
Good day! Goedendag!
Good morning! Goede morgen!
Good evening! Goede avond!
Good night! Goede nacht!
How are you? How do you do? (literally: How are you faring?) Hoe stel je het? Hoe gaat het met je (u)?
'Well, thanks. And you?' 'Goed, dank je. En jij? En met jou (u)?'
Well enough. Vrij goed.
Not very well. Niet zeer goed.
Greetings Begroetingen
yesterday gisteren
today vandaag
'Good appetite!, Enjoy your meal!' 'Goede appetijt!' Eet smakelijk!
To your health! Op je gezondheid!
'The same to you, thank you!' 'Van hetzelfde, (Hetzelfde voor u, Wederkerig,) dank je!'
See you soon! Tot ziens!
Good bye! Da-aag! (adieu)
tomorrow morgen
'Let's see how to make the affirmation, the question, and the answer in Esperanto:' 'Nu kijken we hoe je iets beweert, een vraag stelt en een antwoord geeft in Esperanto:'
Affirmation: Bewering:
The bread is dry. Het brood is droog.
Question: Vraag:
Is the bread dry? Is het brood droog?
Answer: Antwoord:
'Yes, the bread is dry.' 'Ja, het brood is droog.'
or: of:
'No, the bread is not dry.' 'Nee, het brood is niet droog.'
Questions are formed by adding the word 'cxu' before the corresponding affirmative sentence. The word order doesn't change. This is true for all questions that can be answered by 'yes' or 'no'. 'Elke vraag kun je maken van een bewering door voor de zin het woordje 'Ĉu' te plaatsen. Let er op dat de woordvolgorde verder niet verandert, alleen het woordje 'ĉu' komt voor de zin. Dit geldt voor alle vragen waarop het antwoord 'ja' of 'nee' mogelijk is.'
Interrogative sentences Vragende zinnen
to buy kopen
'to, towards, for' aan
advertisement 'advertentie, aankondiging'
bicycle fiets
picture postcard prentbriefkaart
picture 'afbeelding, plaat'
room kamer
chocolate chocolade
dance dans
'of, by, from' van
to wish wensen
house huis
husband echtgenoot
'of, out of, from' uit
'to live, to dwell' wonen
geography aardrijkskunde
to taste proeven
joy vreugde
already 'reeds, al'
jealous jaloers
Vocabulary Woorden
child kind
and en
'congress, convention' congres
'to collect, gather' verzamelen
'country, land' land
to come komen
lesson (le - tsi - o - no) les
school school
book boek
mile mijl
to eat eten
'purse, wallet' 'portemonnaie, geldbeugel, beurs'
egg ei
neutral neutraal
postage stamp postzegel
sandwich sandwich
sport sport
shoe schoen
to travel reizen
Vocabulary I Woorden I
'newspaper, journal' dagblad
Exercises Oefeningen
Click and move the elements to the correct position to change the affirmative or negative sentence into a question. Press 'Enter' or click the button when complete. You must get at least 70% correct. 'Verander de bevestigende of ontkennende zinnen in vragende zinnen door de elementen naar de zin er onder te verslepen en op de juiste plaats te zetten. Wanneer je denkt dat de zin juist is, klik je op de knop onderaan om dat te bevestigen. Let ook op de leestekens! Haal de 70%!'
'Please read the following text, written by an Esperanto student, and try to understand it using the vocabulary.' 'Lees de tekst, door een leerling geschreven, en probeer hem te begrijpen met gebruik van de woordenlijst'
to learn leren
very 'zeer, erg'
to interchange ruilen
to begin beginnen
easy gemakkelijk
'other, another' andere
Reading comprehension Teksbegrip
Vocabulary Woorden
before voor (plaats of tijd)
Days of the week De dagen van de week
Auditive understanding exercise Luisteroefening
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. Probeer in deze oefening de juiste vertaling te vinden van het woord boven in het venster. Net als anders: 70% goed.
1. Does your father collect postage stamps? 1. Verzamelt je vader postzegels?
2. Did the son forget the milk? 2. Heeft de zoon de melk vergeten? (Vertaal: Vergat de zoon de melk?)
4. Does a healthy boy drink milk? 4. Drinkt een gezonde jongen melk?
5. Will the father wash the small cups? 5. Zal de vader de kleine kopjes wassen?
6. Did the new (female) teacher forget the book? 6. Heeft de nieuwe lerares het boek vergeten? (Vertaal: Vergat de nieuwe lerares het boek?)
7. Do they sell tea and coffee? 7. Verkopen zij thee en Koffie?
8. Does the sick daughter write badly? 8. Schrijft de zieke dochter slecht?
9. Are they good friends? 9. Zijn zij goede vrienden?
Translate to Esperanto (without answering the questions): Vertaal in Esperanto (zonder de vragen te beantwoorden):
Exercises Oefeningen
'Now answer the questions in Esperanto, using full sentences (not just 'jes' or 'ne')' Beantwoord nu de vragen in Esperanto met complete zinnen (niet met alleen 'ja' of 'nee):
Months of the year De maanden van het jaar
Dates Datums
To say the dates follow the model (the words 'tago' and 'en la jaro' are usually left out). Zeg de datums volgens het model op de eerste lijn. De woorden 'dag' en 'in het jaar' zijn reeds onderverstaan en het is gewoonlijk niet nodig die uitdrukkelijk te vermelden.
January januari
February februari
March maart
April april
May mei
June juni
July juli
August augustus
September september
October oktober
November november
December december
Sunday zondag
Monday maandag
Tuesday dinsdag
Wednesday woensdag
Thursday donderdag
Friday vrijdag
Saturday zaterdag
3. Are the children eating sandwiches? 3. Eten de kinderen een sandwich?
10. Does your brother sell books and newspapers? 10. Verkoopt uw broer boeken en dagbladen?
Correlatives Correlatieven (ook 'Tabelwoorden' genoemd)
Who came? -- Nobody. Wie kwam (is gekomen)? -- Niemand.
'Here are some fruits, which one would you like?' 'Hier zijn (of: Kijk!) vruchten, welke wil je?'
I would like that one. Ik wil die.
Which fruit would you like? Welke vrucht wil je?
I would like that fruit. Ik wil die vrucht.
I don't want any fruit. Ik wil geen enkele (helemaal geen) vrucht.
Where is the store? Waar is de winkel?
The store is there. De winkel is daar.
When would you buy bread? Wanneer koop je brood? (zul je brood kopen?)
I will buy bread during the morning. Ik koop 's ochtends brood. (zal b. kopen)
Sentences with correlatives Zinnen met correlatieven
Whose book is that? -- Mine. Wiens boek is dat? (Van wie is d. b.?) -- Het mijne (Van mij).
How are you? -- I am very well. Hoe gaat het met je -- Ik maak het erg goed.
Why did you buy the cakes? Waarom kocht je de koeken? (heb je de k. gekocht ?)
I bought the cakes because they are good. 'Ik kocht de koeken, omdat ze goed zijn.'
How many days there are in one week? Hoeveel dagen zijn (zitten) er in een week?
There are seven days in a week. In een week zitten zeven dagen.
'The correlatives ending in 'o' ('kio', 'tio', etc) cannot receive the the plural ending 'j', but can receive the accusative ending 'n'. Those ending in 'a' and 'u' can receive both the plural 'j' and the accusative 'n'. Don't use the word 'Æu' before the interrogative words ('kio', 'kie', etc).' 'De correlatieven die op o eindigen ('kio', 'tio' enz.) kunnen de naamvalsuitgang -n krijgen maar niet de meervoudsuitgang -j. Die, welke eindigen op a en u kunnen -j en -n krijgen.'
Note Opmerking
What is this? Wat is dit?
This is an animal. 'Dit (= 'dat hier') is een dier.'
This word shows nearness. 'Dit woordje ĉi geeft nabijheid aan; het kan zowel voor als na het correlatief staan, waarop het betrekking heeft.'
This is my house. Dit is mijn huis.
I would like the fruit which you showed. 'ik wil die vrucht, die u (je) liet zien.'
The words beginning with 'Ki' can also introduce sentences without interrogative sense. This words are named 'relatives' because they show the relationship between the secondary and main clauses. 'De woorden die met 'ki' beginen kunnen ook aan het begin van een niet vragende zin staan. Die woorden noem je dan betrekkelijke voornaamwoorden, want ze geven de betrekking aan tussen de bijzin en de hoofdzin.'
In the sentence above 'kiun' relates to 'tiu frukto'. In de zin hierboven heeft 'kiun' betrekking op 'tiu frukto'.
I don't understand what is that you are saying. 'Ik begrijp niet (dat), wat je zegt.'
I saw the person whose house is white. 'Ik zag de man, wiens huis wit is.'
Vocabulary Woorden
'Yesterday, when I was at the city, I bought flowers.' 'Gisteren, toen ik in de stad was, kocht ik bloemen.'
'She is as beautiful, as her mother.' 'Zij is zo (even) mooi, als de moeder.'
I bought as many as I needed. 'Ik kocht zoveel, als ik nodig had.'
Relatives Betrekkelijke voornaamwoorden
1. What is this? 1. Wat is dat?
2. Where is my cup? 2. Waar is mijn kopje?
3. Which is my book? 3. Welk is mijn boek? (Wat is mijn boek?)
4. Who ate my cake? 4. Wie heeft mijn koek opgegeten?
5. When would you eat? 5. Wanneer zul (ga) je eten?
6. Everything is wet. 6. Alles is nat.
7. I forgot everything. 7. Ik ben (heb) alles vergeten.
8. My book is somewhere. 8. Mijn boek is ergens.
9. Then I drank my tea. 9. Toen dronk ik mijn thee.
10. Who is that? 10. Wie is die?
Translate to Esperanto Vertaal in Esperanto
11. How does she run? 11. Hoe rent ze?
12. What are you writing? 12 Wat schrijf je?
13. I am nobody's wife? 13. Ik ben niemands vrouw (echtgenote).
14. How did you do that? 14. Hoe deed je dat?
15. I am not that kind of girl. 15. Ik ben niet zo'n meisje.
16. We have all kind of cups. 16. We hebben allerlei kopjes.
17. What kind of sandwich do you have? 17. Wat voor sandwich heb jij?
18. What did you ask? 18. Wat heb je gevraagd?
19. Is everybody dry? 19. Zijn ze allemaal droog?
20. Who is that? 20. Wie is dat?
Translate to Esperanto Vertaal in Esperanto
'Fill the available space with the correct correlative to complete the translation. Note that some correlatives may take the plural and/or the accusative ending. If there is a list in parentheses, select from the list. Press 'Enter' or click on the side button when complete. You must get at least 70% correct.' 'Oriënteer je op de vertaling en vul de witte ruimte in met het gepaste correlatief. Bedenk, dat enkele een meervouds-j en/of een naamvals-n kunnen krijgen. Als je denkt dat de zin juist is, klik dan op de knop er onder, of druk op Enter. 70% goed is gewenst.'
to buy kopen
'to, towards' 'aan, naar'
advertisement 'advertentie, aankondiging'
bicycle fiets
picture postcard prentbriefkaart
picture 'afbeelding, plaat, prent'
room kamer
chocolate chocolade
dance dans
'of, from' van
to desire 'wensen, verlangen'
house huis
husband echtgenoot
'out of, from' uit
'to live, to dwell' wonen
geography aardrijkskunde
'to taste, test the taste of' proeven
joy vreugde
already 'reeds, al'
jealous jaloers
'that person, that one' 'Die, dat (aanwijzend)'
'someone, somebody, some, any' 'Iemand, een of ander(e)'
'nobody, no one' 'Niemand, geen enkel(e)'
'everyone, everybody, all, each' 'Iedereen, iedere'
'Where?, In what place?; where' Waar
'there, in that place' Daar
'somewhere,anywhere, in some place' Ergens
'nowhere, in no place' Nergens
'in all places, in every place, everywhere' Overal
'When?, At what time?; when' Wanneer
'then, at that time' 'Op dat ogenblik, toen, dan'
'sometime, anytime, ever' Ooit
'never, at no time, not ever' Nooit
'always, at all times' Altijd
'What?, What general thing or concept?; that, which' Wat
'that, that general thing or concept' Dat
something Iets
nothing Niets
'all, everything' Alles
That book is very good. Dat boek is erg goed.
Who came yesterday? -- Nobody came yesterday. Wie kwam (er) gisteren? -- Niemand kwam gisteren.
Where do you live? -- I live in Canada Waar woon je? -- Ik woon in Canada.
I live there where the car is. 'Ik woon daar, waar de auto is (staat).'
When are you going to buy the book? -- Tomorrow morning. Wanneer zal je het boek kopen? -- Morgenochtend.
I learned Esperanto when I was at school. 'Ik leerde Esperanto (dan, wanneer) toen ik op school zat.'
What is geography? -- Geography is a science. Wat is aardrijkskunde? -- Aardrijkskunde is een wetenschap.
indicates a question or introduces a relative clause. 'Wijst op een vraag; of wijst een verband aan met een vorige zin.'
Have you ever visited Brazil? Heb je ooit Brazilië bezocht?
'However, I've always desired to visit it.' Nochtans heb ik altijd verlangd (verlangde ik altijd) het te bezoeken.
'indicates a general object, thing, or concept' 'ZAAK, DING, VOORWERP.'
What is that? -- That is a musical instrument. Wat is dat? -- Dat is een muziekinstrument.
Something happened! Er is iets gebeurd! (Iets gebeurde).
'Better something, than nothing.' Beter iets dan niets.
I forgot everything. Ik heb alles vergeten. (Ik vergat alles)
'These small words -- which are part of a regular, closed system -- are called correlatives. The meaning of each correlative is the combined result of its beginning and ending.' 'Hier volgen zeer nuttige woordjes, die deel uitmaken van een regelmatig en vast systeem (de 'tabel'). Deze woordjes noemt men correlatieven. De betekenis van deze correlatieven volgt uit de combinatie van hun stam (voorvoegsel) en hun uitgang (achtervoegsel). Er zijn 5 'voorvoegsels' (die alle op i eindigen) en een tiental 'achtervoegsels' in de 'tabel'. Met deze 5+10=15 ben je meteen 5 x 10=50 zeer nuttige woordjes rijker!'
indicates a particular person or thing. (It may take the plural 'j' and/or the accusative 'n' when appropriate.) Wijst een INDIVIDU aan. Als het over meer dan één gaat moet het de uitgang j krijgen.
indicates a question or introduces a relative clause. 'Wijst op een vraag; of toont een relatie met de voorgaande zin.'
'Who?, Which?; who, which, that' 'Wie, welk(e)'
Who was your first teacher? -- Mr. Karlo. Wie was je eerste leraar? -- Meneer Karel.
is used to indicate or point. (Often translated as 'that' or 'those') 'Wordt gebruikt om aan te wijzen, aan te duiden.'
indicates something indefinite. (often translated as 'any' or 'some') Wijst op een onbepaaldheid.
'Some people came, whom I don't know.' 'Er kwamen sommige personen, die ik niet ken.'
indicates negativeness or non-existence. 'Betekent de ontkennende zin, de lege verzameling'
indicates all members of a group. Duidt op een allesomvattende verzameling.
Every person loves herself (or himself). Iedere mens houdt van zichzelf.
indicates location. Wijst op een PLAATS.
indicates a question or introduces a relative clause. 'Wijst op een vraag; of verwijst naar een relatie met de vorige zin.'
is used to indicate or point. (Often translated as 'that' or 'those') 'Gebruikt om aan te wijzen, te tonen.'
indicates something indefinite. (often translated as 'any' or 'some') Toont de onbepaaldheid.
My pencil is somewhere in the garden. Mijn potlood is (ligt) ergens in de tuin.
indicates negativeness or non-existence. 'Toont de ontkennende zin aan, een lege verzameling'
Nowhere did I find my book. Nergens vond ik mijn boek.
indicates all members of a group. Wijst op een allesomvattende verzameling
A fool writes his (or her) name everywhere. Een dwazerik schrijft overal zijn naam.
'No, I've never visited that land.' 'Neen, ik heb dat land nooit bezocht.'
Time TIJDSTIP.
Prepositions I Voorzetsels I
Prepositions are words that show the relationship between a following noun (the object of the preposition) and the rest of the sentence. Voorzetsels zijn woordjes die een relatie aangeven tussen twee woorden.
'to, towards' 'naar, aan (tegen)'
'at, with, next to, at the house of' bij
'of, from' van
during 'tijdens, gedurende'
'in, into' in
until tot
with met
'for (purpose), in order to' 'voor (ten behoeve van), om te'
'because of, on account of' 'wegens, vanwege'
'under, beneath' onder
'on, upon' op
Vocabulary Woorden
member lid
'youth, the young people' 'jeugd, (= verzameling jongeren)'
'to happen, to occur' 'gebeuren, plaatsvinden'
small bus autobusje
to arrive aankomen
lunch middagmaal
friends vrienden en vriendinnen
to go gaan
'congress, convention' congres
'to halt, to stop' stoppen
'to sit, to be sitting' zitten
chair stoel
to thank danken
'to visit, to attend' bezoeken
Reading comprehension Tekstbegrip
Exercise Oefening
'Answer the following questions in Esperanto, considering the text on the previous page:' 'Beantwoord (in Esperanto!) de volgende vragen, aan de hand van de tekst van de vorige bladzijde:'
Prepositions II Voorzetsels II
instead of in plaats van
'before, in front of' voor (plaats of tijd)
'beside, by' naast
of (for quantities) voorzetsel van hoeveelheid
outside of buiten
'out of, from' uit
'between, among' tussen
'against, across from' tegen
'by, by means of' 'met behulp van, per, met'
'after, behind' 'na, achter'
'about, concerning' 'over (= betreffende)'
without zonder
'over, above' 'boven, over'
through door(heen)
around rondom
'beyond, past' voorbij
'across, on the other side of' 'aan de overkant van, over'
behind 'achter, na'
'indefinite preposition, used when no other preposition is appropriate.' ''je', een bijzonder voorzetsel, dat gebruikt wordt als er geen ander geschikt voorzetsel is.'
'to travel, to go by vehicle' rijden
'city, town' stad
'much, many' veel
'beast, animal' dier
Arctic Noordpool
continent 'continent, vasteland'
to admire bewonderen
'to please, be pleasing to' 'bevallen, behagen'
bear beer
'to be similar to, to look like' lijken op
entrance ingang
cage kooi
'monkey, ape' aap
Canada Canada
frequently vaak
interesting interessant
'complete, full' volledig
because want
'car, automobile' auto
'zoological garden, zoo' dierentuin
Reading comprehension Tekstbegrip
'Answer the following questions in Esperanto, considering the text on the previous page:' 'Beantwoord (in Esperanto!) de volgende vragen, aan de hand van de tekst van de vorige bladzijde:'
Exercise Oefening
We saw in the second lesson that the '-n' marks the direct object. This is the accusative. Example: 'We zagen in de tweede les, dat de -n het lijdend voorwerp aangeeft. Die -n vormt de zogenaamde 'accusatief' of 'vierde naamval'. Bijvoorbeeld:'
'A sentence cannot have 2 direct objects Remember that the object of a preposition is not in the accusative case. For example,' 'Naast het lijdend voorwerp kan een zin ook andere bepalingen hebben, vaak met een voorzetsel. Bijvoorbeeld:'
I thank you for your kindness. Ik dank u voor uw vriendelijkheid.
Three more examples follow: Het gebruik van een voorzetsel is hier nodig en de bepaling met een voorzetsel krijgt geen naamvals -n. Hier andere voorbeelden:
I am reading Peter's book. Ik lees het boek (lijdend vw.) van Peter (voorzetsel bepaling)
I will travel to America. Ik zal naar Amerika reizen.
He drank a cup of coffee. Hij dronk een kopje (l.v.) koffie (bep. met voorzetsel 'da')
Do not use the accusative after a preposition. There are some cases where the accusative may replace a preposition. We will see that on the following page. 'Na een voorzetsel gebruik je geen naamvals-n. Er zijn enkele gevallen, waar de naamvals-n een voorzetsel kan VERVANGEN. Dat zien we op de volgende bladzijde.'
A bird catches an insect. Een vogel vangt een insect.
Prepositions III Voorzetsels III
'The accusative ending can be used to replace a preposition, when clarity allows it. The following examples are equivalent.' 'De naamvalsuitgang -n kan met gebruiken om een voorzetsel te vervangen, als dat niet schaadt aan de duidelijkheid. De voorbeelden hieronder zijn gelijk in betekenis.'
'A preposition may accompany another preposition. For example,' Een voorzetsel kan een ander voorzetsel vergezellen. Bijvoorbeeld:
Go away from before me! (Get away! Leave!) Ga weg van voor mij!
'When one of those prepositions shows movement ('al' for example), we can substitute the accusative ending '-n' for the preposition. The second of the next two sentences is the more common.' Als een van die voorzetsels een beweging of richting uitdrukt (bijv. 'al') vervangen we dat voorzetsel door de naamvals '-n'.
Compare with the following sentence: Vergelijk met de volgende zin:
'In the first sentence, I was outside the garden and walked to a position inside the garden. I entered the garden. I walked into the garden. In the second sentence, I was walking around inside the garden.' Let op het verschil. In het eerste geval was ik buiten de tuin en wandelde de tuin in. In het tweede geval was ik al in de tuin en wandelde daar rond.
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. undefined
Exercises Oefeningen
1. I came by bicycle. 1. Ik kwam door middel van ('op') de fiets
2. I bicycled into San Francisco. 2. Ik fietste San-Francisco in.
3. I bicycled in San Francisco. 3. Ik fietste in San-Francisco.
4. She ran on the grass. 4. Ze rende op het gras.
5. She ran into the grass. 5. Ze rende het gras op.
6. He ran behind the tree (he came from somewhere else). 6. Hij rende achter de boom. (Hij was achter de boom en rende daar)
7. He smoked behind the tree. 7. Hij rookte achter de boom.
8. She traveled with a friend. 8. Zij reisde (samen) met een vriend.
9. She wrote with a pencil. '9. Ze schreef met (= door middel van) een potlood.'
10. He put the pencil under the paper. 10. Hij legde het potlood onder het papier.
Translate to Esperanto Vertaal in Esperanto
'Fill the available space with the correct preposition to complete the translation. If there is a list in parentheses, select from those in the list. Press 'Enter' or click on the side button when complete. You must get at least 70% correct.' 'Vul volgens de vertaling op de daarvoor bestemde plaats het passend voorzetsel in. Als je vindt dat de zin goed is, klik dan op de onderste knop of druk op Enter om te bevestigen. Minimaal 70% treffers zijn nodig.'
Equality: Stellende trap: gelijkheid:
Superiority: Vergrotende trap. Meer:
Inferiority: ' Minder:'
Esperanto is as beautiful as it is useful. Esperanto is even mooi als nuttig.
Nothing is so valuable as your health. Niets is zo waardevol als de gezondheid.
She is as beautiful as her mother. Ze is even mooi als haar moeder.
John is taller than Peter. Johan is groter ('hoger') dan Piet.
Milk is more nutritious than wine. Melk is voedzamer dan wijn.
The sun is bigger than the moon. De zon is groter dan de maan.
My brother is younger than I. Mijn broer is minder oud dan ik.
He writes less beautifully than the girl. Hij schrijft minder mooi dan het meisje.
The husband talks less loudly than the wife. De echtgenoot spreekt minder luid dan de echtgenote.
Comparison Vergelijking.
'Of all my children, Ernest is the youngest.' Van al mijn kinderen is Ernest de jongste.
'Of all my colleagues, Mark is the strongest.' Van al mijn collega's is Mark de sterkste.
The prettiest girl they elected as queen. Het mooiste meisje kozen ze als koningin.
The stronger of the hands. 'De sterkste van de handen. (Twee handen, dus 'pli')'
The older students taught the younger ones. De oudste leerlingen onderwezen de jongsten. (Er zijn twee groepen leerlingen)
The superlative is used when one member of a group shows a quality in a degree higher (or lower) than all of the others. Een overtreffende trap betekent dat een individu of zaak een kwaliteit heeft die groter of minder groot is dan van alle andere.
'When comparing only two people, things or groups use 'PLI' or 'MALPLI'.' 'Als er maar twee individuen (mensen, zaken, ...) worden vergeleken gebruik je PLI of MALPLI. Hetzelfde doe je als het twee groepen betreft:'
Superlative Overtreffende Trap
Exercises Oefeningen
By adding affixes (prefixes and suffixes) it is very easy to enlarge your Esperanto vocabulary. Let's start with the prefixes: Met voor- en achtervoegsels kun je de het aantal woorden in Esperanto gemakkelijk ('gratis') uitbreiden. We beginnen met voorvoegsels:
' relationship by marriage' voor aangetrouwde familie
father in-law schoonvader
mother in-law schoonmoeder
' distribution, dispersion' 'verspreiding, uiteengaan'
to fly off in several directions uiteen vliegen
to distribute uitdelen
' beginning, sudden change, or momentary action' begin van een handeling of een plotselinge handeling
to start to walk op weg gaan
'to start to sleep, doze off' inslapen
' shows an action or state that no longer exists' een handeling of toestand die niet meer bestaat
ex-fiance gewezen (vroegere) verloofde
ex-president oudpresident
Prefixes Voorvoegsels
son-in-law schoonzoon
sister-in-law schoonzus
'to crumble, to fall to pieces' uiteenvallen
'to disseminate, to spread' uitzaaien
'flash, spark' 'plotse glans, glinstering'
to start to rain beginnen te regenen
to resign een betrekking verlaten
to become divorced (of a man) scheiden
' bad (morally)' 'slecht van aard, karakter'
house of bad repute een huis van slechte zeden
'slut, worthless woman' een slechte vrouw
' both sexes (two or more individuals)' omvat beide seksen (paar of groep)
son(s) and daughter(s) zoons en dochters
father(s) and mother(s) ouders
' the opposite' het tegengestelde
right (hand side) het rechtse
left (hand side) het linkse
' from long ago' ver terug in de tijd
grandson kleinzoon
great-grandson achterkleinzoon
businessman handelaar
dishonest businessman sjacheraar
brother(s) and sister(s) broers en zusters
friends (both sexes) vrienden en vriendinnen
to close sluiten
to open openen
history geschiedenis
prehistory voorhistorie
'ancestral human, pre-human' oermens
great-grandfather voorvader
' repetition, again, back' 'herhaling: terug- , her- , opnieuw, weer-'
to reappear weer verschijnen
'to do, to make again' 'opnieuw doen, herdoen'
' mistake, error, not fitting' 'verkeerd, fout, slecht, mis-'
to understand begrijpen
to misunderstand 'verkeerd begrijpen, misverstaan'
' half' half
hour uur
See you later(literally:Until re-seeing) Tot (weer-)ziens!
step 'stap, pas'
half an hour een half uur
'to hold back, retain' weerhouden
'to return, to come back' terugkeren
use gebruik
misuse misbruik
daughter dochter
misstep misstap
step-daughter stiefdochter
demi-god halfgod
'twilight, half-light' schemering
Suffixes Achtervoegsels
' bad; low quality' 'lelijk, wat uiterlijk betreft'
house huis
shack krot
' prolonged or repeated action.' 'duur, herhaling, gewoonte'
to talk spreken
'speech, continuous talking' rede(voering)
' concrete thing or object' 'iets concreets, dat het idee van de stam vertegenwoordigt'
sweet zoet
'candy, something sweet' 'zoetigheid, snoep'
' member, citizen' 'lid van een groep, godsdienst, inwoner van'
European een Europeaan
Canadian een Canadees
Brazilian een Braziliaan
to write schrijven
'to scribble, write badly' krabbelen
'to regard, to look at' 'bekijken, kijken naar'
to contemplate 'lang (be)kijken, turen'
to paint (kunst) schilderen
'a painting, a picture' schilderij
Christ Christus
Christian een christen
citizen of the USA een inwoner van de USA
' collection, group, cluster, herd' 'verzameling, groep'
word woord
'dictionary, vocabulary' woordenboek
' nickname for males. (root may be shortened or altered)' 'vormt troetelnaam voor een man met een deel van de stam, zodat het goed klinkt.'
father vader
'daddy, dad, pa, papa' 'paps, papa, papaatje'
' possibility' mogelijkheid
to see zien
visible zichtbaar
abstract quality (English -ness) 'toestand of abstracte eigenschap, die overeenkomt met het ideen van de stam.'
soft zacht
softness zachtheid
sheep schaap
flock of sheep schaapskudde
Joseph Jozef
Joe 'Jos, Jef'
to believe geloven
credible geloofwaardig
friend vriend
'friendship, amity' vriendschap
to read lezen
legible leesbaar
' big, more intense' groot
wind wind
'wind storm, gale' storm
' place' 'ruimte, plaats voor een bepaalde activiteit'
to pray bidden
' inclination, tendency' 'neiging, gewoonte'
'to save, spare' sparen
thrifty spaarzaam
' that should or must be done' wat gedaan moet worden
to read lezen
that should be read 'moet worden gelezen, te lezen'
church gebedsruimte (bijv.kerk)
to laugh lachen
'to laugh loudly, raucously' 'schaterlachen, bulderen'
horse paard
'to chatter, to talk' babbelen
talkative praatgraag
'to make, to do' 'doen, maken'
that has to be done wat gedaan moet worden
stable 'manege, paardenstal'
'office, function, post, job' 'ambt, betrekking'
'office (room), workplace' 'bureau, kantoor (overheid)'
Exercises Oefeningen
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. Vind de juiste vertaling voor het woord boven in het venster. Net als altijd: 70% natuurlijk.
Translate to Esperanto: Vertaal in Esperanto:
1. My mother-in-law started to learn Esperanto. 1. Mijn schoonmoeder begon Esperanto te leren.
2. My ex-colleagues will distribute newspapers. 2. Mijn ekscollega's gaan (zullen) een krant verdelen.
3. That wicked man made a wrong step. 3. Die schurk heeft een misstap gedaan. (vertaal: deed)
4. My parents visited their great-grandsons. 4. Mijn ouders bezochten hun achterkleinzoons.
5. My father is older than my mother. 5. Mijn vader is ouder dan mijn moeder
6. Which one is the most beautiful of the girls? 6. Wie van de meisjes is het mooiste?
7. My sister-in-law is more elegant than the neighbor. 7. Mijn schoonzus is eleganter dan de buurvrouw.
8. My grandmother read more than my son-in-law. 8. Mijn oma leest meer dan mijn schoonzoon.
Fill the available space with the correct word to complete the translation. Press 'Enter' or click the side button when complete. You must get at least 70% correct. 'Zet in de daarvoor bestemde ruimte een passend woord. Als je vindt dat de zin juist is, klik dan op de knop onderaan of druk op Enter. Probeer weer 70% goed te hebben.'
Fill the available space with the correct prefix or suffix to complete the translation. Add grammatical endings when necessary. Press 'Enter' or click the side button when complete. You must get at least 70% correct. Vul het juiste voor- of achtervoegsel in. Plaats ook grammaticale uitgangen waar nodig. Goed volgens u? Klik op de knop of druk op Enter. En mik op minstens 70%.
'-- I saw you, oh treasure, and I immediately fell in love with you! -- I believe you, however gold should be ready in a purse -- I love you, but, dearest, I didn't believe you're like that! -- If you loved me, greedy, you would make me a queen' '-- Ik zag je, oh schat, en ik werd meteen verliefd op je! -- Ik geloof je, maar er moet wel goud in je beurs zitten! -- Ik hou van je, maar, liefste, ik dacht niet dat je zo was! -- Als je van me hield, vrek, zou je me wel je koningin maken'
king koning
prince koningskind
' element or component of a whole.' 'onderdeel, element van een groter geheel'
salt zout
grain of salt zoutkorrel
' manager, leader, director' 'leider, chef, hoofd, bevelhebber'
'city, town' stad
mayor burgemeester
' little, small, tiny, less intense' 'klein, zwak'
'doll, hand puppet' pop
small doll 'popje, poppetje'
' offspring, descendant' 'afstammeling, kind van, nakomeling van'
cat kat
kitten kattenjong
money geld
coin 'munt, geldstuk'
ship schip
ship's captain scheepskapitein
laugh lachen
smile glimlachen
descendant of Italians undefined
Suffixes Achtervoegsels
' to make, to cause to be' 'vormt een overgankelijk werkwoord: - doen, - maken.'
'clean, pure' 'schoon, rein, zuiver'
'to clean, to make pure' 'schoonmaken, reinigen'
' to become' 'maakt een onovergankelijk ww: - worden, in een - toestand komen'
red rood
'to blush, to become red' rood worden
' instrument, tool' 'vormt een instrument, werktuig'
to lock op slot doen
key sleutel
' female' vormt het vrouwelijk wezen
uncle oom
aunt tante
'to make, to do' 'maken, doen'
to die sterven
'to kill, to put to death' 'doen sterven, doden'
morning ochtend
'dawn, daybreak' 'dageraad (= 'dagwording')'
music muziek
musical instrument 'muziekinstrument, '-tuig''
chicken (of either sex) hoen (hen of haan)
hen 'kip, hen'
to become worden
' worthy' 'betekent: -- verdienend, --waardig'
to admire bewonderen
admirable bewonderenswaardig
' holder, socket' 'wat een deel van 1 voorwerp bevat, dat door de stam wordt aangegeven'
finger vinger
thimble vingerhoed
' person who does something as a profession; adherent of a cause' 'vormt een beroep, gewoonlijke bezigheid'
to type typen
typist typist
' forms female nicknames (root may be shortened or altered)' 'vormt troetelnaam voor een vrouw, met een deel van de stam, zodat het goed klinkt.'
mother moeder
'mom, mommy, ma, mama' 'ma, moe, moesje'
Esperanto Esperanto
Esperantist esperantist
'to praise,laud' 'loven, prijzen'
laudable prijzenswaardig
cigarette sigaret
cigarette holder sigarettenpijpje
piano piano
pianist pianist
Mary Marie
nickname for Mary 'Marietje, Mie'
to report rapporteren
reporter 'rapporteur, verslaggever'
' multiple' --voud
two twee
double 'tweevoudig, dubbel'
' forms fractions' '--de deel, fractie'
four vier
'quarter, fourth, 1/4' 'een vierde deel, kwart'
' forms groups' In groepen van --
two twee
a pair een groep van twee
' person, individual' Wezen met de eigenschap die in de stam wordt genoemd
'saintly, holy' heilig
'a saint (holy, saintly person)' heilige
against tegen
'opponent, rival' tegenstander
three drie
'triplet, threesome' drievoud
ten tien
one-tenth een tiende (deel)
six zes
'sextet, a group of six' 'groep van zes, zestal'
'stupid, foolish' dom
fool dommerik
rich rijk
a rich person rijkaard
' suffix with no specific meaning' achtervoegsel zonder vaste betekenis
neck hals
collar kraag
' container, tree by its fruit, country by its people' 'voorwerp om andere voorwerpen te bevatten; boom volgens de vrucht; land volgens het volk.'
money geld
'purse, wallet' 'portemonnaie, beurs'
apple appel
'To avoid confusion due to the multiple meanings of this suffix meanings, we can use other words:' 'Gebruik, bij mogelijke verwarring tussen betekenis 1 en 2 van dit achtervoegsel, synoniemen:'
For countries '-ujo' is usually replaced by '-io' in modern Esperanto. In a few cases we use '-lando' (Pollando) Voor landennamen kun je ook '-io' en 'lando' gebruiken:
'full, complete' vol
'to fulfill, to accomplish' vervullen
Frenchman fransman
France Frankrijk
'apple basket, apple tree' appelboom
Notes Opmerkingen
Germany Duitsland
Russia Rusland
basket for apples appelkist
apple tree appelboom
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. Vind de juiste betekenis van het woord. Weer minimaal 70% goed.
Exercise Oefeningen
Translate to English Vertaal naar het Nederlands
husband echtgenoot
man man
'warm, hot' warm
'Esperanto is fascinating... Let's test your knowledge: try to translate to English the following words, built from roots and affixes that you already know. Sometimes you will understand the meaning, but won't find the exact equivalent in English. Then give your own explanation using several words.' 'Esperanto is fascinerend nietwaar? Test je kennis: probeer de volgende woorden, gemaakt uit al behandelde voor- en achtervoegsels, te vertalen in het Nederlands. Soms weet je de betekenis, maar vind je er in je eigen taal geen juist woord voor. Geef dan een omschrijving.'
'bull, bovine' rund
'All languages have a dominant word order relative to subject, verb, and object. Esperanto, like English, is an SVO language (most, though not all, sentences show the order subject-verb-object). Many languages, e.g., Japanese, are SOV; while others, e.g., Arabic, are VSO. Sometimes we change normal word order for some special effect or to emphasize some element.' 'In de derde les lieten we de volgorde onderwerp - werkwoordsvorm - bepaling zien. Die volgorde wordt meestal gebruikt in Esperanto, maar andere zijn mogelijk, zolang de duidelijkheid maar bewaard blijft. Een van die gevallen ontstaat als je een bepaald zinsdeel wilt benadrukken. In de volgende zinnen is dat het geval:'
'They are sitting on the sofa, not others.' 'Op de sofa zitten zij, geen anderen.'
'They sit only on the sofa, not in another place.' 'Zij zitten juist op de sofa, niet elders.'
'It is the dog, not some other (animal or person), which chases the cat.' 'Het is de hond die op de kat jaagt, niet iemand anders.'
'The dog chases the cat, it is not doing something else to the cat.' 'De hond jaagt juist op een kat, hij bespiedt hem niet bijvoorbeeld.'
'The dog chases the cat, it is not chasing some other animal.' 'Het is op een kat, dat de hond jaagt, niet op een muis bijvoorbeeld.'
'I called him, nobody else.' 'Ik riep juist hem, niet iemand anders.'
'Maria's love is Peter, not Paul.' 'De beminde van Maria is Piet, niet Paul.'
I prefer the color green (not another color). Ik heb voorkeur voor de groene kleur (geen andere).
'I didn't do that, somebody else did it.' Niet ik deed dat (iemand anders heeft dat gedaan).
Word-order Woordvolgorde
The word 'ja' can also be used to emphasize a word. 'Om een zinsdeel te benadrukken kun je ook het woordje 'ja' (= 'wel') gebruiken:'
I did indeed call them. 'Het was ik, die hen geroepen heb.'
In the world God really does exist. In de wereld bestaat God wel.
You certainly must die sometime. Ooit moet je wel sterven.
Are they really coming? Komen ze wel?
The words beginning in 'Ki' should come at the beginning of the sentence or clause. 'De zinsdelen die met 'KI-' beginnen, moeten aan het begin van een zin of bijzin komen.'
What do you want? Wat wil je?
Who is Anna? Wie is Anna?
I want what you want. 'Ik wil (dat), wat jij wilt.'
When will your son return? Wanneer komt je zoon terug?
I still don't know when he will return. 'Ik weet nog niet, wanneer hij terugkomt.'
I don't know which fruits to choose. Ik weet niet welke vruchten te kiezen.
Was it really she who was singing? 'Was zij het wel, die zong?'
'Different word order is widely used in poetry. Observe the following humorous quartets, where the subject, verb and object appear in the six possible positions:' 'Ongebruikelijke rangschikking van zinsdelen is wijdverbreid in poezie. Let op de volgende leuke kwatrijnen, waar onderwerp, werkwoordsvorm, en bepaling op alle zes mogelijke plaatsen voorkomen.'
'That freedom gives poetry a big flexibility, however, in prose or in everyday usage, this freedom is not absolute, because custom already adopted some forms, for example:' 'Die vrijheid geeft aan poezie een enorme flexibiliteit, maar in proza, of in het dagelijks gebruik, is die vrijheid niet onbeperkt, want uit gewoonte geven we de voorkeur aan enkele vormen, zoals:'
Instead of In plaats van:
the following form is preferable: Geef de voorkeur aan:
Note: Opmerking:
'Observe the apostrophe on the words at the end of the verses. Those apostrophes replace the word-ending 'o', and are more often used in poetry. Also the word 'La' can have an apostrophe instead of the 'a', for euphony or to justify the meter.' Let op het afkapteken (apostrof) in de woorden aan het eind van de dichtregels. Dat vervangt de eind -o van een zelfstandig naamwoord en wordt vaker gebruikt in poëzie. Ook het woordje la kan l' worden om ritme of klank te verbeteren.
Free translation: Vrije vertaling:
Put the verses in the order subject-verb-object (don't care for the poetic form): Zet de zojuist geleerde versregels in de volgorde onderwerp - werkwoordsvorm - bepaling (Let niet meer op de dichtvorm):
Exercise Oefening
Fill the available space with the correct suffix to complete the translat on. Put the grammatical endings when necessary. Press 'Enter' or click button when complete. You must get at least 70% correct. 'Vul het gepast achtervoegsel in. Vergeet de grammaticale uitgangen niet. Als je denkt, dat de zin goed is, klik dan op de knop of druk Enter. Oefen tot tenminste 70% goed is.'
'We already have seen that verbs end in 'as' in the present, 'is' in the past, 'os' in the future, and 'i' in the infinitive. There are other verb forms:' 'Over werkwoorden: de tegenwoordige tijd eindigt op 'as', de verleden tijd op 'is' en de toekomende op 'os'. Het onvervoegde werkwoord (= de 'noemvorm') eindigt op -i. Er zijn ook nog andere vormen:'
'If I were rich, I would travel a lot. (but I am not rich)' 'Als ik rijk was (zou zijn), zou ik veel reizen.'
Close the door and sit down. Sluit de deur en ga zitten.
I want you to come. Ik wil dat je komt.
'We would eat the bread, if it were good. (but it isn't)' 'Wij zouden het brood eten, als dat goed was (zou zijn).'
Long live Esperanto! Leve Esperanto
God protect me! God beware me!
She asked me to stay. (She asked that I stay.) Ze verzocht me te blijven.
Conditional mode (-US): (used when the condition in the 'if' clause is contrary to fact) 'De werkwoordsuitgang -us ('Voorwaardelijke wijs': Als het zo was, dan.....)'
Imperative mode (-U): 'De werkwoordsuitgang -u (gebiedende wijs, wensende wijs, aanvoegende wijs)'
Other verb forms Andere werkwoordsvormen
'In indirect speech, use the same tense and mode as in the corresponding sentence in direct speech. Examples:' 'In de indirekte rede gebruik je dezelfde tijd als in de direkte rede, bijvoorbeeld:'
'He said, 'I am coming from New York.'' 'Hij zei, 'Ik kom uit New York'.'
He said that he was coming from New York. 'Hij zei, dat hij uit New York KOMT (in het ned. kwam!)'
'She said, 'I will travel to Paris.'' Ze zei: 'Ik zal naar Parijs reizen'.
She said that she would travel to Paris. 'Ze zei, dat ze naar Parijs ZAL (ned. zou) reizen.'
Let's sleep. / Let them sleep. Laten wij (gaan) slapen / Laten zij (gaan) slapen
I hope that he will come. 'Ik hoop, dat hij komt (Esp.: ZAL komen)'
I suggest that he come. 'Ik opper, dat hij moet komen (kome).'
Maybe he will come. It is possible that he will come. 'Het is mogelijk, dat hij komt (Esp.: ZAL komen).'
'The imperative mode (-u) generally relates to the second person, and in that case it is not necessary to use the pronoun 'you'. However, when referring to the first or third person, we need to use the pronoun.' 'De gebiedende wijs heeft bij de tweede persoon geen voornaamwoord nodig (Eet!), maar voor de eerste of derde persoon moet het persoonlijk voornaamwoord er wel uitdrukkelijk bij.'
'When a subordinate clause introduced by 'ke' follows a verb which expresses causation in some way (command, request, admonition, desire, need, duty, permission, prohibition, etc.) the verb in the subordinate clause is in -U mode. After verbs expressing hope (esperi), fear (timi), disbelief (ne kredi), supposition (supozi), don't use -U mode.' 'Het karakter van de uitgang -u kan zijn een: bevel, verzoek, wens, noodzaak, toestemming, verbod enz. In gevallen als 'ik hoop dat', 'ik vrees dat', ' ik geloof niet dat', 'ik veronderstel dat' e.d. gebruik je de uitgang van de toekomende tijd (-os).'
Some very important verbs Enkele heel belangrijke werkwoorden
to want to willen
'to be able, can' kunnen
'to have to, must' moeten
I want to come Ik wil komen
I can come. I am able to come. Ik kan komen
I must come. I have to come. Ik moet komen
I want to understand. Ik wil begrijpen
I can understand. I am able to understand. Ik kan begrijpen
I must understand. I have to understand. Ik moet begrijpen
Something or somebody pleases me. I like something or somebody. Iets of iemand bevalt me.
I like something. Something pleases me. Ik houd van iets.
I love somebody. 'Ik houd van iemand (heb iemand lief, bemin iemand).'
Books please me. I like books. Ik houd van boeken.
'I know... (somebody, a place...)' Ik ken....
'I know... (math, science, how to write...)' 'Ik weet... (ik kan, heb geleerd)'
Do you know John? Ken je Johan? (Is het een bekende van je?)
Do you know Esperanto? Ken je Esperanto (heb je het geleerd?)
Exercises Oefeningen
Participles Deelwoorden
A participle is a special form of a verb used with some form of 'esti' to form compound tenses. 'Deelwoorden zijn werkwoordsvormen gebruikt als bijvoeglijke naamwoord, bijwoord of als zelfstandig naamwoord.'
Active voice Bedrijvende vorm
Present: -anta Tegenwoordige tijd: -ant
Past: -inta Verleden tijd: -int
Future: -onta Toekomende tijd: -ont
I am reading. Ik ben lezende (aan het lezen)
I have read. ik heb gelezen.
I am going to read. ik ga lezen ('ben zullende lezen')
Passive voice Lijdende vorm
Present: -ata Tegenwoordige tijd: -at
Past: -ita Verleden tijd: -it
Future: -ota Toekomende tijd: -ot
The book is being read. Het boek wordt gelezen.
The book has been read. Het boek is gelezen.
The book is going to be read. Het boek zal worden gelezen
'All of the above participles have the adjectival ending '-a'. We can regard the combination 'esti' + participle as a compound verb, or we can consider the participle to be a predicate adjective which modifies the subject. A participle ending in '-a' can also precede a noun and function as an ordinary adjective. Participles ending in '-e' function as adverbs. Participles ending in '-o' function as nouns. Examples follow.' 'De deelwoorden kunnen de uitgang 'a' (bijv.nw), 'e' (bijw.) en 'o' (zelfst. nw) hebben. Dat gebruik maakt een heel nauwkeurige weergave van de betekenis mogelijk. Op de volgende bladzijden komen hiervan meer voorbeelden.'
'I am reading the book. = The book is being read by me.' 'Ik lees het boek = Het boek wordt door mij gelezen.'
'The reader has a good voice, but the previous one (the previous reader) had a better one.' 'De (-ant = huidige) lezer heeft een goede stem, maar de vorige (-int = verleden) lezer had een betere.'
'However, I think that the next reader (the one to read) will have the best voice of all.' 'Ik vind echter, dat de (-ont = toekomstige) lezer de beste stem van allemaal heeft.'
While reading we learn. 'Lezende (= al lezen) leren we.'
'About to eat the apple, he suddenly saw the worm' 'Net toen hij de appel wilde eten, zag hij de worm.'
the house being built Het huis dat gebouwd wordt.
the letter to be written De brief die geschreven zal worden.
the closed door De gesloten deur
rising sun Een opkomende zon
the survivors De overlevenden
current month De lopende (of: deze) maand
paying members (those who are paying now) Betalende leden
'The participles can be combined with other tenses of 'esti'. Let's imagine that we are looking at people in a doctor's office. There is one person waiting, another ready to leave, and another is with the doctor. For each person and the doctor we may say that now:' 'De deelwoorden zijn te combineren met andere werkwoordsvormen. Stel je het gebeuren in een wachtkamer voor. Er is iemand die de arts nog moet raadplegen, een ander die hem al heeft geraadpleegd en een derde die nu bij de arts zit en hem raadpleegt. Over de bezoekers kunnen we zeggen, dat op dit m'
'If today we tell what we saw YESTERDAY at the doctor's office, we say:' 'Als we vandaag vertellen, wat je GISTEREN in de wachtkamer zag, zeggen we dat:'
Because of recent office performance we can foresee that tomorrow: Over MORGEN kunnen we zeggen:
Translate to English Vertaal naar het Nederlands
judge rechter
'to assert, to declare' verzekeren
'to run away, to leave in a rush' wegrennen
'then, therefore' dus
accused (the defendant) aangeklaagde
'streetcar, tram' tram
'to stand, to be standing' staan
'to please, to be pleasing' 'bevallen, behagen'
eye oog
tired 'moe, vermoeid'
Pronoun 'Si' Het voornaamwoord 'Si'
''si' is the third person reflexive pronoun, used when it refers back to the subject of the clause in which it occurs. It may have any of the forms 'si', 'sin', 'sia', 'siaj', 'sian', 'siajn'.' ''Si' is het wederkerend voornaamwoord voor de derde persoon (enkel- en meervoud!), dat betrekking heeft op het onderwerp van de zin.'
John washed himself. Johan waste zich (zelf).
'John washed him (washed somebody else, male).' Johan waste hem (een andere man).
Sophia said to herself. Sofie zei tegen zichzelf.
'Sophia said to her (to somebody else, female).' Sofie zei tegen haar (een andere vrouw).
She kissed her (own) husband. Zij kuste haar (eigen) man.
She kissed her husband (the husband of another woman). Zij kuste haar man (de man van een andere vrouw).
He lives happily with his son. Hij leeft gelukkig met zijn (eigen) zoon.
He and his son live happily. Hij en zijn zoon (samen onderwerp) leven gelukkig.
'Note that 'sia' cannot be part of a compound subject, nor can it be the subject of any verb. In the following examples 'filo' relates to 'li'.' ''Sia' kan zelf geen deel uitmaken van het onderwerp. In dat geval gebruik je 'lia', 'ŝia', 'ĝia' of 'ilia'. In de volgende voorbeelden heeft 'filo' betrekking op 'li':'
Exercises Oefeningen
Translate to English Vertaal in het Nederlands
'to incite, provoke, excite' 'prikkelen, boos maken'
continuously 'voortdurend, blijvend'
future toekomstige
coffee shop café
'to regard, to look at' 'bekijken, kijken naar'
to observe observeren
overcoat overjas
to go away weggaan
already 'reeds, al'
conflict conflict
at home thuis
travel by car autorijden (als zelfst. nw)
both beide
'obstinately, stubbornly' koppig
to pass voorbijgaan
to pass by 'passeren, voorbij gaan (lopen)'
'ass, donkey' ezel
mockingly spottend
to be silent zwijgen
a relative 'bloedverwant, familielid'
'car, automobile' auto
'to travel, to go by vehicle' rijden (ook varen)
Fill the available space with the correct verb ending to complete the translation. Press 'Enter' or click the side button when complete. You must get at least 70% correct. 'Vul de juiste werkwoordsvorm in en geef Enter. Als je vindt dat de zin juist is aangevuld, klik op de knop of druk op Enter. Probeer te minste 70% goed te maken.'
'Fill the available space with the correct pronoun to complete the translation. Remember that depending on its function in the sentence, the pronoun can get the endings 'a', 'aj', an, and 'ajn'. You must get at least 70% correct.' 'Ga uit van de vertaalde zin. Vul het juiste voornaamwoord in. Bedenk, dat een voornaamwoord ook de uitgang 'a', 'aj ', en 'n' kan krijgen. Klik op de knop of druk op Enter als je denkt dat de zin goed is en.... maak tenminste 70% juist.'
In the third lesson we showed that derived adverbs end in '-e'. There are also primitive adverbs which aren't derived: 'In de derde les is uitgelegd, dat bijwoorden die afgeleid zijn van andere woorden eindigen op 'e'. Er zijn andere bijwoorden, die niet afgeleid zijn; daarom worden ze 'oorspronkelijke bijwoorden' genoemd. Hier zijn enkele:'
at least tenminste
'also, too (placed before the word to which it relates)' ook
Give me at least two minutes. Geef me tenminste twee minuten.
Also John is washing himself. (Not just Mary washing herself) Ook johan wast zich.
John is also washing himself. (Not just combing his hair) Johan wast zich ook.
John washes also himself. (He is not just washing others) Johan wast ook zichzelf.
'yet, still' nog
Is he still there? Is hij daar nog?
'just barely, hardly' nauwelijks
'He just came, and had to go. (just arrived when he had to go)' 'Nauwelijks was hij aangekomen, of hij moest al weg.'
Primitive Adverbs Oorspronkelijke bijwoorden
soon 'weldra, spoedig, gauw'
yesterday gisteren
'Come soon, please.' 'Kom gauw, alsjeblieft.'
I encountered him yesterday. Ik vond hem gisteren.
tomorrow morgen
Tomorrow I will visit them. Morgen bezoek ik hen.
'almost, nearly' bijna
He almost fell. Hij viel bijna. (Hij was bijna gevallen)
They both are in the garden. Zij zijn allebei in de tuin.
'Away from the eyes, away from the heart.' 'Uit het oog, uit het hart.'
both 'beide, allebei'
away weg
even zelfs
indeed (used for emphasis) 'immers, wel'
Even on the sun there are spots (blemishes). Zelfs op de zon bevinden zich vlekken.
Is he really coming? Komt hij wel?
'just, just now' 'zojuist, zopas, kort geleden'
He just left. Hij is pas weggegaan.
'further, more' 'verder, voorts'
I don't want to ride my bike any more. Ik wil niet verder fietsen.
This pleases me very much. Dit bevalt me zeer.
She speaks too loudly. Ze spreekt te luid.
'very, very much' 'zeer, erg, heel'
'too, too much' 'te, te zeer'
'behold, here is...' 'ziehier, (Fr. Voilà!), alsjeblieft!'
'as if, as though, like' 'als het ware, als'
Here is the document you asked for. 'Ziehier het dokument, dat je vroeg.'
The lake was like a mirror. Het meer was als een spiegel.
'immediately, instantly' 'meteen, onmiddellijk'
I didn't immediately understand what she said. 'Ik begreep niet meteen, wat ze zei.'
denotes nearness 'geeft nabijheid aan in plaats en tijd, - hier, -nu'
this / here / this time dit / hier / deze keer
anything whatever/ anybody whatever/ any place whatever 'iets, wat dan ook/ iemand, wie dan ook/ ergens, waar ook.'
'He lives thriftily, however happily.' 'Hij leeft arm, maar (nochtans) gelukkig.'
'whatever, at all' ''dan ook', (benadrukt onbepaaldheid)'
'nevertheless, however' 'nochtans, toch, echter, maar... (geeft tegenstelling aan van iets dat al is uitgedrukt)'
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. Geef de juiste vertaling voor het woord boven in het venster. Haal 70%.
Time De klok
What time is it? Hoe laat is het?
At what time will you telephone me? 'Om welk uur (hoeveelste uur) zal je telefoneren? = Hoe laat bel je?'
Exercises - time Oefening -tijdsaanduiding
Type the appropriate time in 24 hour format (24h00m). Press 'Enter' or click the yellow lightbulb when complete. You must get at least 70% correct. 'Typ in het voorziene vakje de tijd, die overeenkomt met de gegeven zin, in het formaat 24h00m. Om je antwoord te bevestigen druk je op Enter of klik ja op de knop. i Haal minstens 70%.'
Expressions by pairs Uitdrukkingen met twee woorden
Some expressions use a pair of words: 'Er zijn woordparen -uitdrukkingen in twee woorden-, die interessant zijn om te leren kennen:'
'The boy at times cried, at times laughed.' 'Nu eens huilde de jongen, dan weer lachte hij.'
'His face at times blushed, at times turned pale.' 'Nu eens werd zijn gezicht rood, dan weer bleek.'
She neither bought the garment nor rented it. 'Ze kocht geen kleding, noch huurde die.'
'She bought neither a book, nor a garment.' 'Ze kocht noch een boek, noch kleding'
Contrast Geeft afwisseling aan
'The more you have, the more right you are.' 'Hoe meer bezit, des te meer gelijk'
'The more noise, the less enjoyment.' 'Hoe meer lawaai, des te minder genot.'
neither . . . nor Betekent 'en ook geen (niet)' / Benadrukt de ontkenning
the more . . . the more 'Geeft aan, dat de ene uitdrukking afhangt van de andere'
Both Peter and Charles work. Zowel Peter als Karel werkt.
It's both rainy and windy. Het regent en het waait ook.
both . . . and Geeft nadruk aan.
Other interrogative forms Andere manieren van vragen
'Besides the way shown in lesson 2, there are other ways to make questions:' 'Behalve op de manier van les 2, kun je ook op andere manieren vragen stellen in Esperanto:'
Is the box blue? Is de doos blauw?
'The box is blue, isn't it?' 'De doos is blauw, is 't niet ? (nietwaar?)'
'The box isn't blue, is it?' 'De doos is niet blauw, wel? (of toch?)'
'Rain or shine, I will certainly go. (Whether it rains or whether it shines, . . .)' 'Of het regent, of zonnig is, ik ga wel (ik ga toch).'
'Whether for fear or for pride, he didn't answer.' 'Of uit angst, of uit trots, antwoordde hij niets.'
'whether . . . whether, whether . . . or' 'Geeft mogelijkheden aan, waarvan de keuze onverschillig, gelijk, vrij, of onzeker is.'
Are you going to the movies? Ga je (zal je gaan) naar de bioscoop?
'You are going to the movies, aren't you?' 'Je gaat (zal gaan) naar de bioscoop, is 't niet? (nietwaar?)'
'You aren't going to the movies, are you?' 'Je gaat niet naar de bioscoop, is 't wel? (of toch?)'
encore! one more time! bis!
shame! foei!
ah! ha!
hurrah! hoera!
'well, now...' 'wel,... nou,....'
'either this, or this...' 'wel, wel!'
woe! o wee!
oh dear! alas! (lament) o wee!
poor me! wee mij!
and now? hè?
Interjections Tussenwerpsels
abbreviations Afkortingen
'etc., and further in that way' 'enz., enzovoort'
'this is, i.e.' dat is
'Mister, Mr., Sir, gentleman' meneer
'Miss, unmarried woman' juffrouw
Esperanto Esperanto
esperantist esperantist
esperantist (same idea) 'geestverwant, -genoot'
please 'wees zo goed..., a.u.b.'
street straat
'Mrs., Madam, lady' mevrouw
Exercise Oefening
Give two other ways to make the questions: Geeft twee manieren om de vragen te stellen:
Give two ways to say the time: Geef twee manieren om de tijd aan te geven:
Transitive and intransitive verbs Overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden
'Some verbs, called transitive verbs, take a direct object. In lesson 2 we saw that a direct object is always in the accusative case. Other verbs, called intransitive verbs, do not take a direct object. For example,' We leerden in de tweede les het gebruik van de naamvals-n ('accusatief') om het lijdend voorwerp aan te geven. Er zijn ook werkwoorden die geen lijdend voorwerp kunnen hebben. Bijvoorbeeld:
Something important happened. Er is iets belangrijks gebeurd.
I am very happy today. Ik ben vandaag erg blij.
They are already sleeping in their beds. Ze slapen al in hun bed.
The young people danced very much. De jongeren dansten veel.
Note Opmerking
These verbs may have a complement using a preposition: Sommige van die werkwoorden kunnen een bepaling met een voorzetsel krijgen:
His father died because of cancer. 'Zijn vader stierf aan (= wegens) kanker. '
I am very glad about your happiness! Ik verheug me erg over uw geluk!
Some verbs which are ordinarily intransitive can sometimes take a direct object: Andere kunnen in bepaalde gevallen toch een lijdend voorwerp krijgen:
She is sleeping a deep sleep. Zij slaapt een diepe slaap.
She danced a waltz with him. Zij danste een wals met hem.
All verbs with the suffix '-iĝi' are intransitive (no direct object). They are often formed by adding '-iĝi' to a noun or to an adjective. The meaning can generally be expressed by the English verb 'to become'. 'Werkwoorden met het achtervoegsel -IĜ zijn allemaal onovergankelijk, hoeven geen bepaling te krijgen en kunnen betekenen:'
In winter the waters freeze. (become ice) In de winter worden de wateren ijs.
She married (became a wife) her cousin. (Note that 'kuzo' is always male.) 'Zij trouwde (= werd echtgenote) met haar (eigen) neef.'
Today the weather became warmer again. Vandaag werd het weer opnieuw warm.
''-iĝi' is often added to transitive verbs. The result is an intransitive verb whose meaning can often by expressed by 'become' + a past participle. So 'kuiri' = to cook, and 'kuirigxi' = to become cooked.' '2. Bij werkwoorden op -IĜ die gemaakt zijn van overgankelijke werkwoorden gaat het niet om een toestandsverandering, maar om een op zichzelf staande handeling.'
'The crowd ran more slowly than the vehicle, which was rolling very fast.' 'De massa rende minder snel dan de wagen, die erg snel reed.'
'Suddenly he found himself on the street, all alone.' 'Plotseling bevond hij zich op straat, helemaal alleen.'
At what time will the lesson start? 'Hoe laat (= Om welk uur) begint de les?'
Masses of pedestrians moved on the sidewalks. Massa's voorbijgangers bewogen zich op de trottoirs.
Verbs ending in '-iĝi' typically indicate a transition to a new state whose characteristics are indicated by the root. The doer or perpetrator of the action is not specified. '1. Overgang naar een andere toestand. De stam geeft het resultaat , de nieuwe toestand aan. In de werkwoorden met IĜ is de veroorzaker van die toestand niet van belang:'
Some verbs have no subject: (The grammatical subject 'it' in English has no real meaning.) Dan zijn er ook nog de werkwoorden zonder onderwerp:
Yesterday it rained very much. 'Gisteren regende het veel. ('Het' betekent niets, is geen echt onderwerp)'
'It is dawning, and I have to go home.' Het wordt dag en ik moet naar huis gaan (opstappen).
It was snowing very hard and he couldn't leave the cabin. Het sneeuwde hevig en hij kon de hut niet uit(gaan).
Verbs with the suffix -IG- are always transitive. The meaning is often expressable by 'to make'. Werkwoorden met het achtervoegsel -IG zijn altijd overgankelijk.
The trip certainly made you tired. 'De reis vermoeide u zeker (= maakte u zeker moe).'
The Southern sun burns his uncovered head. (makes it burn) 'De zuidelijke zon verbrandt (= doet branden) zijn blote hoofd.'
The father wants to marry off his older daughter immediately. (make her a wife) De vader wil de oudste dochter meteen laten trouwen.
Note Opmerking
Always remember that the verb 'esti' doesn't require the accusative. Don't use the accusative after a preposition. Onthoud altijd dat na woord 'esti' geen naamvals-n komt en dat je geen naamval gebruikt na een voorzetsel.
'Certainly you already noted the extraordinary possibility of expression of Esperanto. In fact, by adding various prefixes, suffixes and grammatical endings to a given root, you can create many words, some of them without a direct translation to English. Some examples of word creation follow:' 'De buitengewone expressiemogelijkheden van Esperanto zijn je zeker al opgevallen. Alleen al door voorvoegsels, achtervoegsels en uitgangen te gebruiken kun je veel woorden maken, enkele zelfs die niet zijn te vertalen door woorden in je eigen taal. Maar hier houdt de taalrijkdom niet op. Door woordstammen samen te voegen kun je de woordenschat uitbreiden, synoniemen maken en de woorden benadrukken of nuanceren. Hier enkele voorbeelden van de scheppingskracht van de internationale taal.'
Word making in Esperanto Woordvorming in Esperanto
Using prefixes and suffixes: 'Met uitgangen, voor- en achtervoegsels:'
Note Opmerking
'Even if it is possible to build words with more than two prefixes and/or suffixes, in favor of clarity and elegance it is preferable to avoid such creations. Thus, instead of 'belulineto' we prefer 'eta belulino'. The order in which affixes occur influences meaning:' 'Hoewel het mogelijk is woorden te vormen met meer dan drie voor- en/of achtervoegsels, kun je dat voor de duidelijkheid en de fraaiheid beter vermijden. Daarom bijvoorbeeld liever 'eta belulino' dan 'belulineto'. De volgorde van de bijvoegsels heeft invloed op de betekenis:'
'Joining roots. The grammatical ending of the first element, often '-o', is usually omitted, but it may be retained to facilitate pronounceability.' 'Door stammen samen te voegen. De uitgang van de eerste woordstam kan worden weggelaten of niet, afhankelijk van de duidelijkheid en de klank van het samengestelde woord.'
steamship stoomschip
whaler walvisvaarder
spaceship ruimteschip
going around rondgang
going on foot 'voettocht, wandeltocht'
light red helrood (zelfst. nw.)
blood red bloedrood
redness of the sky at dawn morgenrood
forearm 'voorarm, benedenarm'
to read aloud luidop lezen
to eat until satiated 'eten tot verzadiging, tot je genoeg hebt gehad'
'millennium, thousand years' millennium
'century, hundred years' eeuw
Creating words from groups of words: Door woorden te maken uit een groep woorden:
From 'scivola' you can make: Uit 'scivola' kun je maken:
'curious, having a tendency to want to know' nieuwsgierig (van aard)
Note: Opmerking:
a curious person Iemand die nieuwsgierig van aard is
Esperanto music Muziek in Esperanto
'Now you can listen to a song in Esperanto, 'Bluaj Fragoj' (Blue Strawberries), sung by Merlin, a Brazilian pop group, which has already recorded 2 albums in Esperanto and has played all around the world. The group: Markone Froes (voice and guitar), Guilherme Lima (drums), Aldrin Gandra (electric guitar), Sergio Ribeiro (bass guitar) and Sergio Vieira (keyboard).' 'Luister nu naar het chanson 'Bluaj Fragoj', gezongen door Merlin, een Braziliaanse popgroep die al twee albums in de internationale taal heeft opgenomen en in de hele wereld optreedt. Maken deel uit van de groep: Markone Froes (zang en gitaar), Guilherme Lima (drums). Aldrin Gandra (elektrische gitaar), Sérgio Ribeiro (basgitaar) en Sérgio Vieira (klavier).'
Where to buy the CD: Waar is de CD te koop?
The musical group Merlin en internet: De muziekgroep Merlin op Internet:
To listen to more songs in Esperanto: Om meer chansons in Esperanto te horen:
CD's by this group: Discografie van de groep:
Vocabulary Woorden
New words from the song 'Bluaj Fragoj' (Blue Strawberries). Note the compound words used in the song. 'Hieronder is een lijst van nieuwe woorden, die voorkomen in het chanson 'Bluaj Fragoj'. Let op de samengestelde woorden, die er in gebruikt zijn.'
strawberry Aardbei
to prove Bewijzen
to approach Aankomen
'sky, heaven' 'Hemel, lucht'
'arc, bow' Boog
rainbow 'Hemelboog, regenboog'
soul Ziel
value Waarde
truth Waarheid
light Licht
infinity Oneindigheid
to arrive at Aankomen op/in
Translate to English Vertaal in het Nederlands
park park
to receive ontvangen
'to support, to endorse' onderhouden
law wet
to propose voorstellen
'to put, to place' 'zetten, leggen. stoppen in'
equal gelijk
to honor eren
'to remain, to stay' blijven
Article from an Esperanto magazine: Een artikel uit de esperantopers:
'to aim, to intend' 'bedoelen, mikken op'
library bibliotheek
local plaatselijk
Final Test Eindexamen
'You have arrived at the final test, which will allow you to evaluate your Esperanto knowledge. Do the exercises calmly, without rushing. Good luck!' 'Je bent aan het eindexamen gekomen, waarmee je je esperantokennis kan toetsen. Maak de oefeningen rustig en zonder haast. Succes!'
Give the plural form of the following words: 1. Zet de volgende woorden in het meervoud:
Give the feminine form of the following words: 2. Maak van deze woorden de vrouwelijke vorm.
Show the opposite of the following words: 3. Geef het tegengestelde van deze woorden:
Make two questions for each of the following sentences: 4. Maak van elke zin twee verschillende vragen in Esperanto:
'Translate the following sentences, with the correct accusative ending (-n):' '5. Vertaal deze zinnen, let op de naamvalsuitgangen (-n).'
a) The bird catches the insect. a) De vogel vangt de insecten.
b) The girl forgot the cake. b) De meisjes vergaten de koek.
c) The park received a new name. c) Het park kreeg een nieuwe naam.
d) Close the door and have a seat here. d) Sluit de deur en ga hier zitten.
e) We admired many animals. e) We bewonderden veel dieren.
f) I read Peter's book. I was reading Peter's book. f) Ik las het boek van Peter.
g) He got sick last week. g) Hij werd ziek in de afgelopen week.
h) My brothers live in Saint Paul. h) Mijn broers wonen in San-Paulo.
6. Write the sentence with the correct correlative: 6. Schrijf de zin met het juiste correlatief (tabelwoord):
7. Write the sentence with the correct preposition: 7. Schrijf de zin met het juiste voorzetsel:
8. Show the prefix or suffix corresponding to the definition and give an example: 8. Geef het voor- of achtervoegsel aan dat hoort bij de uitleg en geef een voorbeeld:
a) Both sexes together: a) Mannelijk en vrouwelijk samen:
b) The individual characterized by the root: b) het wezen dat aangegeven wordt door de stam:
'c) Wrong, mistaken, or incorrect action:' 'c) Een foute, onjuiste, verkeerde handeling:'
'd) Bigger, more intense.' 'd) Het maakt iets groter, intenser:'
e) Indicates worthiness: e) Het geeft aan dat iets de moeite waard is:
9. Translate to Esperanto: 9. Vertaal in Esperanto:
Translate to English: 10. Vertaal in het Nederlands:
'Good morning! My name is Jacob. I am a gardener and I like flowers very much. I work at the zoological garden in Saint Paul, because I also like animals. When I work, generally I do it while singing. All my friends say that the flowers are beautiful because I sing joyfully. Do you believe that this is so?' 'Goedendag! Mijn naam is Jacob. Ik ben tuinman en houd veel van bloemen. Ik werk in de dierentuin van Sao-Paulo, want van dieren houd ik ook. Wanneer ik werk, doe ik dat gewoonlijk al zingen. Al mijn vrienden zeggen, dat de bloemen mooi zijn, omdat ik vrolijk zing. Geloof jij, dat het zo is?'
I have a tutor for the course. Ik heb een cursusbegeleider
Use the system of the course. Gebruik het systeem van dit programma
Language: Taal:
Font: Lettertype:
Name: Naam:
e-mail address: e-mailadres
Course tutor Cursusbegeleider
Translation Vertaling
'The course tutor is an Esperanto teacher who will correct the translation exercises and will clarify your doubts and will also check the final examination. To find a course tutor, click on the following link:' 'De cursusbegeleider is een Esperantoleraar, die de vertaaloefeningen corrigeert, je twijfels en fouten verduidelijkt en ook je eindexamen afneemt. Klik op de link hieronder om een cursusbegeleider te krijgen.'
'To send messages to the tutor, I prefer to use the following system for the super-signed letters:' Als ik berichten stuur aan de begeleider wil ik graag letters met boventekens gebruiken:
Super-sign system Systeem van de boventekens ('kapjes')
Example: Proefvoorbeeld:
Translation exercises Vertaaloefening
Automatic save Sla automatisch op
Unicode Unicode
''x' system (ŝ = sx)' 'Systeem 'x' (cx, gx, hx, jx, sx, ux)'
''h' system (ŝ = sh)' 'Systeem 'h' (ch, gh, hh, jh, ŝ, u)'
Ask me if I want to save Vraag of ik wil opslaan
Don't save sla niet op
What is Esperanto? Wat is Esperanto?
How to use the course Hoe gebruik je de cursus?
To contact the author Neem contact op met mij
Settings Configuraties
Credits Aanwijzingen
Exit Stoppen
Where did I stop? Waar was ik gebleven?
'The author would like to receive comments, suggestions, and bug reports for this program. Although he doesn't intent to respond the messages, he will consider the comments and suggestions to improve new versions. To send messages click on the link:' De auteur zou graag commentaar en suggesties willen ontvangen over het programma. Hoewel hij de berichten misschien niet zal kunnen beantwoorden zal hij de commentaren en suggesties in beschouwing nemen als een nieuwe versie het licht zal zien. Klik op onderstaande link om een bericht te sturen:
Program translation: Vertaling van het programma:
'This course can easily be translated to other languages, by means of a program that the author will send to the interested parties. Send a message in Esperanto asking for the program.' 'Deze cursus is gemakkelijk te vertalen in andere talen, met een programma dat de auteur gratis ter beschikking stelt aan geïnteresseerden. Stuur een bericht in Esperanto om het programma aan te vragen.'
Male voices Mannenstemmen
Female voices Vrouwenstemmen
'This program can be used freely, copied and distributed (freeware). However the author asks that no modifications be made without prior authorization.' 'Dit programa mag je vrij gebruiken, kopiëren en verspreiden (freeware). Toch vraagt de auteur, niets aan de inhoud van het programma te veranderen zonder zijn voorafgaande toestemming.'
User's license. Toestemming voor gebruik
Author Auteur
Contributors Medewerkers
Special thanks to: Speciaal dank aan:
Translator Vertaler
Methology Methoden
'This course was based, with permission, on the 10-lesson online course of Esperanto-Societo Kebekia (www3.sympatico.ca/esperanto/esk.htm. Other works consulted:' Deze cursus is met toestemming gebaseerd op de internetcursus in 10 lessen van de Esperanto-Vereniging van Quebec (www3.sympatico.ca/esperanto/esk.htm). Andere geraadpleegde werken:
Music Muziek
The song 'Bluaj Fragoj' is included and distributed with the program with the permission of the Group Merlin 'Het chanson 'Bluaj Fragoj' wordt gevoegd bij en verspreid met het programma dank zij de vriendelijke toelating van de muziekgroep Merlin, en 'Jen' dank zij de vriendelijke toestemming van Alejandro Cossavella.'
The MP3-coding library XAudio is copyrighted by MpegTV. De MP3-decoderings-bibliotheek XAudio is auteursrecht van MpegTV
'The author would like to receive comments, suggestions, and bug reports for this program. Although he doesn't intent to respond the messages, he will consider the comments and suggestions to improve new versions. To send messages click on the link:' 'De auteur zou graag commentaar, suggesties en probleemrapporten willen ontvangen over het programma. Hoewel hij de berichten misschien niet zal kunnen beantwoorden zal hij de commentaren en suggesties toch in beschouwing nemen als een nieuwe versie het licht zal zien. Klik op onderstaande link om een bericht te sturen:'
Program translation: Vertaling van het programma:
'This course can easily be translated to other languages, by means of a program that the author will send to the interested parties. Send a message in Esperanto asking for the program.' 'Deze cursus is gemakkelijk te vertalen in andere talen, met een programma dat de auteur gratis ter beschikking stelt aan geïnteresseerden. Stuur een bericht in Esperanto om het programma aan te vragen.'
XAudio (MP3) Andere aanwijzingen
Version Versie
This software was developed in C++ / Nokia Qt: Deze software is ontwikkeld in C++ / Nokia Qt:
Source code of this program: De broncode van dit programma:
'To implement the translation, exit the program and restart it.' 'Ga uit het programma en herstart het, om de vertaling ta activeren.'
Congratulations! Your work was very good! Gefeliciteerd! Je resultaat is heel goed!
Your work wasn't good. Try again! Je resultaat is nog niet goed genoeg. Probeer het opnieuw!
You have changed the configuration. Do you want to save it? Je hebt de instellingen gewijzigd. Wil je die opslaan?
Later the exercise will be sent to your tutor. On the message body click Ctrl+V to paste the text. Meteen hierna wordt de oefening aan de cursusbegeleider gestuurd. Zet de cursor in het berichtgedeelte en toets Ctrl+V om de tekst te 'plakken'.
You haven't yet indicated a tutor to correct the exercises. Go to the 'Main Menu' and click 'Settings'. Je hebt nog geen cursusbegeleider aangegeven om de lessen te corrigeren. Klik daarvoor op de knop 'configuratie' in het Hoofdmenu.
You have modified the exercise. Do you want to save the modifications? Je hebt veranderingen in de oefening aangebracht. Wil je die opslaan?
Sends the exercise to your tutor Zendt de oefening naar de cursusbegeleider.
Saves the exercises De oefeningen worden opgeslagen.
Back to the Main Menu Terug naar het hoofdmenu
The course in the web De cursus op Internet
'To enter this lesson, type in the password supplied by your course guide.' 'Typ de code, die door de cursusbegeleider/corrector is gegeven om naar deze les te gaan:'
Wrong password! Verkeerde code
OK Goed
Forward Verder
Cancel Annuleren
'With the goal of simplifying download, this lesson does not include pronunciation. Visit the course website to find out if separate sound files are available.' 'Om het downloaden gemakkelijker te maken, is aan dit bestand geen uitspraak toegevoegd. Bezoek de site om te zien of extra geluidsbestanden beschikbaar zijn.'
The file listed below wasn't found. The pronunciation exercise won't function. Het hieronder aangegeven bestand is niet gevonden. De uitspraakoefening zal niet werken.
The son loves his mother. De zoon houdt van de moeder.
My friends are good. Mijn vrienden zijn goed.
The old cups were dirty. De oude kopjes waren vuil.
The female teacher has good friends. De lerares heeft goede vrienden.
I will not wash the small cups. Ik zal de kleine koppen niet afwassen.
Big birds caught sick insects. Grote vogels vingen zieke insekten.
The teacher encountered our fathers. De leraar ontmoette onze vaders.
The new pen writes well. De nieuwe pen schrijft goed.
You forgot the white flowers. Je vergat de witte bloemen.
My friends have paper. Mijn vrienden hebben (een) papier
I will find the clean cups. Ik zal de schone (reine) kopjes vinden.
John is making lemonade. Johan maakt limonade
'Helen, my female friend, sells flowers.' 'Helena, mijn vriendin, verkoopt bloemen.'
Peter loves Mary. Peter houdt van Maria.
The woman has dry cakes. De vrouw heeft droge koeken.
The teacher drinks water. De leraar drinkt water.
Your beautiful female friend has flowers. Jouw mooie vriendin heeft bloemen.
Her father is our friend. Haar vader is onze vriend.
The old man is adding sugar to the tea. De oude man doet suiker in de thee.
A young father doesn't drink bad milk. Een jonge vader drinkt geen slechte melk.
The good friends will not forget you. De goede vrienden zullen je niet vergeten.
My daughter will sell cakes. Mijn dochter zal koeken verkopen.
Lidya doesn't have a mother. Lidja heeft geen moeder.
Paul has cookies. Paul heeft beschuiten (biscuits).
Peter has a beautiful daughter. Peter heeft een mooie dochter.
He is ugly. Hij is lelijk.
I will wash the pen. Ik zal de pen (af)wassen.
Love is beautiful. Liefde is mooi.
I walk in the flower garden during the morning. Ik wandel 's morgens in de bloementuin.
Anthony sold a good book to Mary. Anton verkocht een goed boek aan Maria.
The beautiful flowers are on the new table. De mooie bloemen zijn (In Nl. vaak: staan) op de nieuwe tafel.
The red airplanes flew over the high clouds. De rode vliegtuigen vlogen boven de hoge wolken.
She greeted us with a friendly gesture. Zij groette ons met een vriendelijk gebaar.
My friends will travel to Russia. Mijn vrienden zullen naar Rusland reizen.
'The teacher sits at the yellow door. (antaŭ,dum,ĉe,post,inter,sub,sur)' De leraar zit bij de gele deur.
'The girls stand at the house entrance.(en,post,kun,ĉe,el,al,trans,super)' De meisjes staan bij de ingang van het huis.
'Did you read the Esperanto book?(en,al,el,de,pro,por,kun,sen,per,ekster)' Heb je het boek van Esperanto gelezen?
My young friend is John's son. Mijn jonge vriend is een zoon van Johan.
We stayed there for three weeks. Daar bleven we gedurende drie weken.
The good excursion happened during the congress. De goede uitstap vond plaats (gebeurde!) tijdens het congres.
They stayed in Brazil two months. Ze bleven twee maanden in Brazilië.
My mother stayed in the house. Mijn moeder bleef in het huis.
The small children walked until they reached the school. De kleine kinderen wandelden tot de school.
Peter and Mary went as far as the old door. Peter en Marie gingen tot de oude deur.
With whom did you travel to Africa? Met wie reisde je naar Afrika?
I traveled to France with my brother. Ik reisde naar Frankrijk met mijn broer.
The children are studying for the test. De kinderen studeren voor het examen.
We traveled to England for the Esperanto congress. Wij reisden naar Engeland voor het Esperantocongres.
Why is the girl crying? Om welke reden (Nl. gewoonlijk: Waarom) huilt het meisje?
The girl cries because the bicycle was lost. Het meisje huilt om de verloren fiets.
The black cat is lying under the table. De zwarte kat ligt onder de tafel.
The letter was under the geography book. De brief was (Nl.: lag) onder het aardrijkskundeboek.
'Peter, Mary and the children are walking on the street.' 'Peter, Marie en de kinderen wandelen op straat.'
John visited the United States instead of Canada. Johan bezocht (de) VS in plaats van Canada.
'Instead of walking in the city, they went to the ranch.' 'In plaats van in de stad te wandelen, gingen ze naar het landgoed.'
The girls chatted in front of the school. De meisjes babbelden voor de school.
In front of my new house there is a big tree. Voor mijn nieuwe huis is (Nl.: staat) een grote boom.
'The old man lives beside the school.(en,apud,al,pri,el,ekster,post,sub)' De oude heer woont naast de school.
'The avaricious woman sits beside the blue table.(en,el,apud,al,kun,post)' De gierige vrouw zit naast de blauwe tafel.
The generous man gave one hundred kilograms of flour. De gulle man schonk honderd kilogram meel.
How many people live in your new house? Hoeveel mensen wonen (er) in je nieuwe huis?
Our car always stays outside the garage. Onze auto blijft altijd buiten de garage.
The children joyfully played outside the gray house. De kinderen speelden vrolijk buiten het grijze huis
'From which country do you come?(al,tra,trans,el,por,ekster,inter,post)' Uit welk land kom je?
'Our mother will come from the city.(al,tra,ekster,post,el,trans,por,pro)' Onze moeder zal uit de stad komen.
The boys ran fast among the trees. De jongens liepen snel tussen de bomen.
There is a big courtyard between the street and the school. Er is een grote binnenplaats tussen de straat en de school
England battled against France for a long time. Engeland vocht lang tegen Frankrijk.
Mark and Helen sit opposite the window. Mark en Helena zitten tegenover het venster.
They go to the factory by bicycle. 'Zij gaan op (= met! = per!) de fiets naar de fabriek.'
The old teacher wrote much with the old pen. De oude leraar heeft veel met (!) de oude pen geschreven.
After the trip to Brazil they are very happy. Na de reis naar Brazilië zijn ze heel gelukkig.
'Anthony's house stands behind the tall trees.(al,post,en,sur,antaŭ,sub)' Het huis van Anton staat achter de hoge bomen.
Today the teacher talked about history for a long time. Vandaag sprak de leraar lang over Geschiedenis.
Have you already read something about Esperanto? Heb je al iets over Esperanto gelezen?
John drinks coffee without white sugar. Johan drinkt koffie zonder witte suiker.
Small children don't live well without their mother. Kleine kinderen leven niet goed zonder moeder.
The white birds flew over the blue house. De witte vogels vlogen boven het blauwe huis.
Through where do you want to exit? Waardoor (letterlijk: Door waar!) wil je er uit gaan?
The gray female cat jumped through the window. De grijze poes sprong door het venster.
The children playfully ran around the tree. De kinderen renden (al) spelend rondom de boom.
Around the new school there is a beautiful garden. Rondom de nieuwe school is een mooie tuin.
'The big river flows past our city.(el,en,ekster,preter,inter,post,sub)' De grote rivier stroomt langs onze stad (voorbij).
The boy jumped beyond the wall. De jongen sprong aan de overkant van de muur.
'Young boys bicycled behind the old store.(en,malantaŭ,antaŭ,apud,tra)' Jonge jongens fietsten achter de oude winkel.
'Do you believe in what she says?(por,pro,al,el,en,sur,je,tra,per,apud)' 'Geloof jij in dat, wat ze zegt?'
'Napoleon was eager for conquests.(tra,sen,al,je,post,el,pro,kun,super)' Napoleon was begerig naar overwinningen.
The old lady has a heart condition. De oude mevrouw is ziek aan het hart.
At what time will you go to the city? Hoe laat (om hoeveelste uur!) ga (zal gaan!) je naar de stad?
She is as beautiful as intelligent. Ze is even mooi als intelligent.
John is taller than Mary. 'Johan is langer (hoger!), dan Maria'
The Brazilian climate is warmer than the European. 'Het Braziliaanse klimaat is warmer, dan het Europese'
The tortoise is slower than the rabbit. De schildpad is minder snel dan het konijn.
Mary writes better than Peter. Maria schrijft beter dan Piet
Who is younger? Mary or Peter? Wie is jonger (In Nl. meestal: de jongste)? Marie of Peter?
Which of you is the most diligent student? Wie van jullie is de ijverigste leerling?
The white car cost more than the blue one. De witte auto kostte meer dan de blauwe.
This book is more interesting than that magazine. Dit boek is interessanter dan die krant.
He went by bicycle as far as the other boys. Hij ging op de fiets even ver als de andere jongens.
The new shoes are as good as the old ones. De nieuwe schoenen zijn even goed als de oude.
My oldest brother is the principal of that school. Mijn oudste broer is directeur van die school.
She loves him as much as she loves her work. 'Zij houdt even veel van hem, als van het werk'
'Among a tortoise, a rabbit and a fox, which one is the slowest?' 'Tussen (Van) een schildpad, een konijn en een vos, wie is de minst snelle?'
My cousins came to visit my parents. Mijn neven en nichten kwamen mijn ouders bezoeken.
The herd of cattle started to go along the road. De kudde runderen begon langs de weg te lopen (gaan).
The huge man distributed many books. De reus deelde veel boeken uit.
That woman is Peter's ex-fiancee. 'Die vrouw is de gewezen (vroegere, voormalige) verloofde van Piet.'
The mother-in-law misunderstood the announcement. De schoonmoeder begreep de advertentie verkeerd.
After half an hour it started to rain heavily. Na een half uur begon het hevig te regenen.
Tomorrow I will try to rebuild the shack. Morgen zal ik proberen het krot te herbouwen.
The students like to look at the paintings (pictures) for a long time. De leerlingen houden er van de schilderijen te bekijken.
The European (person) gave us a dictionary. De Europeaan gaf ons een woordenboek.
Dad works in a big building. Pa werkt in een groot gebouw.
His writing is readily legible. Zijn schrift is goed leesbaar.
Friendship is worth more than gold. Vriendschap is meer waard dan goud.
'Because of the anecdote, everybody laughed loudly and raucously at the office.' Iedereen in het kantoor schaterlachte om de anekdote.
'La Fundamento de Esperanto' is a book that you should read. 'La Fundamento
People with a tendency to read learn faster. 'Mensen die graag lezen (leesgrage mensen!), leren sneller.'
The pigeons ( or doves) flew away because of the gale. De duiven vlogen uiteen door (wegens!) de storm.
Yesterday I went to sleep at nine o'clock. Gisteren viel ik om negen uur in slaap.
That boy keeps saying dirty words. 'Die jongen zegt steeds (zegt steeds = 1 woord!) vieze woorden (vieze woorden = 1 woord!)'
After three days his daughter-in-law returned. Na drie dagen kwam zijn schoondochter terug.
My step-son has to repeat the lesson. Mijn stiefzoon moet de les opnieuw maken (herdoen!).
Yesterday the movie-theater showed a lousy movie. Gisteren vertoonde de bioscoop een snertfilm.
Esperanto is a language for all of humanity. Esperanto is een taal voor de hele mensheid.
'If Pete doesn't sow, Peter will not harvest.' 'Als Pietje niet zaait, zal Piet niet oogsten.'
He who talks too much harms himself. 'Wie veel babbelt, schaadt (aan) zichzelf.'
Which are the tasks that must be done? Wat zijn de taken die gedaan moeten worden?
That man is a very thrifty person. Die heer is een erg spaarzaam mens.
Esperanto is a very flexible language. Esperanto is een erg flexibele taal.
He is the new school principal. Hij is het nieuwe schoolhoofd.
The youngest brother is a salesman. Zijn jongste broer is verkoper.
The fisherman is a reliable person. De visser is een betrouwbaar mens.
The generous man gave ten coins to the beggar. De gierige heer gaf tien munten aan de bedelaar.
Will Paul become office manager? Wordt Paul kantoorchef?
Will you travel with the small suitcase? Zul je met het koffertje reizen?
Portuguese is a Romance language. Portugees is een romaanse taal.
The servants cleaned the whole store well. De bedienden maakten de hele winkel goed schoon.
To cut bread they use a knife. Om brood te snijden gebruik je een mes.
'Zamenhof, Esperanto's author, was born in Poland.' 'Zamenhof, de auteur van Esperanto, werd in Polen geboren.'
''La Vivo de Zamenhof', by Privat, is a work worthy of reading.' ''La Vivo de Zamenhof', van Privat, is een lezenswaardig werk.'
Hundreds of Esperantists went to the first Esperanto Congress. Naar het eerste Esperantocongres gingen honderden esperantisten.
'My name is Anna, but you can call me Annie.' 'Mijn naam is Anna, maar je mag me Annie noemen.'
Many office workers work in that tall building. In dat hoge gebouw werken veel ambtenaren.
'Mom, do you know where is the ashtray?' 'Ma, weet je waar de asbak is?'
Esperanto is many times easier to learn than national languages. Esperanto is vele malen (veelvoudig!) gemakkelijker dan de nationale talen.
That new house cost me one third of all my money. Dat nieuwe huis kostte mij een derde van al mijn geld.
The girls always go by two's to the school. De meisjes gaan altijd met z'n tweeën naar (de) school.
Is that tall man Mr. Anthony? Is die lange man ('hoge man' in 1 woord!) Meneer Anton?
Two youngsters sat down on the green sofa. Twee jonge mensen gingen op de groene sofa zitten.
The child had a cold because of the cold weather. Het kind vatte kou door (wegens!) het koude weer.
Will she travel to France next week? Reist ze naar Frankrijk in de komende week?
My purse was lost during the trip to Australia. Mijn portemonnaie raakte zoek gedurende de reis naar Australië.
Repetition accelerates learning. Herhaling versnelt (maakt snel!) het leren.
'The daughter's arrival made him very, very happy.' De aankomst van de dochter maakte hem heel erg (veel) gelukkig.
Her face blushed because of her modesty. Haar gezicht werd rood wegens (haar) kuisheid.
I became an Esperantist last year. Ik werd esperantist in het afgelopen jaar.
Today the weather warmed up again. Vandaag werd het weer opnieuw warm.
She aged much because of her incurable disease. Ze verouderde veel door (wegens!) de ongeneeslijke ziekte.
The ship sank with her passengers. Het schip zonk ('verdronk') met zijn passagiers.
The ship and her passengers sank. Het schip en zijn passagiers zonken ('verdronken').
She doesn't love him. Zij houdt niet van hem.
She doesn't love herself. Zij houdt niet van zichzelf.
He came driving his new car. 'Hij kwam, zijn (eigen) nieuwe auto besturend.'
He came driving their new car. 'Hij kwam, hun nieuwe auto besturend.'
Mark and John returned to their homes. Marko en Johan kwamen bij hun huis terug.
My wife and I love our children very much. Ik en mijn vrouw houden erg van onze kinderen.
You and Peter have to carry your suitcases. Jij en Peter moeten jullie koffers meedragen (meenemen).
You and Anthony have to carry his suitcases. Jij en Anton moeten zijn koffers meenemen (meedragen).
You must always think about your actions. 'Men moet altijd nadenken over zijn handelingen (= de eigen handelingen overdenken).'
Cats care for their territory very much. Katten waken (zorgen) erg over (betreffende) hun (eigen) territorium.
She went away in spite of her husband's warnings. Zij ging weg ondanks de waarschuwingen van haar man (echtgenoot)
Martha and she asked their husbands to wait in the restaurant. Marta en zij vroegen dat hun mannen zouden wachten in het restaurant.
Walking on the street he found his lost wallet. Op straat lopend (In Nl. ook: 'Terwij hij ... liep') vond hij zijn (eigen) verloren portemonnaie terug.
A giraffe is a tall animal. Its neck is very long. Een giraffe is een hoog dier. Haar (In Nl. vaak 'Zijn') nek is erg lang.
I will wash my clothes myself. Ikzelf zal mijn kleren wassen.
'The brother came; he wants to talk to his grandmother.' 'De broer is gekomen; hij wil praten met zijn grootmoeder. ('de' grootmoeder, onderverstaan: 'van hem')'
'Here is my sister; she goes for a walk.' Ziehier mijn zus: ze gaat wandelen. (Hier is mijn zus ...)
'The swallow flies in the air; it is a beautiful bird.' 'De zwaluw vliegt in de lucht; hij is een mooie vogel. (..., het is ...)'
'Here is your new book; it is very interesting.' 'Daar is je nieuwe boek; het is erg interessant.'
He talked about himself. Hij sprak over zich(zelf).
People should live among themselves in harmony. De mensen zouden harmonieus met elkaar moeten leven.
'Esperanto is a very useful language; its grammar is regular.' 'Esperanto is een erg nuttige taal; zijn grammatica is regelmatig.'
'Andre is our neighbor; his house is very beautiful.' 'André is onze buurman; zijn huis is erg mooi.'
'Mary is our neighbor; her house is very big.' 'Maria is onze buurvrouw; haar huis is erg groot.'
The inhabitants ran away because their house burned down. 'De bewoners renden weg, want hun huis stond in brand.'
'Here are some beautiful flowers; their smell is pleasant.' 'Kijk! (Ziedaar!) mooie bloemen; hun geur is prettig.'
The (female) cat plays with its offspring. De poes speelt met haar jongen.
'He came with his son; his daughter stayed home.' 'Hij kwam met zijn zoon; zijn dochter was thuis gebleven.'
The (female) cat and its offspring play. De poes en haar jongen spelen.
She sings well. Zij zingt goed.
What is she singing? Wat zingt ze?
Yesterday it was raining when I walked. Gisteren regende het toen ik wandelde.
My father was a tailor. Mijn vader was kleermaker.
'I will go tomorrow, God willing.' 'Ik ga morgen, als God het wil (= zal willen -morgen!).'
Now I would like to rest. Nu zou ik graag uitrusten.
I would like to have such shoes. Ik zou graag zulke schoenen willen hebben.
'If I were healthy, I would be happy.' 'Als ik gezond was, zou ik gelukkig zijn.'
Tell me the truth. Zeg de waarheid tegen (aan!) mij.
Order him not to chat. 'Beveel hem, niet te babbelen (= dat hij niet babbele).'
He said he was a soldier in the Second World War. Hij zei dat hij soldaat was (geweest) in de Tweede Wereldoorlog.
He said that he is a lawyer. Hij zei dat hij advocaat was.
Peter declared that he intends to travel to Asia. Peter verklaarde dat hij van plan was naar Azië te reizen.
Please give me a cup of coffee. Wees zo goed mij een kop koffie te geven. (Geef mij a.u.b. ...)
He graciously and willingly offered me a coffee. Hij was zo goed mij koffie aan te bieden.
They courteously offered me lodging. Ze boden mij vriendelijk gastvrijheid aan.
The student must first read the lesson. De leerling moet eerst de les lezen.
'When she came back, she brought three books.' Toen ze terugkwam bracht ze drie boeken mee.
'Mary and Eve were sisters, but their destinies weren't equal.' 'Marie en Eva waren zussen, maar hun (beider) lot was niet gelijk.'
I will go if I can. 'Als ik kan, zal ik gaan.'
'When we arrive, we will talk better about the subject.' 'Als we aankomen, zullen we beter over het onderwerp met elkaar spreken.'
'However they decide, I will do it that way.' 'Zoals zij zullen beslissen, (zo) zal ik handelen.'
'If I am wrong, correct me! (A general statement about my desires)' 'Als ik fout ben, corrigeer me (dan)!'
'When I am wrong (at some moment in the future), correct me!' 'Wanneer ik fout ben (zal zijn), corrigeer me (dan)!'
'If I am wrong, I will confess my error. (A general statement about the speaker's character)' Als ik fout ben zal ik mijn fout toegeven.
'If Pete doesn't sow, Peter will not harvest. (A general statement about life)' 'Als Pietje niet zaait, zal Peter niet oogsten.'
I will go to Paris after a month. Ik ga over (na!) een maand naar Parijs.
'Although he is still a baby, he is very intelligent!' 'Hoewel hij nog een baby is, is hij erg intelligent!'
'Although he lives far away, he visits his parents every week.' 'Hoewel hij ver woont, bezoekt hij zijn ouders elke week.'
I have nothing left that could cheer me up. (if I wanted to be cheered up) 'Er rest mij niets, dat mij blij zou kunnen maken.'
'If I knew, I would say.' 'Als ik (het) wist, dan zou ik (het) zeggen.'
She would be able to ask for anything she wanted (if she were so inclined): he would give it to her. 'Ze zou alles kunnen vragen (verzoeken) wat ze wilde; hij zou het geven.'
She could ask for anything she wanted: he gave it to her. (she habitually asked) Ze mocht alles vragen wat ze wilde: hij gaf het (altijd maar).
'However much I might try, I would obtain nothing. (Hence, it's no use trying)' 'Hoe(veel) ik ook trachtte, ik zou niets bereiken.'
'However much I tried, I obtained nothing.' 'Hoe(veel) ik ook trachtte, ik bereikte niets.'
'He asked, that I put the children to sleep.' Hij vroeg (verzocht!) me de kinderen de kinderen te doen slapen.
They beseeched me to visit their new store. Zij smeekten mij hun nieuwe winkel te bezoeken.
'I already have my hat; now look for yours.' 'Ik heb mijn hoed al; zoek jij nu de jouwe.'
So be it! Laat het zo zijn! (Het zij zo!)
Strike me dead if I am lying! 'Ik mag sterven, als ik lieg!'
The devil take hold of you! Dat duivels jullie halen! (De duivel hale je!)
Maybe we will have good weather. Misschien hebben (zullen!) we goed weer.
'I doubt whether he will win, although he does everything for that.' 'Ik twijfel (eraan), of hij zal winnen, ofschoon hij er alles voor doet.'
It is unusual that he came. Het is vreemd dat hij gekomen is.
That caused me to lose a very precious hour. Dat maakte dat ik een erg kostbaar uur verloor.
'Because it was already late, I went to sleep.' 'Omdat het al laat was, (daarom) ging ik slapen.'
'Which road you should take, I don't know.' 'Welke weg je moet gaan, weet ik niet.'
Why should we now waste words on that? Waarom zouden we daar nu woorden aan verspillen?! (lett. 'verliezen')
Why are you running today like a poisoned mouse? Waarom ren je vandaag (rond) als een vergiftigde muis?
The king turned around and around in front of the mirror. De koning draaide zich steeds om en weer om voor de spiegel.
I am reading a good book. Ik lees een goed boek.
I am writing a letter to my daughter. Ik schrijf een brief aan mijn dochter.
'While he is speaking, the people are going away.' 'Terwijl hij (steeds maar door) blijft praten, gaan de mensen weg.'
I am eating lunch. Ik eet (mijn middagmaal). (Ik neem mijn middagmaal.)
King Louis XIV used to say: 'I am the state!' Koning Lodewijk de Veertiende zei altijd: 'De staat ben ik'.
Did you already read something about Esperanto? Heb je al iets over Esperanto gelezen?
John is taking coffee without white sugar. Johan drinkt koffie zonder witte suiker.
Small children do not live well without their mother. Kleine kinderen leven niet goed zonder hun (de) moeder.
The white birds flew over the blue house. De witte vogels vlogen boven het blauwe huis.
Through where do you want to exit? 'Langs waar (= Doorheen waar!) wil je buiten gaan?'
The gray female cat jumped through the window. De grijze poes sprong door het venster.
The children playfully ran around the tree. De kinderen renden speels rond de boom.
Around the new school there is a beautiful garden. Rondom de nieuwe school is (ligt) een mooie tuin.
The big river flows beside our city. De grote rivier stroomt naast onze stad.
I am eating lunch. 'De jongen sprong de muur over. (= naar de overkant van de muur)'
Some young boys bicycled around behind the old store. 'Jonge jongens fietsten achter de oude winkel (= ze waren daar aan het fietsen).'
Do you believe in what she is saying? 'Geloof je in dat, wat ze zegt?'
Napoleon was eager for conquests. Napoleon was belust op veroveringen.
The old lady has a sick heart. De oude mevrouw was ziek aan het hart.
At what time are you going to the city? 'Hoe laat (= Om welk uur) ga je (zal je gaan!) naar de stad?'
She sings well. Ze zingt goed.
What is she singing? Wat zingt ze?
Yesterday it was raining when I was walking. 'Gisteren regende het, toen ik wandelde.'
Mi father was a tailor. Mijn vader was kleermaker.
'I am going tomorrow, God willing.' 'Ik zal morgen gaan, als (= indien!) God het wil (= zal willen -morgen!).'
Now I would like to rest. Nu zou ik graag uitrusten.
I would like to have such shoes. 'Ik zou zulke schoenen willen hebben (= wensen).'
'If I were healthy, I would be happy.' 'Als ik gezond was, zou ik gelukkig zijn.'
Tell me the truth. Zeg me de waarheid.
Order him not to chat. 'Beveel hem, niet te babbelen (= dat hij niet babbele).'
He said that he was a soldier in the Second World War. 'Hij zei, dat hij soldaat (geweest!) was in de Tweede Wereldoorlog.'
He said that he is a lawyer. 'Hij zei, dat hij advocaat was.'
Peter declared that he has the intention to travel to Asia. 'Peter verklaarde, dat hij van plan was naar Azië te reizen.'
Please give me a cup of coffee. 'Wees zo goed me een kop koffie te geven. (= Geef me alsjeblieft ...)'
He willingly offered coffee to me. Hij was zo goed me koffie aan te bieden.
They amiably offered lodging to me. Zij boden me vriendelijk gastvrijheid aan.
The student must first read the lesson. De leerling moet eerst de les lezen.
'When she came back, she brought three books.' 'Toen ze terugkwam, droeg ze drie boeken bij zich (bracht ze 3 boeken mee).'
I will go if I can. 'Als ik kan, zal ik gaan.'
'When we arrive, we will talk better about the subject.' 'Als we aankomen, zullen we het onderwerp beter bespreken.'
'However they decide, I will do it that way.' 'Zoals zij besluiten, zo zal ik handelen.'
'If I am wrong, correct me!' 'Als ik fout ben, verbeter me.'
'When I am wrong, correct me!' 'Wanneer ik me zal vergissen, corrigeer me (dan).'
'If I am wrong, I will confess my error.' 'Als ik me vergis, zal ik mijn fout toegeven.'
'If Pete doesn't sow, Peter will not harvest.' 'Als Pietje niet zaait, zal Peter niet oogsten.'
I will go to Paris after a month. 'Ik ga naar Parijs over (= na!) een maand.'
'Although he is still a baby, he is very intelligent!' 'Hoewel hij nog een baby is, is hij erg intelligent.'
'Although he lives far away, he visits his parents every day.' 'Hoewel hij ver woont, bezoekt hij zijn ouders dagelijks.'
I have nothing left that could cheer me up. 'Er rest mij niets, dat mij blij zou kunnen maken.'
'If I knew, I would say.' 'Als ik (het) wist, zou ik (het) zeggen.'
She could ask for anything she wanted: he would give it to her 'Ze zou alles mogen vragen, wat ze wou: hij zou het geven.'
She could ask for everything she wanted: he gave it to her. Ze kon alles vragen wat ze wou: hij gaf het haar (altijd maar).
'Whatever I would try, I would obtain nothing.' 'Hoe(veel) ik ook mijn best deed, ik zou niets bereiken.'
'However much I tried, I obtained nothing.' 'Hoe(veel) ik ook mijn best deed (trachtte), ik bereikte niets.'
He asked that I put the children to sleep. 'Hij vroeg (verzocht!) mij, de kinderen te laten inslapen.'
They beseeched me to visit their new store. Zij smeekten mij hun nieuwe winkel te bezoeken.
'I already have my hat; now look for yours.' 'Ik heb mijn hoed al; zoek jij nu de jouwe.'
Strike me dead if I am lying! Ik mag sterven als ik lieg.
The devil take hold of you! Duivels mogen jullie halen. (De duivel hale je).
Maybe we will have good weather. Misschien zullen we goed weer hebben.
It is unusual that he came. Het is vreemd dat hij is gekomen.
That caused me to lose a very precious hour. Dat maakte dat ik een zeer kostbaar uur verloor.
'Because it was already late, I went to sleep.' 'Omdat het al laat was, (daarom) ging ik slapen.'
'Which road you should take, I don't know.' 'Welke weg je moet gaan, weet ik niet.'
Why should we now be wasting words on that! 'Waarom moeten we daar nu woorden aan verspillen (= verliezen)?'
Why are you running today like a poisoned mouse? Waarom ren je vandaag (rond) als een vergiftigde muis?
The king turned around and around in front of the mirror. De koning draaide zich gestadig om en weer om voor de spiegel.
I am reading a good book. Ik lees een goed boek.
I am writing a letter to my daughter. Ik schrijf een brief aan mijn dochter.
'While he is speaking, the people are going away.' 'Terwijl hij maar doorpraat, gaan de mensen weg.'
Find the correct translation for the word at the top of the frame. You must get at least 70% correct. 'Vorto-Ludo: Vorto = woord, Ludi = spelen (denk aan ludiek), Ludo = spel. In deze oefening moet je de juiste vertaling vinden van het woord dat verschijnt boven in het venster. Probeer, net als in de overige oefeningen, minstens 70% goed te hebben. (Start: klik op groen driehoekje. Rood blokje om te stoppen)'
Pronunciation Exercise Uitspraakoefening
'Practice your pronunciation in Esperanto. First listen carefully to the word or phrase, then repeat it, trying to accurately imitate the pronunciation. Finally, listen and compare. Repeat the exercise as many times as necessary, until your pronunciation is similar to the model. Important: Don't forget to set up your microphone for recording (consult the help of your operating system for the procedures).' 'Oefen nu uw uitspraak van het Esperanto. Luister eerst naar het woord of de zin, herhaal die dan en probeer de uitspraak te imiteren. Luister daarna en vergelijk. Herhaal zo vaak als nodig is tot uw uitspraak gelijkt op de modeluitspraak (klik op de koptelefoon om te herhalen). Belangrijk: Vergeet niet de microfoon in te stellen op opname (raadpleeg hiervoor eventueel het Windows hulpprogramma). (Je start deze les door op het groene driehoekje te klikken. Het rode blokje stopt. Voor het volgende woord: klik de groene pijl onderaan rechts)'
Auditive understanding exercise Luisteroefening
'You will hear a word. Listen carefully, then type it in the box at the bottom. If your answer is correct, the word will appear on the panel; otherwise, the word will be repeated later. You must get at least 70% correct.' 'In de volgende oefening hoor je een woord. Typ dat in het aangegeven vak en eindig met Enter. Als het goed is verschijnt het woord, anders hoor je het woord opnieuw op een ander moment tijdens de oefening. Je moet minimaal 70% goed hebben. (Start: klik op groen driehoekje. Om te stoppen op rood vierkantje)'
Exercises Oefeningen
Exercise - using the accusative 'Oefening op de naamvals-n (= 'accusatief', 'vierde naamval')'
Click the words that should receive the accusative ending (-n) to complete the translation. The sentences could appear in a different word order than the common one (subject - verb - object). Note that not every sentence requires the accusative. You must get at least 70% correct. 'Klik in deze oefening op woorden die de naamvalsuitgang -n moeten krijgen. De zinnen kunnen in een andere woordvolgorgde staan, dan de gebruikelijke (onderwerp - werkwoordsvorm - bepaling). Niet in elke zin moet beslist een naamvals -n staan. Klik op de knop onderaan om je keuze te bevestigen. Probeer ten minste 70% te halen.'
Fill the available space with the correct correlative to complete the translation. Note that some correlatives may take the plural and/or the accusative ending. Press 'Enter' or click the side button when complete. You must get at least 70% correct. 'Oriënteer je op de vertaling en vul de witte ruimte in met he gepaste correlatief (tabelwoord). Bedenk, dat enkele een meervouds-j en/of een naamvals-n kunnen krijgen. Als je denkt dat de zin juist is, klik dan op de knop onderaan, of druk op Enter. 70% goed is gewenst.'
Relatives Betrekkelijke voornaamwoorden
The 'Ki-' correlatives can also introduce sentences that are not questions. In this role they are called 'relatives' because they show the relationship between a main sentence and a secondary sentence called a subordinate clause or relative clause. 'De woorden die met KI- beginnen kunnen ook aan het begin van een niet vragende zin staan. Die woorden noem je dan betrekkelijke voornaamwoorden, omdat ze de betrekking aangeven tussen bijzin en hoofdzin.'
'I want that fruit, which you showed.' 'ik wil die vrucht, die u (je) toonde (getoond hebt).'
In the sentence above 'kiun' refers to 'tiu frukto'. In de zin hierboven heeft 'kiun' betrekking op 'tiu frukto'.
I don't understand what you are saying (that which you say). 'Ik begrijp niet (datgene,) wat je zegt.'
I saw the person whose house is white. 'Ik zag de man, wiens huis wit is.'
I found her (there) where they sell cakes. 'Ik vond haar daar, waar men koeken verkoopt.'
'Yesterday, when I was in the city, I bought flowers.' 'Gisteren, toen ik in de stad was, kocht ik bloemen.'
She is as beautiful as her mother. 'Zij is zo (= even) mooi, als de moeder.'
I bought as many (or as much) as I needed. 'Ik kocht zoveel, als ik nodig had.'
Translate to Esperanto Vertaal in Esperanto
Correlatives Correlatieven (ook 'Tabelwoorden' genoemd)
1. How does she run? 1. Hoe rent ze?
2. What are you writing? 2 Wat schrijf je?
3. I am nobody's wife? 3. Ik ben niemands vrouw (echtgenote).
4. How did you do that? 4. Hoe deed je dat (heb je dat gedaan)?
5. I am not that kind of girl. 5. Ik ben niet zo'n meisje.
6. We have all kind of cups. 6. We hebben allerlei kopjes.
7. What kind of sandwich do you have? 7. Wat voor sandwich heb jij?
8. What did you ask? '8. Wat heb je gevraagd (= Om wat heb je verzocht)?'
9. Are they all dry? 9. Zijn ze allemaal droog?
10. Who is that? 10. Wie is die?
'How?, In what manner?; as, like' 'Op welke manier, hoe'
'like that, in that way (the combination tiel . . . kiel means as . . . as)' 'Op die manier, zo'
'somehow, anyhow, in some way' 'Op een of andere manier, enigszins'
in no way 'Op geen enkele manier, geenszins'
in every way 'Op alle manieren, alleszins'
'How much?, How many?, What quantity?' Hoeveel
'that quantity, as many, as much (tiom . . . kiom means as . . . as relative to quantity)' Zoveel
'some quantity, some' 'Een onbepaalde hoeveelheid, (een beetje)'
'none, no quantity' 'Geen enkele hoeveelheid, (niets, geen)'
'all of it, the whole quantity' 'De hele hoeveelheid, (alles)'
'Why?, For what reason?' 'Om welke reden, waarom'
'for that reason, so' 'Om die reden, daarom'
for some reason 'Om een of andere reden, ergens om'
for no reason 'Om geen enkele reden, nergens om'
for every reason Om elke reden
'Whose?, Which one's?; whose' 'Van wie, wiens'
that one's Diens
'someone's, anyone's' Iemands
'nobody's, no one's' Niemands
'everybody's, everyone's' 'Van iedereen, ieders'
'What kind of?, What sort of?' 'Wat voor soort, welkdanig, wat voor, (welke)'
'that kind of, that sort of, such a' 'Zulke, zo een soort, zo een, zo 'n'
'some kind of, any kind of' 'Een of ander soort, enigerlei'
no kind of 'Geen enkel soort, generlei'
'all kinds, every kind' 'Elk soort, allerlei'
'How do you do? (literally: How are you faring?) -- I am very well, thank you!' 'Hoe stel je het? (Hoe gaat het met je?) -- Ik stel het heel wel (Het gaat heel goed met me), dank je!'
She writes as well as the teacher. 'Zij schrijft zo (of: even) goed, als de lerares.'
How much is two and two? -- Four! Hoeveel is twee en twee? -- Vier!
He ate as much as he wanted. Hij at zoveel (als) hij wilde.
Why does the child run? -- Because it is very happy. Waarom rent het kind? -- Omdat het erg blij is.
Whose book is that? -- That is John's book. Wiens boek is dat? -- Dat is het boek van Johan.
'How was your day? -- My day was very good, thank you!' 'Hoe(danig) was je dag? -- Mijn dag was erg goed, dank (je)!'
I will not eat that kind of bread. Ik zal zulk (dat soort) brood niet eten.
'Let us now introduce the remaining correlatives. Remember that the correlative system is closed, meaning it's not possible to use their beginnings or endings with any other words.' Nu gaan we de overige correlatieven ('tabelwoorden') aanpakken. We weten dat het correlatievensysteem (de 'tabel') een vast systeem is. D.w.z. er kunnen geen andere correlatieven afgeleid worden buiten de nu getoonde correlatieven.
manner 'MANIER, WIJZE'
is used to indicate or point. (Often translated as 'that' or 'those') 'Gebruikt om aan te wijzen, te tonen.'
indicates a question or introduces a relative clause. 'Wijst op een vraag; of: verwijst naar de vorige zin.'
indicates something indefinite. (often translated as 'any' or 'some') Toont onbepaaldheid.
She somehow reminds me of another person. Ze herinnert me op een of andere manier aan een andere persoon.
indicates negativeness or non-existence. Stelt de negatieve zin voor (een lege verzameling).
'In no way can I understand, what you say (literally speak).' Ik kan geenszins begrijpen wat je spreekt.
indicates all members of a group. Wijst op een volle verzameling.
They helped me in every way. Ze hielpen me op alle mogelijke manieren.
indicates quantity. Wijst op een HOEVEELHEID.
I must buy some coffee. Ik moet een beetje (een onbepaalde hoeveelheid / wat) koffie kopen.
How many children are playing in the house? -- None. Hoeveel kinderen spelen (er) in het huis? Geen (enkele).
How much gasoline do you want? - I want all that you have. 'Hoeveel benzine wil u? - Ik wil de hele hoeveelheid, die u heeft (al, wat u heeft).'
'cause, reason' 'OORZAAK, REDEN'
She is very beautiful. For that reason I love her. Ze is zeer mooi. Daarom houd ik van haar.
'For some reason, I still don't know you.' Om een of andere reden ken ik u nog niet.
You could incite him however much (you might want to). He would have no reason to be angry. Je zou hem mogen jennen hoeveel dan ook (zoveel je wil). Hij zou nergens om boos worden.
You ask why I love you. I respond: for every reason! Je vraagt waarom ik van je houd. Ik antwoord: voor alles! (om elke reden!)
shows possession Wijst op EIGENAAR.
I found someone's book. Ik vond iemands boek.
Esperanto is nobody's property Esperanto is niemands eigendom.
Esperanto is everybody's language Esperanto is ieders taal.
indicates sort or type (it can take the 'j' and 'n' endings) 'Wijst op HOEDANIGHEID, kwaliteit , soort (kan een eind -j en -n hebben)'
Do you have any kind of doubt concerning the grammar of Esperanto? Heb je enige (een of andere soort) twijfel betreffende (over) de grammatica van Esperanto?
'No, I have no kind of doubt about it.' 'Neen, ik heb generlei (= geen enkele soort) twijfel daarover (= 'over het').'
Every sort of help is welcome. Alle soort (allerlei) hulp is welgekomen (welkom).
The cat ran on the house and ruined its (that one's -- i.e. the house's) roof. De kat liep op het huis en maakte het dak ervan ('diens dak') kapot.
'They are the three brothers, who bought the store.' 'Zij zijn de drie broers, die de winkel kochten.'
What is your name? -- My name is Paul. Welke is jouw naam? -- Mijn naam is Paul.
Where do you live? -- I live in Canada. Waar woon je? -- Ik woon in Canada.
'Did you read the book, which I gave to you?' 'Las je het boek, dat ik je gaf? (Ned. meestal in voltooide tijd: 'heb je gelezen')'
When will you buy the book? -- Tomorrow morning. Wanneer zal je het boek kopen? -- Morgenochtend.
Where did you see the birds? -- I saw them in the school. Waar zag je de vogels? -- Ik zag ze op school.
What is geography? -- Geography is a science. Wat is aardrijkskunde? -- Aardrijkskunde is een wetenschap.
Who came yesterday? -- Nobody came yesterday. Wie kwam (er) gisteren? -- Niemand kwam gisteren.
That book is very good. Dat boek is erg goed.
This girl is very intelligent. Dit meisje is heel intelligent.
'Are you the child, who asked for a cake?' 'Ben jij het kind, dat om een koek vroeg?'
'They are the men, who collect postage stamps.' 'Zij zijn de mannen, die postzegels verzamelen.'
I learned Esperanto when I was in school. 'Ik leerde Esperanto (toen,) wanneer ik op school zat (was).'
'I saw the house, which they advertised in the newspaper.' 'Ik zag het huis, dat men in de krant adverteerde.'
I live there where the car is. 'Ik woon daar, waar de auto staat (is).'
Are you going to eat this sandwich? Zul je deze sandwich (op-)eten?
I didn't see the person who lives in this house. 'Ik zag degene, die in dit huis woont, niet.'
'Which men smoke in school? -- Nobody. (Nenio,Neniu,Iu,Io)' Welke vrouwen roken in de school? -- Niemand.
Who was your first teacher? -- Mr. Charles. Wie was je eerste leraar? -- Meneer Karel.
Which children asked first for a cake? -- Those children. Welke kinderen vroegen eerst om een koek? -- Die kinderen.
Whose book is that? -- That is John's book. Wiens boek is dat? -- Dat is het boek van Johan.
How much did the bicycle cost? -- It cost twenty dollars. Hoeveel kostte de fiets? -- Hij kostte twintig dollar.
Why is the child running? -- Because it is very happy. Waarom rent het kind? -- Omdat het erg blij is.
How did you travel to Canada? -- I traveled by bicycle. Hoe reisde je naar Canada? -- Ik reisde per fiets.
How is you sandwich? -- It's hot! Hoe is je sandwich? -- Hij is warm!
How is your house? -- It's big and green. Hoe is jouw huis? -- Het is groot en groen.
'How do you do? -- I'm very well, thanks!' 'Hoe stel je het? (Hoe gaat het met je?) -- Het gaat heel goed met me, dank je!'
How many children do they have? -- They have two children. Hoeveel kinderen hebben zij? -- Ze hebben twee kinderen.
He ate as much as he wanted. Hij at zoveel (als) hij wilde.
She writes as well as the female teacher. 'Zij schrijft zo ( of: even) goed, als de lerares.'
How is the bread? -- The bread is dry. Hoe(danig) is het brood? -- Het brood is droog.
How many children learn in this school? -- Two hundred! Hoeveel kinderen leren op deze school? -- Tw
She is so beautiful! Ze is zo mooi!
I won't eat that kind of bread. Ik zal zulk (dat soort) brood niet eten.
'How was your day? -- My day was very good, thanks!' 'Hoe was je dag? -- Mijn dag was erg goed, dank je!'
How much are two and two? -- Four! Hoeveel is twee en twee? -- Vier!
How many women smoke in your house? -- None. Hoeveel vrouwen roken in het huis? -- Geen enkele.
'I asked, how do you go to the school.' Ik vroeg hoe je naar school ging. (let op: in Esp. GAAT in dit geval)
'I want to travel to such a land, as Canada.' Ik wil door zo'n land als Canada reizen.
Whose book is that? -- That is John's book. Wiens boek is dat? -- Dat is het boek van Johan.
What is your name? -- My name is Paul. Welke is jouw naam? -- Mijn naam is Paul.
Where do you live? -- I live in Canada Waar woon je? -- Ik woon in Canada.
Did you read the book I gave you? 'Las je het boek, dat ik je gaf? (In Nl. meestal voltooide tijd: heb je gelezen...)'
When are you going to buy the book? -- Tomorrow morning. Wanneer zal je het boek kopen? (In Nl. meestal: Wanneer koop je ...) -- Morgenochtend.
How much did the bicycle cost? -- It cost twenty dollars. Hoeveel kostte de fiets? (In Nl. meestal : ... heeft gekost)-- Hij kostte twintig dollar.
Where did you see the birds? -- I saw them at the school. Waar zag je de vogels? -- Ik zag ze op school.
Why does the child run? -- Because it is very happy. Waarom rent het kind? -- Omdat het erg blij is.
How did you travel to Canada? -- I traveled by bicycle. Hoe reisde je naar Canada? -- Ik reisde per fiets.
How is your sandwich? -- It is hot! Hoe(danig) is je sandwich? -- Hij is warm!
What is geography? -- Geography is a science. Wat is aardrijkskunde? -- Aardrijkskunde is een wetenschap.
Who came yesterday? -- Nobody came yesterday. 'Wie kwam (er) gisteren? -- Niemand kwam gisteren. (= Gisteren is er niemand gekomen)'
That book is very good. Dat boek is zeer goed.
This girl is very intelligent. Dit meisje is heel intelligent.
Are you the child who asked for a cake? 'Ben jij het kind, dat om een koek vroeg (= verzocht)?'
They are the men who collect postage stamps. 'Zij zijn de mannen, die postzegels verzamelen.'
I learned Esperanto when I was at school. 'Ik leerde Esperanto (dan,) toen ik op school zat (=was).'
I saw the house that they advertised in the newspaper. 'Ik zag het huis, dat men in de krant adverteerde.'
I live there where the car is. 'Ik woon daar, waar de auto staat (=is).'
How is your house? -- It is big and green. Hoe is jouw huis? -- Het is groot en groen.
'How do you do? -- I am very well, thank you!' 'Hoe 'vaar' je? (= Hoe stel je het ? = Hoe gaat het met je?) -- Het gaat heel goed met me, dank je!'
How many children do they have? -- They have two children. Hoeveel kinderen hebben zij? -- Ze hebben twee kinderen.
He ate as much as he wanted. Hij at zoveel (als) hij wilde.
She writes as well as the female teacher. 'Zij schrijft zo (of: even) goed, als de lerares.'
Are you going to eat this sandwich? Zul je die sandwich (op-)eten? (In Nl. vaak: Eet je die ... op? Ga je die opeten?)
How is the bread? -- The bread is dry. Hoe(danig) is het brood? -- Het brood is droog.
I didn't see who lives in this house. 'Ik zag degene, die in dit huis woont, niet.'
How many children learn in this school? -- Two hundred! Hoeveel kinderen leren op (in!) deze school? -- Tweehonderd!
She is so beautiful! Ze is zo mooi!
I will not eat that kind of bread. Ik zal zulk (dat soort) brood niet eten. (In Nl. dikwijls: Zulk brood eet ik niet)
'How was your day? -- My day was very good, thank you!' 'Hoe was je dag? -- Mijn dag was erg goed, dank je!'
How much is two and two? -- Four! Hoeveel is twee en twee? -- Vier!
How many women smoke inside the house? -- None. Hoeveel vrouwen roken in het huis? -- Niet een. (In Nl ook: Niemand)
Which men smoke inside the school? -- None. Welke vrouwen roken in de school? -- Geen. (Niemand!)
Who was your first teacher? -- Mr. Charles. Wie was je eerste leraar? -- Meneer Karel.
Which children first asked for a cake? -- Those children. Welke kinderen vroegen (verzochten!) eerst om een koek? -- Die kinderen.
They are the three brothers who bought the store. 'Zij zijn de drie broers, die de winkel kochten (In Nl. mag: ... hebben gekocht).'
I asked how do you go to the school. Ik vroeg hoe je naar school ging. (Let op: in Esp. GAAT in dit geval!)
I desire to travel to a country like Canada. Ik wens naar zo'n (zulk) land als Canada reizen.
'This is the subject, and a subject can't end with 'n'.' Dit is het onderwerp. Een onderwerp kan nooit de -n uitgang krijgen.
'This word is a part of the subject, and a subject can't end with 'n'.' Dit woord hoort bij het onderwerp en het onderwerp kan nooit de -n uitgang krijgen.
This is the definite article. Its form does not vary. Dit is het bepalend lidwoord. Dat is een onveranderlijk woord.
'This word is the verb, so it can't end with 'n'.' Dit woord is het werkwoord. Dat kan geen -n uitgang krijgen.
Congratulations! This is the direct object and must end with 'n'. Proficiat! Dit is het lijdend voorwerp. Het krijgt de -n uitgang.
'Very good! This word is part of the direct object, so it ends with 'n'.' 'Zeer goed! Dit woord maakt deel uit van het lijdend voorwerp, daarom krijgt het de -n uitgang'
'After a preposition, don't use the 'n' ending.' Na een voorzetsel gebruik je geen -n uitgang.
This word is a preposition. It can't end with 'n'. Dit woord is een voorzetsel. Het krijgt geen -n uitgang.
This word is an adverb. It doesn't end with 'n'. Dit woord is een bijwoord. Het krijgt geen -n uitgang.
The 'n' ending should only be used when the verb 'acts' upon another person or object. This is not such a case. Gebruik de -n uitgang maar wanneer het werkwoord 'werkt' op een andere persoon of voorwerp. Dit is hier niet het geval.
This word is a numeral and can't end with 'n'. Dit woord is een telwoord. Dat krijgt geen -n uitgang.
'This word is a conjunction, so it can't end with 'n'.' Dit woord is een voegwoord. Dat krijgt geen -n uitgang.
'Words like 'saluton', 'dankon', etc. end with 'n' because they are direct objects in longer complete sentences. (e.g., 'Mi diras saluton al vi' or 'Mi esprimas mian dankon al vi.')' undefined